gepubliceerd op 25 januari 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie in het opbouwwerk
14 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie in het opbouwwerk (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie in het opbouwwerk.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 2006 Toekenning van een eindejaarspremie in het opbouwwerk (Overeenkomst geregistreerd op 5 juli 2006 onder het nummer 80268/CO/329.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de organisaties die onder het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap vallen en tot de sector behoren van de door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde instituten en instellingen van het maatschappelijk opbouwwerk.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk arbeiders- en bediendepersoneel. HOOFDSTUK II. - Bepaling van het bedrag
Art. 2.§ 1. De eindejaarspremie bestaat uit een vast geïndexeerd gedeelte, een vast niet geïndexeerd gedeelte en een procentueel gedeelte op het brutojaarloon van de werknemer. § 2. Het vast geïndexeerde gedeelte bedraagt 280,81 EUR voor het jaar 2005. Dit bedrag wordt voor het jaar 2006 verhoogd met een percentage dat wordt bekomen door het indexcijfer van de consumptieprijzen dat van kracht is in de maand oktober van het jaar 2006 te delen door het indexcijfer dat van kracht is in de maand oktober van het jaar 2005. Het percentage wordt berekend tot op vier decimalen. § 3. Het vast geïndexeerde gedeelte wordt vanaf 2006 verhoogd overeenkomstig punt 2.2 van het Vlaams Akkoord voor de non-profit/social profit van 6 juni 2005, en opgebouwd tot en met 2010 volgens de fasering voorzien in dat akkoord : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 4. Het bedrag voor het jaar 2006, vastgelegd in toepassing van § 2 van dit artikel, alsook de bedragen vermeld in § 3 van dit artikel, worden met ingang van 2007 jaarlijks aangepast met toepassing van het volgende indexeringsmechanisme.
Het bedrag van het vast geïndexeerde gedeelte van het in aanmerking genomen jaar wordt bekomen door het te verhogen met een percentage dat afhangt van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Dit percentage wordt bekomen door het indexcijfer dat van kracht is in de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar te delen door het indexcijfer dat van kracht was in de maand oktober van het jaar 2006.
Het percentage wordt berekend tot op vier decimalen. § 5. Het bedrag van het totale vast geïndexeerde gedeelte van deze eindejaarspremie wordt jaarlijks vastgelegd en in de bijlage bij deze overeenkomst opgenomen.
Art. 3.Het vast niet-geïndexeerde gedeelte bedraagt 55,08 EUR.
Art. 4.§ 1. Het procentueel gedeelte bedraagt 2,5 pct. van het geïndexeerde brutojaarloon van de werknemer. § 2. Het procentueel gedeelte wordt vanaf 2006 verhoogd overeenkomstig punt 2.2 van het Vlaams Akkoord voor de non-profit/social profit van 6 juni 2005, en opgebouwd tot en met 2010 volgens de fasering voorzien in dat akkoord : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. Onder "geïndexeerde brutojaarloon" wordt verstaan : de vermenigvuldiging met twaalf van het geïndexeerd baremieke brutomaandloon van de maand oktober van het kalenderjaar, met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, maar met uitsluiting van de toeslagen. HOOFDSTUK III. - Toekenning van de eindejaarspremie
Art. 5.Aan de werknemer wordt een eindejaarspremie uitbetaald overeenkomstig de gewerkte en gelijkgestelde periodes in de referentieperiode van 1 januari tot en met 30 september van het betrokken kalenderjaar.
Een volledig gewerkte of gelijkgestelde referentieperiode komt dus overeen met een volledige eindejaarspremie, een onvolledige referentieperiode met een onvolledige eindejaarspremie, in verhouding tot de gewerkte en gelijkgestelde dagen in de referentieperiode.
Worden gelijkgesteld met gewerkte of als dusdanig beschouwde dagen, de inactiviteitsperiodes, vastgelegd bij koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsbesluiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders.
Onbetaald verlof, alle wettelijke vormen van tijdskrediet en thematische verloven worden niet gelijkgesteld met gewerkte periodes voor de toekenning van een eindejaarspremie, behoudens palliatief verlof en verlof voor verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, die gelijkgesteld worden met gewerkte periodes voor een maximumperiode van drie kalendermaanden.
Art. 6.Voor deeltijdse werknemers wordt het bedrag van de eindejaarspremie berekend in verhouding tot de contractuele arbeidstijd in de referentieperiode.
Art. 7.De eindejaarspremie is niet verschuldigd aan om dringende reden ontslagen werknemers.
Art. 8.Wanneer een werknemer tijdens de referentieperiode in of uit dienst is getreden bij de organisatie, wordt de eindejaarspremie berekend en uitbetaald volgens de gewerkte en gelijkgestelde dagen in de referentieperiode.
Art. 9.Deze overeenkomst is niet van toepassing op de werknemers die reeds een eindejaarspremie genieten die hiermee ten minste gelijkwaardig is. HOOFDSTUK IV. - Berekeningswijze
Art. 10.Iedere gewerkte of daarmee gelijkgestelde maand, tijdens de referentieperiode, geeft recht op 1/9e van het bedrag van de eindejaarspremie, berekend overeenkomstig deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Elke arbeidsovereenkomst, ingegaan voor de dertiende dag van de maand, wordt, mits de werknemer in dienst blijft tot het einde van die maand, beschouwd als een tewerkstellingsperiode voor een volledige maand.
Art. 11.Wanneer een werknemer niet het normale loon heeft genoten voor de maand oktober van het betrokken jaar, neemt men voor de berekening van het veranderlijk gedeelte van de eindejaarspremie het geïndexeerde brutojaarloon op basis van het fictieve loon van die maand. HOOFDSTUK V. - Betalingsmodaliteit
Art. 12.De eindejaarspremie is betaalbaar in de maand december van het jaar waarvoor zij wordt toegekend.
In geval van uitdiensttreding is de verschuldigde eindejaarspremie betaalbaar bij de eindafrekening. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 13.Als bijlage bij deze overeenkomst worden voor elk jaar de toepasselijke bedragen opgenomen van het vaste geïndexeerde gedeelte, het vaste niet-geïndexeerde gedeelte en het percentage voor het procentuele gedeelde van de eindejaarspremie.
Art. 14.Deze overeenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Ze vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 2002 inzake toekenning van een eindejaarspremie ter uitvoering van het Vlaams intersectoraal Akkoord voor de social-profitsector van 29 maart 2000 (registratienummer 65800/CO/329).
Ze kan worden opgezegd door elk van de partijen met een opzeggingstermijn van zes maanden, gericht bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap.
Ze wordt uitgevoerd op voorwaarde van een effectieve terbeschikkingstelling van de financiële middelen -waarin krachtens het Vlaams Akkoord voor de non profit/social profit van 6 juni 2005 is voorzien.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 2006, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie in het opbouwwerk Toepasselijke bedragen van de eindejaarspremie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN