gepubliceerd op 21 juni 2017
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2016, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik, betreffende het vakbondsstatuut en de vakbondsopleiding
13 MEI 2017. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2016, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik, betreffende het vakbondsstatuut en de vakbondsopleiding (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2016, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik, betreffende het vakbondsstatuut en de vakbondsopleiding.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 mei 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2016 Vakbondsstatuut en vakbondsopleiding (Overeenkomst geregistreerd op 1 juli 2016 onder het nummer 133512/CO/102.07) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters. HOOFDSTUK II. - Draagwijdte
Art. 2.Deze overeenkomst wordt gesloten overeenkomstig de algemene principes van het statuut van de vakbondsafvaardigingen die werden vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomsten nrs. 5 tot 5quater gesloten in de Nationale Arbeidsraad (zie bijlagen).
Zij bepaalt het statuut van de vakbondsafvaardigingen van het werkliedenpersoneel voor de ondernemingen die behoren tot de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik.
Zij verbindt de representatieve organisaties van werknemers en van werkgevers.
Art. 3.De werkgevers van het bedrijf der kalksteengroeven en kalkovens van het arrondissement Doornik erkennen dat hun werkliedenpersoneel bij hen vertegenwoordigd wordt door een vakbondsafvaardiging waarvan de leden voorgedragen door één of verscheidene werkliedenorganisaties, ondertekenaars van de voornoemde collectieve overeenkomsten van de Nationale Arbeidsraad, ofwel zullen worden aangesteld, ofwel verkozen. HOOFDSTUK III. - Principe
Art. 4.De ondertekenende organisaties herinneren aan de principes uiteengezet in hoofdstuk II van de collectieve overeenkomsten nrs. 5 tot 5quater van de Nationale Arbeidsraad.
De werknemers erkennen de noodzakelijkheid van een wettig gezag van de werkgevers en zij voeren hun werk plichtsgetrouw uit.
De werkgevers eerbiedigen de waardigheid van de werknemers en zij behandelen hen rechtvaardig. Zij verbinden er zich toe hun vrijheid van vereniging en de vrije ontplooiing van hun organisatie in de inrichtingen direct noch indirect te hinderen.
De interprofessionele ondertekenende werkgeversorganisaties verbinden zich ertoe om aan hun leden aan te bevelen om geen enkele druk uit te oefenen op het personeel om hen te verhinderen om aan te sluiten bij een vakbond en om aan de werknemers die geen lid zijn van een vakbond geen andere prerogatieven toe te kennen dan aan de werknemers die aangesloten zijn bij een vakbond.
De interprofessionele ondertekenende werknemersorganisaties verbinden zich ertoe om, met naleving van de vrijheid van vereniging, aan hun constitutieve organisaties aan te bevelen om binnen de ondernemingen de praktijken van paritaire relaties in acht te nemen overeenkomstig de geest van deze overeenkomst.
De ondertekenende interprofessionele organisaties verbinden zich ertoe om aan hun aangesloten organisaties aan te bevelen om : - respectievelijk de ondernemingshoofden en de vakbondsafgevaardigden te verzoeken om in alle omstandigheden te getuigen van de geest van rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening die aan de basis ligt van de goede sociale verhoudingen in de onderneming; - erop toe te zien dat dezelfde personen de sociale wetgeving naleven, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement en gezamenlijke inspanningen doen om te zorgen voor de naleving ervan.
De ondertekenende werknemersorganisaties verbinden zich ertoe om aan hun aangesloten organisaties aan te bevelen : - om onderling tot een akkoord te komen, eventueel door een beroep te doen op het verzoenend initiatief van de voorzitter van het bevoegd paritair comité, voor de aanstelling of verkiezing in de ondernemingen, van een gemeenschappelijke vakbondsafvaardiging, rekening houdend met het aantal leden dat zij moet omvatten en met het aantal dat toekomt aan elke vertegenwoordigde organisatie, ten belope van het aantal leden; - om ervoor te zorgen dat de aangestelde afgevaardigden of de kandidaten voor de verkiezingen worden gekozen rekening houdend met de autoriteit waarover zij moeten beschikken in de uitoefening van hun functies, evenals voor hun competentie. HOOFDSTUK IV. - Bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging
Art. 5.De bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging betreft onder andere : 1) de arbeidsverhoudingen;2) de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden in de onderneming zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden die op andere vlakken zijn gesloten;3) de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, van de collectieve arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele arbeidsovereenkomsten;4) de naleving van de principes vastgesteld : - in de nationale akkoorden betreffende de vakbondsafvaardigingen; - door deze overeenkomst.
Art. 6.De vakbondsafvaardiging heeft het recht om te worden ontvangen door het ondernemingshoofd of door zijn vertegenwoordiger ter gelegenheid van elk geschil of conflict van collectieve aard dat ontstaat in de onderneming mits tijdig wordt gewaarschuwd en de motieven worden aangegeven; hetzelfde recht komt hem toe in geval van dreiging van dergelijke geschillen of conflicten.
De uren die worden besteed aan de ontmoetingen van de vakbondsafgevaardigden bij het ondernemingshoofd worden betaald als normale arbeidsuren, zelfs als de vergadering uitzonderlijk heeft plaatsgevonden buiten de normale arbeidsuren. Geen enkele premie zal worden betaald behalve die welke hoort bij de prestatie die zou zijn uitgevoerd door de afgevaardigde op het ogenblik waarop hij aan de vergadering deelneemt.
Art. 7.Elke individuele klacht wordt voorgelegd volgens de gebruikelijke hiërarchische weg door de betrokken werknemer, die op zijn verzoek wordt bijgestaan door zijn vakbondsafgevaardigde. De vakbondsafvaardiging heeft het recht om te worden ontvangen of kan worden opgeroepen ter gelegenheid van elk individueel geschil of conflict dat niet kon worden opgelost langs deze weg.
Art. 8.Teneinde de geschillen of conflicten bedoeld in de artikelen 4 en 5 hierboven te voorkomen, moet de vakbondsafvaardiging vooraf door het ondernemingshoofd worden op de hoogte gebracht van de veranderingen die de contractuele of gebruikelijke loon- en arbeidsvoorwaarden zouden kunnen wijzigen met uitsluiting van de strikt individuele informatie.
Zij zal met name worden op de hoogte gebracht van de veranderingen die voortvloeien uit de wet, de collectieve overeenkomsten of algemene bepalingen vermeld in de individuele arbeidsovereenkomsten, in het bijzonder bepalingen die een invloed hebben op de bezoldigingen en de regels inzake beroepenclassificatie.
Art. 9.Bij gebreke van een ondernemingsraad, neemt de vakbondsafvaardiging de taken, rechten en opdrachten op zich die worden toevertrouwd aan deze Raad door hoofdstuk II, artikelen 4, 5, 6, 7 en 11 van de collectieve overeenkomsten nrs. 9 tot 9quater, nr. 15 en nr. 37 gesloten in de Nationale Arbeidsraad (zie bijlagen), betreffende het informeren en raadplegen van de ondernemingsraden over de algemene vooruitzichten van de onderneming en de tewerkstellingskwesties in deze onderneming en door het koninklijk besluit van 25 september 1972 houdende regelen omtrent de inlichting van de ondernemingsraden, ter uitvoering van artikel 37, lid 2 en lid 3 van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie. HOOFDSTUK V. - Voorwaarden voor uitoefening van het vakbondsmandaat
Art. 10.De leden van de vakbondsafvaardiging beschikken in akkoord met de directie van de onderneming over de nodige faciliteiten en tijd, tijd die bezoldigd wordt als arbeidstijd, voor de collectieve of individuele uitoefening van de vakbondsopdrachten en -activiteiten waarin voorzien is door deze overeenkomst.
Deze faciliteiten worden toegekend aan het plaatsvervangend lid wanneer hij het gewoon lid vervangt. De onderneming geeft aan de vakbondsafvaardiging van het personeel het niet-exclusief gebruik van een lokaal zodat zij hun opdracht naar behoren kunnen vervullen.
Behoorlijk rekening houdend met de organisatorische eisen van de diensten, krijgen de vakbondsafgevaardigden de nodige tijd en faciliteiten om deel te nemen aan cursussen of seminaries georganiseerd door de ondertekenende organisaties in het kader van de collectieve overeenkomst over de vakbondsopleiding.
In de ondernemingen of firma's met verscheidene exploitatiezetels kunnen de verschillende vakbondsafvaardigingen, volgens de noodwendigheden en in akkoord met de directie, worden bijeengebracht voor het onderzoek van zaken van algemeen belang, ofwel onder elkaar, ofwel in aanwezigheid van de directie. HOOFDSTUK VI. - Instelling en samenstelling van de vakbondsafvaardigingen van het personeel
Art. 11.Op verzoek van één of van verscheidene werknemersorganisaties die deze overeenkomst hebben ondertekend, wordt een vakbondsafvaardiging opgericht in de exploitatiezetels.
Het aantal gewone afgevaardigden en plaatsvervangende afgevaardigden zal niet lager zijn per zetel die de werknemers tewerkstelt.
Aantal loontrekkenden
Gewone
Plaatsvervangende
Minder dan 50
2
2
Van 51 tot 150
3
3
Van 151 tot 500
5
5
Vanaf 501 loontrekkenden mag het aantal gewone afgevaardigden niet meer bedragen dan 1 pct. van het totaal aantal tewerkgestelde loontrekkenden en evenveel plaatsvervangers.
Art. 11bis.Er wordt echter onder verstaan dat gunstigere akkoorden kunnen worden gesloten in de ondernemingen, bijvoorbeeld rekening houdend met de geografische configuratie van de fabrieken of met de eisen inherent aan ploegenarbeid.
Art. 12.Om de functies van gewone of plaatsvervangende afgevaardigde te kunnen vervullen, moeten de personeelsleden zonder onderscheid van geslacht aan de volgende voorwaarden voldoen op de datum van de verkiezing of van de aanstelling : 1) ten minste 18 jaar zijn;2) ten minste sinds één jaar verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst in de onderneming.In uitzonderlijke gevallen en in akkoord met de vertegenwoordigers van de werkgevers in het paritair comité kan worden afgeweken van deze regel; 3) de pensioengerechtigde leeftijd niet hebben bereikt;4) geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel;5) zich niet in een opzeggings- of ontslagperiode bevinden; In de nieuw opgerichte ondernemingen wordt een vakbondsafvaardiging opgericht, zelfs als de kandidaten niet aan alle opgelegde voorwaarden kunnen voldoen. HOOFDSTUK VII. - Statuut van de leden van de vakbondsafvaardiging
Art. 13.De vakbondsafvaardiging wordt benoemd voor een termijn van 4 jaar. De mandaten kunnen worden vernieuwd.
Art. 14.Het mandaat van de gewone en plaatsvervangende leden loopt ten einde : a) op verzoek van de werknemersorganisatie die de kandidatuur van de betrokkenen heeft ingediend;b) door ontslag van de betrokkene;c) wanneer de betrokkene geen lid meer is van het personeel van de onderneming of van de exploitatiezetel;d) door de overgang van de categorie arbeider naar de categorie bediende;e) wegens ernstige tekortkoming;f) bij het verstrijken van de normale termijn van het mandaat.
Art. 15.De plaatsvervangende afgevaardigden hebben zitting ter vervanging van een gewoon afgevaardigde : - ingeval deze verhinderd is; - wanneer het mandaat van gewoon lid ten einde loopt om één van de redenen opgesomd in artikel 13, a), b), c), d), e); - wanneer de plaatsvervangende afgevaardigde een diepgaandere kennis van het onderzochte probleem heeft dan de gewone afgevaardigde.
Als het mandaat van een vakbondsafgevaardigde ten einde loopt in de loop van de uitoefening ervan om gelijk welke reden, en bij gebreke van een plaatsvervangend afgevaardigde, heeft de werknemersorganisatie die vertegenwoordigd wordt door het betrokken mandaat het recht om de persoon aan te stellen die het mandaat zal beëindigen.
Art. 16.De betrokken beroepsverenigingen kunnen tot een akkoord komen om de gewone en plaatsvervangende vakbondsafgevaardigden aan te stellen.
In geval van blijvende onenigheid tussen de vakbonden over de verdeling van de mandaten, zal deze worden bepaald door verkiezingen in de onderneming volgens de bepalingen waarin voorzien is in het standaardverkiezingsreglement als bijlage bij deze overeenkomst gevoegd.
Deze bepalingen kunnen worden aangepast, in onderling overleg tussen de vakorganisaties, volgens de lokale of regionale gebruiken en gewoonten of bijzonderheden. De fabrieksafvaardiging stelt in haar midden een hoofdafgevaardigde aan.
Art. 17.De vakbondsafgevaardigden hebben recht op de normale promoties en verhogingen van de werknemerscategorie waartoe zij behoren.
Art. 18.De leden van de vakbondsafvaardiging mogen niet worden ontslagen om redenen die inherent zijn aan de uitoefening van hun mandaat.
De werkgever die overweegt om een vakbondsafgevaardigde te ontslaan om gelijk welke reden, verwittigt de vakbondsafvaardiging hiervan vooraf en brengt de vakorganisatie die de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft ingediend hiervan op de hoogte.
Deze verwittiging gebeurt bij aangetekend schrijven dat uitwerking heeft op de derde werkdag volgend op de datum van de verzending.
De betrokken vakorganisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mee te delen dat zij de geldigheid van het voorgenomen ontslag weigert te aanvaarden. Deze kennisgeving gebeurt bij aangetekend schrijven. De periode van zeven dagen neemt een aanvang op de dag waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerking heeft.
Het uitblijven van reactie van de vakorganisatie moet worden beschouwd als een aanvaarding van de geldigheid van het voorgenomen ontslag.
Als de vakorganisatie weigert om de geldigheid van het beoogde ontslag te erkennen, heeft de meest gerede partij de mogelijkheid om het geval ter beoordeling voor te leggen aan het verzoeningsbureau van het paritair subcomité. De uitvoering van de ontslagmaatregel mag niet plaatsvinden tijdens de duur van deze procedure.
Er wordt overeengekomen dat de betrokken afgevaardigde zijn gebruikelijke bezoldiging ontvangt tijdens deze verzoeningsprocedure.
Indien het verzoeningsbureau niet tot een éénparig besluit is kunnen komen binnen dertig dagen na de aanvraag tot bemiddeling, wordt het geschil betreffende de geldigheid van de redenen die door de werkgever worden ingeroepen om het ontslag te verantwoorden, aan de arbeidsrechtbank voorgelegd.
Art. 19.Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in de volgende gevallen : 1) als hij een vakbondsafgevaardigde ontslaat zonder de procedure na te leven waarin voorzien is in artikel 17;2) als, op het einde van de procedures beschreven in artikel 17, de geldigheid van de redenen voor het ontslag niet wordt erkend;3) indien de werkgever de afgevaardigde heeft ontslagen wegens dringende reden en de arbeidsrechtbank het ontslag ongegrond heeft verklaard;4) indien de arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens zware fout van de werkgever die voor de afgevaardigde een reden is tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst. De forfaitaire vergoeding is gelijk aan het brutoloon van één jaar, onverminderd de toepassing van de bepalingen waarin voorzien is door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de vakbondsafgevaardigde recht heeft op de vergoeding waarin voorzien is door artikel 21, § 7 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en door artikel 1bis, § 7 van de wet van 10 juni 1952 betreffende de veiligheid en de gezondheid van de werknemers.
De niet-verkozen kandidaten worden, inzake bescherming tegen willekeurig ontslag, gelijkgesteld met de vakbondsafgevaardigden in functie. HOOFDSTUK VIII. - Informatie en raadpleging van het personeel Bemiddeling van de vrijgestelde afgevaardigden van de werknemers- en werkgeversorganisaties
Art. 20.De vakbondsafvaardiging mag, zonder dat dit de arbeidsorganisatie mag verstoren, mondeling of schriftelijk, alle nuttige mededelingen doen aan het personeel. Deze mededelingen moeten een professioneel of syndicaal karakter hebben en de goedkeuring krijgen van de vakorganisaties.
Wanneer de afvaardiging gebruik maakt van dit recht, zal zij de werkgever hiervan vooraf op de hoogte brengen.
