Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 november 1997
gepubliceerd op 20 december 1997

Koninklijk besluit betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren en tot bepaling van de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke het aanwezigheidsregister moet gewaarmerkt worden

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012690
pub.
20/12/1997
prom.
13/11/1997
ELI
eli/besluit/1997/11/13/1997012690/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren en tot bepaling van de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke het aanwezigheidsregister moet gewaarmerkt worden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978, betreffende het bijhouden van sociale documenten, inzonderheid op de artikelen 4, § 2, en 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister, inzonderheid op de artikelen 1 tot 6, 8, 9, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1996, 10, en 15;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de strijd tegen het zwartwerk belangrijk is en dat het om die reden onontbeerlijk is dat het bijhouden van een aanwezigheidsregister opgelegd blijft na 1 januari 1998 voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren;

Overwegende dat het van belang is aan de werkgevers een redelijke termijn te laten om hun toe te laten alle nuttige maatregelen te nemen met het oog op de toepassing van dit besluit;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De werkgevers die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren, moeten voor hun gelegenheidswerknemers een aanwezigheidsregister bijhouden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk I, uitgezonderd artikel 7, van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder gelegenheidswerknemer of "extra", de werknemer die verbonden is gedurende maximaal twee opeenvolgende dagen met eenzelfde werkgever, door een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of door een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk.

Art. 2.Het aanwezigheidsregister bedoeld in artikel 1, eerste lid, wordt gewaarmerkt en afgeleverd door het Waarborg en Sociaal Fonds Horeca en Aanverwante Bedrijven, hierna het fonds genoemd.

Het aanwezigheidsregister bestaat uit twee delen : 1° deel A, met identificatieformulieren voor de gelegenheidswerknemers;2° deel B, met aanwezigheidsformulieren. De identificatieformulieren zijn genummerd. Het nummer van het identificatieformulier van de gelegenheidswerknemer in deel A, dient vermeld te worden op het aanwezigheidsformulier in deel B. In deel B kunnen alleen arbeidsprestaties voor gelegenheidswerknemers ingeschreven worden indien deze gelegenheidswerknemers geïdentificeerd zijn in deel A. Deel A dient de handtekeningen van de werkgever en van de gelegenheidswerknemer te bevatten die aangebracht worden op het ogenblik van inschrijving in het register.

Art. 3.In afwijking van artikel 4 van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister, bestaat ieder blad van het aanwezigheidsregister uit een origineel en uit twee uitscheurbare dubbels die hiervan een doorslag zijn.

Het eerste dubbel van het identificatieformulier in deel A dient door de werkgever onmiddellijk na inschrijving naar het fonds teruggestuurd te worden per post of per fax.

Het eerste dubbel van het aanwezigheidsformulier in deel B dient door de werkgever naar het fonds teruggestuurd te worden per post of per fax uiterlijk de laatste werkdag van de kalendermaand volgend op die waarop het formulier betrekking heeft.

Het tweede dubbel van deel A en deel B wordt gezonden naar het sociaal secretariaat waarbij de werkgever eventueel is aangesloten.

Art. 4.In afwijking van artikel 5 van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister, mag de werkgever geen individueel aanwezigheidsboekje bijhouden, maar moet hij een aanwezigheidsregister bijhouden op iedere plaats waar gelegenheidswerknemers worden tewerkgesteld ongeacht de duur van tewerkstelling op eenzelfde plaats.

Art. 5.De werkgever is voor de gelegenheidswerknemers vrijgesteld van de verplichtingen die voortvloeien uit het bijhouden en bewaren van een personeelsregister, bedoeld in artikel 3 van het voormeld koninklijk besluit van 8 augustus 1980, voor zover volgende bijkomende vermeldingen betreffende de gelegenheidswerknemers in het aanwezigheidsregister worden ingeschreven : 1° de hoofdverblijfplaats;2° de geboortedatum en -plaats;3° de nationaliteit;4° de aard en het nummer van het identiteitsbewijs;5° het identificatienummer voor de sociale zekerheid, dit is het nummer bedoeld in artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.

Art. 6.In afwijking van artikel 3, § 1, 2°, b), van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister, dient het nummer van inschrijving in het personeelsregister of het speciaal personeelsregister niet in het aanwezigheidsregister ingeschreven te worden.

In afwijking van artikel 3, § 1, 2°, c), dient de werkgever geen tijdstippen van begin en einde van de rusttijden in te schrijven.

In het vak dat de aanduiding van de maand bevat, moet het nummer vermeld worden waaronder de werkgever in België is ingeschreven bij een instelling die belast is met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen.

Art. 7.Het fonds deelt de inlichtingen bedoeld in artikel 2 mee aan de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Voorzorg, de Inspectie van de sociale wetten van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998.

Art. 9.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 november 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^