gepubliceerd op 10 januari 2002
Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de elektriciens ressorteren
14 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de elektriciens ressorteren (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 61, § 1, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991;
Gelet op het voorstel van het Paritair Subcomité voor de elektriciens;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat er aanleiding toe bestaat zonder uitstel de opzeggingstermijnen te wijzigen in het belang van de werklieden tewerkgesteld in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens en die een belangrijke anciënniteit tellen en om sociale redenen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de elektriciens ressorteren.
Art. 2.In afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt de te geven opzeggingstermijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden, gesloten voor onbepaalde tijd, vastgesteld op : - vijf weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en twee weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die minder dan vijf jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - zes weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en twee weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen vijf en minder dan tien jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - acht weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en drie weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen tien en minder dan vijftien jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - twaalf weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en vier weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen vijftien en minder dan twintig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - zestien weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en vijf weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen twintig en minder dan vijfentwintig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - zeventien weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en zes weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die ten minste vijfentwintig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven.
Art. 3.In geval van opzegging met het oog op brugpensioen gelden de opzeggingstermijnen zoals bepaald in artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 4.De opzeggingen betekend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen behouden.
Art. 5.Het koninklijk besluit van 26 april 2000 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de elektriciens ressorteren wordt opgeheven.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 december 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 20 juli 1991, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1991.