Informatievergaderingen voor het personeel van de onderneming kunnen worden georganiseerd door de vakbondsafvaardiging, eventueel bijgestaan door de vakbondsvrijgestelden op de arbeidsplaatsen, volledig of gedeeltelijk tijdens de rusttijden of in geval van ploegenarbeid bij de wisseling van de ploegen.
De vergaderingen moeten het voorafgaand akkoord krijgen van de werkgever. Deze laatste mag dit akkoord niet om willekeurige redenen weigeren.
Art. 21.Er wordt overeengekomen dat het lokaal dat er beschikking wordt gesteld van de vakbondsafvaardiging eveneens toegankelijk is voor de vrijgestelde afgevaardigden.
Wanneer de bemiddeling van een vakbondsafvaardiging het niet heeft mogelijk gemaakt om tot een akkoord te komen met de directie voor het oplossen van een conflict, kunnen de vrijgestelde vertegenwoordigers van de ondertekenende vakorganisaties door de werkgever of de vakbondsafvaardiging worden opgeroepen om het onderzoek van de betrokken zaken voort te zetten op het niveau van de onderneming. In dit geval kan de directie zich laten bijstaan door een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisatie.
Als het conflict niet kan worden opgelost, wordt het voorgelegd aan het permanent verzoeningsbureau van het paritair subcomité. De kwesties die aan de basis van een geschil liggen worden niet ten uitvoer gelegd vóór het einde van de verzoeningsprocedure. HOOFDSTUK IX. - Geschillen
Art. 22.Ingeval het onmogelijk zou blijken om tot een akkoord te komen, verbinden de partijen zich ertoe om, alvorens werkonderbrekingen uit te lokken, de staking of lock-out uit te roepen, of een stakings- of lock-outaanzegging in te dienen, om het geschilpunt voor te leggen aan het paritair comité en om in laatste instantie te vragen om een sociaal bemiddelaar in te schakelen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. HOOFDSTUK X. - Vakbondsopleiding
Art. 23.Praktische bepalingen inzake loonverlies : - Dagploeg : ochtend of namiddag (4 uren); - Ploegenarbeid : ochtend of namiddag (8 uren), betaling van de volledige ploeg.
Alle andere gevallen zouden kunnen worden geregeld met soepelheid en gezond verstand, in het bijzonder rekening houdend met : - organisatorische problemen eigen aan de onderneming; - door het feit dat een werknemer van de ochtendploeg, van de namiddagploeg of van de nachtploeg verplicht zou kunnen zijn om een uur of twee vóór of na de normale arbeidstijd te eindigen of te beginnen om naar huis te kunnen gaan om zich om te kleden, te eten, enz.; - in andere uitzonderlijke omstandigheden waarvoor een aanvraag zou kunnen worden ingediend door het ondernemingshoofd of door de verantwoordelijke van de betrokken vakorganisatie.
Art. 24.Europese opleiding van de vakbondsafgevaardigden Een dotatie van 3.718,40 EUR per jaar voor de Europese opleidingen van de vakbondsafgevaardigden wordt door de werkgevers van het bekken gestort door bemiddeling van het "Sociaal Fonds van de kalksteengroeven en kalkovens van het Doornikse". HOOFDSTUK XI. - Geldigheid
Art. 25.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een onbepaalde tijd. Zij kan eveneens in onderling overleg onder de partijen worden herzien. Zij kan door de ene of de andere worden opgezegd, met een opzeggingstermijn van zes maanden per aangetekende brief gericht aan de ondertekenende partijen en aan de voorzitter van het paritair subcomité.
De organisatie die hiervoor het initiatief neemt, verbindt zich ertoe om de motieven van haar opzegging aan te geven en om onmiddellijk amendementsvoorstellen in te dienen die de ondertekenaars zullen bespreken in het paritair subcomité binnen de termijn van één maand vanaf de ontvangst ervan.
Art. 26.De verzoeningsprocedure waarin voorzien is in artikel 21 strekt zich uit over de duur van deze overeenkomst, met inbegrip van de opzeggingsperiode.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 mei 2017.
De Minister van Werk, K. PEETERS
Bijlage 1 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2016, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik, betreffende het vakbondsstatuut en de vakbondsopleiding
Artikel 1.De datum van de verkiezingen voor de vakbondsafvaardiging wordt vastgesteld op ............... in onderling overleg tussen de directie en de vakorganisaties.
Art. 2.De verkiezingen van de vakbondsafgevaardigden van het personeel worden georganiseerd door een verkiezingsbureau, samengesteld : a) uit een voorzitter die in onderling overleg wordt verkozen onder de vakorganisaties;b) een secretaris die op dezelfde manier wordt aangesteld en met akkoord van de voorzitter;c) twee bijzitters gekozen door de voorzitter van het verkiezingsbureau, onder de kiezers;d) getuigen ten belope van twee per lijst, aangesteld door de vakorganisaties.
Art. 3.De lijst van de arbeiders kiezers zal in verscheidene exemplaren worden opgesteld teneinde het kiesbureau ervan te voorzien en aangeplakt door de werkgever, veertien dagen vóór de datum van de verkiezingen. Hij zal aangeplakt blijven gedurende de hele tijd die voorafgaat aan de verkiezing. Elke fout of vergetelheid in deze lijst moet worden hersteld, en worden medegedeeld aan de voorzitter van het kiesbureau. De eventuele rechtzettingen worden aangeplakt. Alle werknemers die sinds ten minste één maand vóór de datum van de verkiezingen tewerkgesteld zijn, zien kiezers.
Art. 4.De vakorganisaties die de overeenkomst hebben ondertekend, de enigen die gemachtigd zijn om kandidatenlijsten voor te stellen, bezorgen hun lijst aan de voorzitter van het kiesbureau. Elke lijst heeft het recht om, onder de kiezers, twee getuigen aan te stellen, zowel voor de verkiezing als voor de telling.
De vakorganisaties maken de naam van hun getuigen bekend.
Elke lijst omvat maximaal een aantal kandidaten gelijk aan het aantal te verkiezen gewone en plaatsvervangende afgevaardigden, overeenkomstig artikel 3 van het statuut van de vakbondsafvaardiging.
Art. 5.Aangezien het begrip gezamenlijke voordracht niet wordt in overweging genomen, zullen de organisaties elk een kandidatenlijst voordragen uiterlijk tegen de 14de kalenderdag die voorafgaat aan de datum van de verkiezing en er zal moeten worden overgegaan tot de kiesverrichtingen bepaald in de volgende artikelen.
Art. 6.De lijst van de kandidaten wordt aangeplakt in de fabriek door de voorzitter van het kiesbureau gedurende de 7 kalenderdagen die voorafgaan aan de datum van de verkiezing.
Deze affiche geeft in de vorm van een kiesbiljet zoals hierna bepaald, de namen van de kandidaten, hun voornamen, adres weer.
Art. 7.Er zal één kiesbiljet zijn. Dit kiesbiljet of stembiljet omvat kolommen, met de benaming van de vakorganisaties en het nummer dat hen bij loting is toegekend en met de opsomming van de kandidaten voorgedragen door deze respectieve organisaties.
Onmiddellijk onder de aanduidingen van de benaming en het nummer van de vakorganisaties is er per lijst één enkel vakje voor de stemming.
De namen van de kandidaten van elke lijst staan vermeld in de volgorde waarin ze op de voordrachtsakte staan.
Art. 8.De stemming vindt plaats in een lokaal dat ter beschikking wordt gesteld van het kiesbureau door de directie van de fabriek. De stemuren worden zodanig vastgesteld dat de arbeiders van alle ploegen eraan kunnen deelnemen, zonder de goede werking van de onderneming te schaden.
Het ondernemingshoofd ziet erop toe dat zijn ondergeschikten voldoende tijd geven aan elke werknemer opdat deze zijn electorale verplichtingen zou kunnen vervullen. Deze tijd zal worden betaald als arbeidstijd. De kiezers zijn verplicht om te stemmen op de uren en in het lokaal dat hen door mededeling zal worden aangewezen. De stemming is geheim en gebeurt in een stemhokje. De voorzitter of de secretaris van het kiesbureau stipt de naam van de stemmers aan naargelang zij zich aanmelden, overhandigt hen hun stembiljet en ziet toe op de regelmatigheid van de verrichtingen.
Art. 9.Elke kiezer beschikt over een stem en ontvangt één biljet. Hij stemt bovenaan de lijst van zijn keuze en hiervoor maakt hij het vakje zwart bovenaan de lijst.
Art. 10.Zijn nietig : a) alle andere biljetten dan die welke aan de kiezers werden overhandigd door het kiesbureau;b) alle biljetten met een andere stem dan die welke aangeduid werd, dit wil zeggen bovenaan een lijst;c) de biljetten waarvan de vormen en afmetingen zouden veranderd zijn, die binnenin een papier of één of ander voorwerp zouden bevatten, of waarvan de auteur herkenbaar zou kunnen zijn gemaakt door een teken, een doorhaling of één of ander kenteken.
Art. 11.Wanneer de stemming afgesloten is, zorgt het kiesbureau voor de verwerking en de telling van de stemmen. Opdat de verkiezing geldig zou zijn, moet het aantal kiezers die aan de stemming hebben deelgenomen gelijk zijn aan de helft van het aantal kiezers aanwezig op het werk op de dag van de verkiezing.
In het geval waarin de verkiezing ongeldig zou worden verklaard, zou een nieuwe verkiezing kunnen plaatsvinden binnen dertig dagen met dezelfde lijst van de kiezers, deze nieuwe verkiezing zal geldig zijn ongeacht het aantal kiezers die aan de stemming hebben deelgenomen.
Art. 12.De verdeling van het aantal zetels gebeurt volgens dezelfde methode als die welke gevolgd wordt voor de verkiezingen van de ondernemingsraden en van de comités voor veiligheid en hygiëne.
Art. 13.Aan elke lijst wordt een aantal plaatsvervangende afgevaardigden toegekend dat gelijk is aan dat van de gewone afgevaardigden, in de volgorde van voordracht op hun lijst.
Art. 14.Het proces-verbaal van de verkiezing wordt onmiddellijk opgemaakt in vier exemplaren en wordt ondertekend door de leden van het kiesbureau en getuigen. Eén exemplaar wordt onmiddellijk naar de directie verstuurd, een ander aan alle vakorganisaties en het vierde wordt aangeplakt in de onderneming.
Art. 15.Elke poging tot fraude wordt ter kennis gebracht van het kiesbureau dat beslist over de gevolgen die dit teweegbrengt.
De verkiezing van een kandidaat schuldig bevonden van fraude wordt geannuleerd door de voorzitter van het bureau, in akkoord met de partijen en de verhoorde betrokkene.
Art. 16.Alle onkosten in verband met de verkiezing worden gedragen door de onderneming.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 mei 2017.
De Minister van Werk, K. PEETERS
Bijlage 2 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2016, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik, betreffende het vakbondsstatuut en de vakbondsopleiding Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen, gewijzigd en aangevuld door de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 5bis van 30 juni 1971, nr. 5ter van 21 december 1978 en nr. 5quater van 5 oktober 2011 Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
Gelet op punt 4 van de besluiten van de Economische en Sociale Conferentie van 16 maart 1970 dat inzonderheid bepaalt : - dat het statuut van de syndicale afgevaardigden zal worden aangepast wat betreft hun aantal, hun informatie en hun vorming; - dat in zekere faciliteiten moet worden voorzien met het oog op de informatie van de werknemers op de werkplaatsen;
Overwegende dat het na een ervaring van meer dan twintig jaar, noodzakelijk lijkt de nationale overeenkomst van 17 juni 1947 betreffende de algemene beginselen van het statuut der syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen aan te passen en aan te vullen en dat het past er de vorm aan te geven van een collectieve arbeidsovereenkomst, in de zin van hogergenoemde wet van 5 december 1968;
Hebben navolgende interprofessionele organisaties van werkgevers en van werknemers ... in de Nationale Arbeidsraad op 24 mei 1971 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
Gelet op punt 7 van het nationaal interprofessioneel akkoord van sociale programmatie voor 1971-1972, ondertekend op 15 juni 1971;
Overwegende dat er aanleiding is de artikelen 21 en 22 van de op 24 mei 1971 in de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen aan te vullen op grond van voornoemde beschikking;
Hebben deze organisaties op 30 juni 1971 deze collectieve arbeidsovereenkomst aangevuld.
