gepubliceerd op 30 mei 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende het halftijds brugpensioen
14 FEBRUARI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende het halftijds brugpensioen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende het halftijds brugpensioen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 februari 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2001 Halftijds brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 4 juli 2001 onder het nummer 57764/CO/109)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en op de arbeid(st)ers die zij tewerkstellen.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd gesloten rekening houdend met de bepalingen van : - de collectieve arbeidsovereenkomsten nrs. 55, 55bis en 55ter van de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties, respectievelijk verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, 16 maart 1995 en 26 mei 1998; - het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1994), laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 30 april 1999; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2001 betreffende het conventioneel voltijds brugpensioen in de kleding- en confectiesector.
Art. 3.De huidige collectieve arbeidsovereenkomst betreft de tenuitvoerlegging, op het niveau van het paritair comité, van de bepalingen van hiervoor vermelde collectieve arbeidsovereenkomst nrs. 55, 55bis en 55ter .
Art. 4.De aanvullende vergoeding, ingesteld door de hiervoor vermelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, wordt toegekend aan de in artikel 1 bedoelde werknemers op voorwaarde dat zij op het ogenblik van de vermindering van hun arbeidsprestaties de leeftijd bereikt hebben van 55 jaar.
Art. 5.De toepassing van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst kan enkel worden ingeroepen in geval van voorafgaand schriftelijk akkoord, zoals bedoeld in artikel 4 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55.
Art. 6.De artikelen 5 tot en met 11 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 zijn van toepassing op de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.
De aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 7 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst, evenals alle verplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, zijn volledig ten laste van de werkgever van de betrokken werknemer.
Teneinde in aanmerking te kunnen komen voor de aanvullende vergoeding, moet de werknemer de werkloosheidsuitkering kunnen genieten waarin de reglementering inzake werkloosheidsverzekering voor deze categorie van werknemers voorziet.
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 februari 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX