Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 december 2009
gepubliceerd op 07 januari 2010

Koninklijk besluit tot verlenging van de uitvoering van artikel 2bis, tweede lid, derde streepje, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2009011588
pub.
07/01/2010
prom.
14/12/2009
ELI
eli/besluit/2009/12/14/2009011588/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot verlenging van de uitvoering van artikel 2bis, tweede lid, derde streepje, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan ik de eer heb het ter ondertekening van Uwe Majesteit voor te leggen, beoogt de verlenging van de toepassing van de maatregel die het genot van de bestaande sociale verzekering in geval van faillissement ten gunste van de zelfstandigen tijdelijk uitbreidt tot de zelfstandigen die geconfronteerd worden met een aanzienlijke daling van hun omzet of hun inkomen, in die mate dat ze in een zodanige economische situatie terechtkomen dat er een risico op faillissement of kennelijk onvermogen bestaat.

Krachtens artikel 2bis van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, ingevoegd bij de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis, heeft Uwe Majesteit het koninklijk besluit van 14 juli 2009 genomen om de bedoelde zelfstandigen gedurende een periode gaande van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009, toe te laten gedurende een periode van maximaal 6 maanden de uitkeringen van de sociale verzekering in geval van faillissement te genieten.

De voornoemde wet van 19 juni 2009 laat in zijn artikel 34 toe deze maatregelen de verlengen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. De Regering heeft beslist van deze mogelijkheid gebruik te maken, gelet op de moeilijke economisch context. Het koninklijk besluit in kwestie werd reeds door Uwe Majesteit ondertekend op 9 december 2009.

Het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit heeft als onderwerp de verlenging van het genot van deze maatregelen uit te voeren tot en met 30 juni 2010. Het is dan ook grotendeels gelijklopend met het genoemde koninklijk besluit van 14 juli 2009, met evenwel enkele wijzigingen.

Het betreft de volgende wijzigingen : - 6 aangepaste criteria; - invoeging van een lid in het artikel 2 om te vermijden dat een zelfstandige een tweede maal de uitkering krijgt op basis van een criterium of feit waardoor hij al een eerste keer de uitkering heeft genoten; - precisering in artikel 2 dat dit koninklijk besluit ook kan ingeroepen worden door zelfstandigen die zaakvoerder, bestuurder of actieve vennoot zijn in een vennootschap, op voorwaarde dat ze aan minstens twee van de genoemde criteria voldoen; - toevoeging van een punt 5° in artikel 3, derde lid, van het koninklijk besluit van 14 juli 2009; - artikel 6, eerste lid werd vervangen door een nieuwe bepaling.

De Raad van State heeft in zijn advies een zeker aantal opmerkingen geformuleerd, opmerkingen waarop ik voor de meerderheid positief heb geantwoord. Twee opmerkingen komen me echter onterecht over en ik wens met huidig verslag te antwoorden op deze opmerkingen.

Betreffende de draagwijdte en de juridische grondslag van het ontwerp maakte de Raad van State een opmerking inzake artikel 2, tweede lid, van voorliggend ontwerp van koninklijk besluit, dat de zelfstandigen toelaat in voorkomend geval uitkeringen te genieten op basis van de twee stelsels, hetgeen, volgens de Raad van State, niet conform de juridische grondslag zou zijn die bepaalt dat de verzekering maximaal gedurende 6 maanden van toepassing is.

De bepaling in kwestie maakt het inderdaad, onder welbepaalde voorwaarden, mogelijk voor de zelfstandige die tot de doelgroep behoort, en waarvan de aanvraag werd goedgekeurd op basis het eerste koninklijk besluit van 14 juli 2009, na een tweede aanvaarde aanvraag opnieuw gedurende maximaal zes maanden de financiële uitkering te genieten.

De Raad van State verwijst naar de tekst van artikel 2bis van het genoemde koninklijk besluit van 18 november 1996 en besluit hieruit dat zelfstandigen op grond van beide regelingen (het voornoemde koninklijk besluit van 14 juli 2009 en het voorliggend ontwerpbesluit) een uitkering zouden kunnen bekomen. In dit opzicht zou dit volgens de Raad van State niet helemaal stroken met de rechtsgrond, waarin wordt bepaald dat de verzekering van toepassing is op de zelfstandigen in moeilijkheden « en dit gedurende maximum zes maanden ».

Die strikte interpretatie van de rechtsgrond kan niet worden gevolgd.

In de rechtsgrond wordt bepaald dat de sociale verzekering in geval van faillissement ten gunste van de zelfstandigen gedurende maximum zes maanden van toepassing wordt op bepaalde categorieën van zelfstandigen, door de Koning te bepalen.

De crisismaatregel bestaat erin om de zelfstandigen die behoren tot de doelgroep de financiële uitkering voorzien in het kader van de sociale verzekering in geval van faillissement te laten genieten. De doelgroep zijn de zelfstandigen in moeilijkheden. Deze personen zouden gedurende maximum zes maanden (artikel 32 van de voornoemde wet van 19 juni 2009) de bedoelde financiële uitkering kunnen genieten. Artikel 34 van dezelfde wet voorziet echter in de mogelijkheid om deze tijdelijke uitbreiding één maal te verlengen via een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit en dit voor een nieuwe periode van zes maanden.

De verlenging van de maatregel is eveneens van toepassing op aanvragen die worden gedaan in de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010. Dit heeft tot gevolg dat voor aanvragen, gedaan in de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010, gedurende maximaal zes maanden een uitkering kan worden genoten, en dit zelfs wanneer er al uitkeringen werden genoten krachtens het koninklijk besluit van 14 juli 2009. M.a.w., de zinsnede « gedurende maximum zes maanden » in het artikel 32 van de voornoemde wet van 19 juni 2009 dient te worden samen gelezen met de mogelijkheden tot verlenging voorzien in het artikel 34 van de voornoemde wet. Bijgevolg treedt er, door de beslissing tot verlenging van de toepassing van de artikelen 32 tot 34 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis, een nieuwe periode van uitbreiding van de sociale verzekering in geval van faillissement in werking. In deze periode kan er dus perfect opnieuw een uitkering gevraagd én verkregen worden.

Deze nieuwe uitkering kan men opnieuw genieten gedurende maximaal zes maanden, conform de rechtsgrond. Nergens wordt in de rechtsgrond gepreciseerd dat de uitkering slechts één keer in de carrière van de zelfstandigen kan worden genoten, en dit in tegenstelling tot de klassieke' sociale verzekering in geval van faillissement, waarbij het artikel 9 van het voornoemd koninklijk besluit van 18 november 1996 dit wel uitdrukkelijk bepaalt. Bovendien verwijst dit artikel 9 naar het artikel 2 van hetzelfde besluit, terwijl de doelgroep zelfstandigen in moeilijkheden' in artikel 2bis geviseerd worden.

De Raad van State heeft eveneens in zijn advies een opmerking geformuleerd inzake artikel 9 van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de retroactieve werking van een nieuwe toegevoegde voorwaarde om de maatregelen te genieten.

Deze nieuwe voorwaarde betreft in werkelijkheid het antwoord op een onduidelijkheid in de tekst van het koninklijk besluit van 14 juli 2009 : kan een zelfstandige die zijn activiteit als zelfstandige stopzet nog de uitkering genieten ? Het antwoord is neen, welteverstaan, aangezien deze crisismaatregelen preventieve maatregelen zijn om een faillissement te vermijden en de continuïteit van de activiteit van de zelfstandige te vrijwaren, en dit middels een bijkomende financiële uitkering.

Het betreft dus in de allereerste plaats een maatregel om de zelfstandigen die behoren tot de doelgroep aan het werk te houden. Dit betekent dan ook dat de toekenning van deze financiële uitkering na de stopzetting van de zelfstandige activiteit zou ingaan tegen de filosofie van de wettelijke bepaling.

