gepubliceerd op 30 december 2005
Koninklijk besluit betreffende de erkenning van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties
14 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische Internationale Samenwerking, inzonderheid op artikel 10;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 juli 1997, als gewijzigd op 8 april 2002, betreffende de erkenning en subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en van hun federaties;
Gelet op het ministerieel besluit van 25 september 1998, als gewijzigd op 29 april 2002, houdende uitvoeringsmaatregelen van het koninklijk besluit van 18 juli 1997 betreffende de erkenning en subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en van hun federaties;
Overwegende dat artikel 10 van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische Internationale Samenwerking de minimumcriteria bepaalt waaraan een organisatie moet voldoen om te worden erkend als niet-gouvernementele organisatie, maar de Koning het recht geeft de criteria, de procedure en de modaliteiten voor de keuze van de niet-gouvernementele organisaties verder vast te leggen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën d.d. 11 oktober 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 oktober 2005;
Gelet op het besluit van de Regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies nr. 39.320/4 van de Raad van State, gegeven op 23 november 2005, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Erkenning als niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisatie
Artikel 1.§ 1. Om erkend te worden als niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisatie dient een organisatie daartoe een erkenningsaanvraag bij de Minister van Ontwikkelingssamenwerking te doen. Dit kan op elk ogenblik. § 2. De beslissing van de Minister wordt aan de organisatie medegedeeld binnen een termijn van zes maanden, volgend op de datum van de erkenningsaanvraag.
Art. 2.Op de datum van haar erkenningsaanvraag, dient de organisatie te voldoen aan volgende voorwaarden : 1° opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, zoals gewijzigd door de wet van 2 mei 2002 of een vennootschap met sociaal oogmerk zijn, overeenkomstig de wet van 13 april 1996 tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935;2° ontwikkelingssamenwerking als belangrijkste maatschappelijk doel hebben;3° activiteiten uitvoeren overeenkomstig de doelstellingen van de Belgische internationale samenwerking, bedoeld in artikel 3 van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische Internationale Samenwerking en zulks rekening houdend met de criteria van ontwikkelingsrelevantie, bedoeld in artikel 4 van dezelfde wet;4° een relevante en actuele ervaring hebben in één of meerdere domein(en) betreffende ontwikkelingssamenwerking.Deze ervaring dient te worden aangetoond aan de hand van de officiële activiteitenverslagen over de laatste drie jaar, van de organisatie die de aanvraag doet; 5° ter staving van de aanvraag kunnen voorleggen : - een beschrijving van haar visie inzake ontwikkelingssamenwerking en inzake de opdracht die zij in dat verband voor zichzelf ziet weggelegd; - een planmatige beschrijving van haar doelstellingen op middellange termijn en lange termijn, en die tevens een financieel plan inhoudt.
Dit geeft een overzicht van alle financiële middelen die de organisatie meent te kunnen inzetten voor de verwezenlijking van haar doelstellingen. Het betreft hier zowel de eigen middelen van de organisatie als de middelen afkomstig van private en publieke instanties. Deze middelen worden in het financieel plan apart vermeld volgens origine; - een beschrijving van de strategie die wordt gevolgd om deze doelstellingen te bereiken; 6° autonoom zijn, wat betekent dat een lid in actieve dienst van het personeel van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking of een lid van de beleidscel van de Minister van ontwikkelingssamenwerking geen beheersmandaat mag bekleden binnen de organisatie;7° de continuïteit van haar werking kunnen verzekeren;8° beschikken over een transparante boekhouding, overeenkomstig met het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen;9° een meerderheid van leden in de bestuursorganen hebben die de Belgische nationaliteit bezitten. HOOFDSTUK II. - « Programma »-erkenning
Art. 3.De organisaties die als NGO waren erkend volgens artikel 1, kunnen bij de Minister van ontwikkelingssamenwerking een aanvraag indienen voor een bijkomende erkenning, « Programma »erkenning genaamd.
Deze erkenning geeft hun het recht om een meerjarenprogramma voor ontwikkelingssamenwerking ter cofinanciering voor te stellen.
Art. 4.Om deze erkenning te bekomen, dient de NGO te voldoen aan volgende voorwaarden : 1° gedurende de laatste zes jaar, geregeld subsidies heeft ontvangen ten laste van het Budget Ontwikkelingssamenwerking;2° het bestaan kunnen aantonen van : - haar financiële autonomie; - een transparant financieel beheer en het bijhouden van een analytische boekhouding; - de capaciteit om de voorbereiding, de uitvoering en de follow-up van een geheel van samenwerkingsprojecten te verzekeren; - de doeltreffendheid van haar acties op het terrein. 3° een commissaris hebben aangeduid tussen de leden van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, en onafhankelijk van het feit dat aan de voorwaarden vastgelegd in artikel 17, § 5, alinea 1, van deze wet, wel of niet wordt voldaan. Toekenningsmodaliteiten voor de « programma »-erkenning
Art. 5.De « programma »-erkenning wordt toegekend op grond van een onafhankelijk expertiserapport. De periodiciteit en de praktische modaliteiten van de organisatie van deze onafhankelijke expertise worden vastgelegd door de Minister. HOOFDSTUK III. - Duur en intrekking van de erkenningen Duur van de erkenningen
Art. 6.§ 1. De erkenning als NGO zoals bedoeld in artikel 1 wordt verleend voor een verlengbare termijn van vijf jaar. De erkenning wordt stilzwijgend verlengd op voorwaarde dat de organisatie 90 dagen voor het einde van de termijn, een bijgewerkte versie voorlegt van de in artikel 2, 5° voorziene documenten en zij voldaan heeft aan alle administratieve en financiële verplichtingen ten aanzien van de Staat. § 2. De « programma »-erkenning zoals bedoeld in artikel 3, wordt toegekend voor een termijn van 10 jaar. Daarna wordt de NGO onderworpen aan een nieuwe onafhankelijke expertise. Indien de NGO geen nieuwe expertise wil of niet langer voldoet aan de voorwaarden zoals bedoeld in Artikel 4, dient zij het gesubsidieerde programma voort te zetten tot wanneer het afloopt.
Niet-verlenging en intrekking van erkenningen
Art. 7.§ 1. 1° De erkenning als NGO zoals bedoeld in artikel 1, wordt niet verlengd wanneer : - de visie en/of missie van de organisatie niet langer beantwoorden aan de doelstellingen van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking; - en/of de organisatie niet heeft voldaan aan alle administratieve of financiële verplichtingen die zij ten aanzien van de Staat is aangegaan in het kader van de subsidiëring van haar activiteiten. 2° De erkenning als NGO wordt ingetrokken indien de organisatie niet meer beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 2. § 2. De « programma »-erkenning bedoeld in artikel 3 wordt ingetrokken wanneer : - de organisatie haar erkenning als NGO verliest, of wanneer deze niet wordt verlengd; - hoewel nog erkend als NGO, de organisatie niet langer de garanties biedt vermeld in artikel 4.
Het voornemen om de erkenning in te trekken of niet te verlengen, wordt gemotiveerd en wordt per aangetekende brief ter kennis gebracht van de organisatie.
De beslissing om de erkenning in te trekken of niet te verlengen wordt genomen door de Minister, na de betrokken organisatie te hebben gehoord. Zij is behoorlijk gemotiveerd en vermeldt de mogelijkheden tot beroep.
De beslissing om de erkenning in te trekken heeft de stopzetting van de subsidie-uitkering tot gevolg. HOOFDSTUK IV. - Andere bepalingen Overgangsmaatregelen
Art. 8.De organisaties die zijn erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 juli 1997, zoals gewijzigd op 8 april 2002, inzake de erkenning en de subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en van hun federaties, zijn krachtens deze bepalingen automatisch erkend als NGO. Uiterlijk 90 dagen voor de datum van de 5e verjaardag van de datum van het ministerieel besluit waarin de erkenning wordt verleend, moeten zij voldaan hebben aan de bepalingen uit artikel 6, § 1. Voor de NGO's die vóór 1 januari 2003 waren erkend, moet de aanvraag voor verlenging ingediend worden voor 1 januari 2008.
Gedeeltelijke opheffing
Art. 9.De artikelen 2, 3, 4 en 5 van het koninklijk besluit van 18 juli 1997, zoals gewijzigd op 8 april 2002, inzake de toekenning, de schorsing en de intrekking van de erkenning, worden opgeheven.Artikel 1 van het ministerieel besluit van 25 september 1998, zoals gewijzigd op 29 april 2002 wordt opgeheven.
Uitvoering
Art. 10.Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gedaan te Brussel, 14 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, A. DE DECKER