Het kan immers niet de bedoeling zijn, dat personen die gedurende de toegekende periode van zes maanden niet langer behoren tot deze doelgroep - bijvoorbeeld omdat zij hun zelfstandige activiteit hebben stopgezet of omdat zij, ondanks de geleverde inspanningen, failliet zijn gegaan - van deze crisisuitkering zouden kunnen genieten.

Aangezien deze voorwaarde onvoldoende duidelijk voorkwam in het koninklijk besluit van 14 juli 2009, is het opportuun dit vanaf heden te verduidelijken, en dit om elke discussie hierover met de zelfstandigen uit te sluiten : de zelfstandige kan de uitkering enkel bekomen wanneer hij effectief zelfstandige in hoofdberoep blijft gedurende de zes maanden die gelijkstaan met de volledige periode van toekenning.

Deze wijziging wordt dus eveneens toegevoegd met retroactieve werking in het koninklijk besluit van 14 juli 2009 (cf. artikel 9, 2° en 3° van het ontwerpbesluit).

Het is belangrijk te noteren dat er, tot op heden, geen enkel dossier bekend is die op basis van deze wijziging zou moeten worden herzien.

Er wordt aldus geen verkregen situatie aangetast, te meer omdat deze wijziging geen betrekking heeft op de opening van het recht op de financiële uitkering zelf, maar enkel op de duur van de uitbetaling ervan.

Er moet eveneens op worden gewezen dat wanneer hij failliet gaat, de zelfstandige in dit geval de sociale verzekering in geval van faillissement kan genieten.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, de Minister van Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE

14 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot verlenging van de uitvoering van artikel 2bis, tweede lid, derde streepje, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, artikel 2bis, ingevoegd bij de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 juli 2009 tot uitvoering van artikel 2bis, alinea 2, derde streepje van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, de artikelen 2, 3, 4 en 6;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 november 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 19 november 2009;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat : Overwegende dat door de aanhoudende huidige economische crisis nog steeds veel zelfstandigen ernstige financiële moeilijkheden ondervinden;

Overwegende dat met dit koninklijk besluit wordt beoogd de financiële situatie van deze zelfstandigen te verbeteren om zo het faillissement of kennelijk onvermogen te vermijden;

Overwegende dat daarom de toepassing bovengenoemde wettelijke bepaling onverwijld dient te worden verlengd;

Overwegende dat er nog talrijke administratieve voorbereidingen dienen te gebeuren alvorens de sociale verzekeringsfondsen kunnen overgaan tot de betaling van de uitkeringen.

Gelet op het advies nr. 47.485/1 van de Raad van State, gegeven op 26 november 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Zelfstandigen en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° « het koninklijk besluit van 18 november 1996 » : het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet 13 juni 1997, zoals gewijzigd bij de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis;2° « sociale-verzekeringskas : de sociale-verzekeringskassen voor zelfstandigen, bedoeld in artikel 20, §§ 1 en 3, van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; 3° « het koninklijk besluit van 14 juli 2009 » : het koninklijk besluit van 14 juli 2009 tot uitvoering van artikel 2bis, alinea 2, derde streepje van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

Art. 2.De zelfstandigen in moeilijkheden die bedoeld zijn in artikel 2bis, derde streepje, van het koninklijk besluit van 18 november 1996, kunnen, op hun aanvraag, onder de in artikel 3 opgenomen voorwaarden, aanspraak maken op de in genoemd besluit bedoelde uitkeringen gedurende maximum 6 maanden. Worden eveneens beoogd, de zelfstandigen die een functie van zaakvoerder, bestuurder of actieve vennoot uitoefenen in een handelsvennootschap.

De zelfstandige die al een soortgelijke aanvraag vóór 1 januari 2010 heeft ingediend en verkregen krachtens het koninklijk besluit van 14 juli 2009, kan een tweede aanvraag indienen tussen 1 januari 2010 en 1 juli 2010, op voorwaarde dat niet opnieuw dezelfde criteria, noch dezelfde feiten bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 14 juli 2009 worden ingeroepen die de toekenning van de eerste aanvraag hebben gerechtvaardigd.

De zelfstandige doet een aanvraag tot het verkrijgen van de uitkering, overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 18 november 1996.

Deze aanvraag wordt gemotiveerd. Met deze motivering toont de zelfstandige door middel van een verklaring van een erkende boekhouder of een extern accountant in de zin van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten of een bedrijfsrevisor in de zin van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der bedrijfsrevisoren, of, bij gebreke hieraan, door middel van een verklaring op erewoord vergezeld van objectieve elementen, aan dat zijn economische situatie een risico op faillissement of kennelijk onvermogen inhoudt.

Bij de aanvraag voegt hij, indien nodig, de bewijsstukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, eerste lid.

Art. 3.Om de in artikel 2 bedoelde uitkering te genieten, moeten zelfstandigen bedoeld in artikel 2 op het moment van de aanvraag, aantonen te voldoen aan minstens twee van de volgende criteria : 1° uit zijn BTW-aangiftes of de BTW-aangiftes van zijn onderneming met betrekking tot het tweede, het derde of het vierde kwartaal van 2009 blijkt dat de omzet van zijn onderneming of, wanneer de zelfstandige meerdere ondernemingen heeft, de totale omzet van die ondernemingen samen, gedaald is met minstens 50 % ten opzichte van respectievelijk het tweede, het derde of het vierde kwartaal van 2008;2° de zelfstandige toont aan dat hij ten vroegste op 1 januari 2009 en ten laatste op 31 december 2009 een afbetalingsplan voor de betaling van persoonlijke schulden met betrekking tot BTW, personenbelastingen, sociale bijdragen als zelfstandige, of sociale bijdragen voor werknemers verkreeg;3° de zelfstandige toont aan dat zijn persoonlijke schulden met betrekking tot BTW, personenbelastingen, sociale bijdragen als zelfstandige, of sociale bijdragen voor werknemers, ten vroegste op 1 januari 2009 en ten laatste op 31 december 2009, door middel van een dwangbevel of dagvaarding werden ingevorderd;4° de zelfstandige kan aantonen dat hij, of zijn vennootschap, beschikte over een kaskrediet dat in de periode tussen 31 december 2009 en 1 juli 2010 door de financiële instelling werd vernietigd;5° de zelfstandige toont aan dat 50 % van zijn omzetcijfer of dat van zijn vennootschap voor de periode van 30 juni 2009 tot en met 1 juli 2010 komt van ondernemingen die failliet, of in gerechtelijke reorganisatie verklaard werden, of nog, van zelfstandigen die in collectieve schuldenregeling verklaard werden, tijdens de periode van 30 juni 2009 tot en met 1 juli 2010;6° de zelfstandige verkreeg tijdens de periode tussen 31 december 2009 en 1 juli 2010 ten persoonlijke titel een vrijstelling van sociale bijdragen in eigen naam voor minstens twee kwartalen;7° uit de BTW-aangiftes van de zelfstandige of de BTW-aangiftes van zijn vennootschap met betrekking tot tweede, het derde of het vierde kwartaal van 2009 blijkt dat de omzet van zijn onderneming of, wanneer de zelfstandige meerdere ondernemingen heeft, de totale omzet van die ondernemingen samen, met minstens 60 % is gedaald, ten opzichte van respectievelijk het tweede, het derde of het vierde kwartaal van 2007. De zelfstandige die meent te voldoen aan de criteria bedoeld in het punt 1°, 5° of 7° van het vorige lid, toont dit aan door middel van een verklaring van een erkende boekhouder of een extern accountant in de zin van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten of een bedrijfsrevisor in de zin van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der bedrijfsrevisoren.

De zelfstandigen kunnen de in artikel 2 bedoelde uitkeringen enkel verkrijgen wanneer ze : 1° hun verzekeringsplicht bewijzen in het kader van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen gedurende de vier kwartalen voorafgaand aan de eerste dag van het kwartaal volgend op datgene waarin de aanvraag wordt gedaan; 2° gedurende de onder 1° bedoelde periode de in artikel 12, § 1, en 13bis, § 2, 1°, van voormeld koninklijk besluit nr.38 beoogde bijdragen verschuldigd zijn geweest; 3° in België hun hoofdverblijfplaats hebben, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot de regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;4° geen recht op een vervangingsinkomen kunnen laten gelden;5° onderworpen blijven aan het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende het sociaal statuut van de zelfstandigen en de bijdragen beoogd in 2° gedurende de periode van toekenning van de uitkeringen van onderhavig besluit verschuldigd blijven.

Art. 4.De bepalingen van de artikelen 7bis, 8bis, en 10bis van het koninklijk besluit van 18 november 1996 zijn eveneens van toepassing.

De begunstigde van de uitkeringen verbindt zich ertoe aan de instelling die belast is met de betaling van de uitkeringen elke gebeurtenis die mogelijkerwijze de opheffing van voormelde uitkeringen met zich meebrengt, mee te delen.

Bij gebreke hieraan zal de uitkering waarvan sprake in artikel 2 integraal dienen te worden terugbetaald.

Elke wijziging in de in artikel 3, tweede lid, 1° tot 3°, en 5° bedoelde voorwaarden heeft uitwerking, voor de uitkering, met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op diegene van de wijziging.

Bovendien wordt deze uitkering opgeschort gedurende de hele maand waarin er aanspraak kan worden gemaakt op een vervangingsinkomen.

Art. 5.Op straffe van verval moet de in artikel 2 bedoelde aanvraag worden ingediend vóór 1 juli 2010.

Art. 6.De uitkering ten gunste van de in artikel 2 bedoelde personen is deze bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 november 1996.

De betaling van de in het eerste lid bedoelde maandelijkse uitkering vangt aan op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de zelfstandige zijn aanvraag heeft ingediend. Wanneer de betrokkenen in de loop van deze periode een persoon ten laste krijgen of ophouden een persoon ten laste te hebben, in de zin van artikel 225, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 wordt de wijziging in het maandelijks bedrag uitgevoerd vanaf de maand die op die gebeurtenis volgt.

Art. 7.De bepalingen van artikel 2 zijn slechts van toepassing voor zover de betrokkene niet wetens en willens onjuiste verklaringen heeft gedaan. In dat geval moeten de uitkeringen waarvan hij genoten zou kunnen hebben ingevolge de toepassing van dat artikel, teruggevorderd worden door de instellingen die deze uitkeringen uitbetaald hebben.

Art. 8.De bepalingen van de artikelen 2 tot en met 5 en 7 tot en met 14 van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 18 november 1996 zijn eveneens van toepassing op de in dit besluit bedoelde personen.

De sociale-verzekeringskas gaat na of aan de in de artikelen 2, 3, 5 en 7 van dit besluit bedoelde voorwaarden is voldaan.

Art. 9.In het koninklijk besluit van 14 juli 2009 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Artikel 2, eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Worden eveneens beoogd, de zelfstandigen die een functie van zaakvoerder, bestuurder of actieve vennoot uitoefenen in een handelsvennootschap.». 2° Artikel 3, derde lid, wordt vervolledigd als volgt : « 5° onderworpen blijven aan het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende het sociaal statuut van de zelfstandigen en de bijdragen beoogd in 2° gedurende de periode van toekenning van de uitkeringen van onderhavig besluit verschuldigd blijven. » 3° In artikel 4, vierde lid worden de woorden « 1° tot 3° » vervangen door de woorden « 1° tot 3° en 5° »;4° Artikel 6, eerste lid wordt vervangen als volgt : « De uitkering ten gunste van de in artikel 2 bedoelde personen is deze bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 november 1996.»; 5° in artikel 6, tweede lid wordt het woord « voormeld » vervangen door het woord « het » en de woorden « tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 »toegevoegd tussen de woorden « 1996 » en « wordt ».

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010 en heeft dezelfde geldingsduur als artikel 32 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis, behalve artikel 9 dat uitwerking heeft vanaf 5 augustus 2009.

Art. 11.Onze Minister van Zelfstandigen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 december 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE

^