I. Draagwijdte van de overeenkomst
Art. 17.De ondertekenende organisaties verklaren dat de essentiële beginselen betreffende de bevoegdheid en de werkingsmodaliteiten van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen bepaald worden door deze overeenkomst.
De toepassingsmodaliteiten van deze beginselen zullen verduidelijkt worden door overeenkomsten gesloten op het vlak van de paritaire comités of subcomités. Bij ontstentenis van dergelijke overeenkomsten, zullen zij op het vlak van de ondernemingen kunnen verduidelijkt worden. De betrokken partijen zullen aldus zo passend mogelijk rekening kunnen houden met de bijzondere toestanden van de verschillende bedrijfstakken en van de ondernemingen.
Commentaar De ondertekenende organisaties hebben deze overeenkomst opgevat als een collectieve kaderovereenkomst. De paritaire comités en subcomités zullen, naar gelang van de eigen toestanden van de verschillende activiteitstakken, de toepassingsregelen verduidelijken.
Bij ontstentenis van dergelijke overeenkomsten, gesloten in de schoot van het paritair comité of subcomité, zullen deze regelen kunnen worden verduidelijkt op het vlak van de onderneming.
Deze organisaties brengen in herinnering dat krachtens de algemene rechtsbeginselen van de collectieve arbeidsovereenkomsten : 1° de paritaire comités en subcomités evenals de ondernemingen de bepalingen van deze overeenkomst als minimumbepalingen moeten beschouwen;het zal hun vrij staan gunstiger schikkingen voor de werknemers te treffen, conform de beginselen die in deze overeenkomst worden gehuldigd; 2° de toepassingsregelen, bepaald door de paritaire comités of subcomités, zullen steeds kunnen aangevuld en verduidelijkt worden op het vlak van de onderneming. II. Algemene beginselen
Art. 18.De ondertekenende organisaties bevestigen navolgende beginselen : De werknemers erkennen de noodzakelijkheid van een wettig gezag van de ondernemingshoofden en zij maken ervan een erepunt hun werk plichtsgetrouw uit te voeren;
De werkgevers eerbiedigen de waardigheid der werknemers en zij maken ervan een erepunt hen met rechtvaardigheid te behandelen. Zij verbinden zich ertoe hun vrijheid van vereniging en de vrije ontplooiing van hun organisatie in de onderneming direct noch indirect te hinderen.
Commentaar Wat het laatste lid van artikel 2 betreft, zijn de ondertekenende organisaties van oordeel dat het recht op vrije ontplooiing van de syndicale organisatie in de onderneming moet gebeuren, overeenkomstig de geest van deze collectieve overeenkomst en binnen het kader ervan.
Op dit stuk dienen eveneens de gebruiken van de verschillende activiteitstakken en ondernemingen te worden geëerbiedigd.
Art. 19.De ondertekenende interprofessionele werkgeversorganisaties verbinden zich ertoe aan hun aangeslotenen aan te bevelen op het personeel geen enkele druk uit te oefenen om hen te beletten bij een vakbond aan te sluiten en aan de niet-aangesloten werknemers geen andere voorrechten dan aan de aangesloten werknemers toe te kennen.
De ondertekenende interprofessionele werknemersorganisaties verbinden zich ertoe, onder eerbiediging van de vrijheid van vereniging, aan hun organisaties, waaruit zij zijn samengesteld, aan te bevelen in de ondernemingen de praktijken van paritaire verhoudingen, die met de geest van deze overeenkomst stroken, na te leven.
Commentaar Wat lid 1 van artikel 3 betreft, moet de aansluiting bij een vakbond worden verstaan in een ruime betekenis, dit wil zeggen dat de aanbeveling niet alleen de aansluiting bij een vakbond, doch eveneens de deelneming aan de verschillende syndicale activiteiten moet beogen.
Art. 20.De ondertekenende interprofessionele organisaties verbinden zich ertoe aan hun aangesloten organisaties aan te bevelen : - respectievelijk de ondernemingshoofden en de syndicale afgevaardigden te verzoeken in alle omstandigheden blijk te geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening die bepalend zijn voor de goede sociale verhoudingen in de onderneming; - er over te waken dat dezelfde personen de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement naleven en hun inspanningen bundelen ten einde de naleving ervan te verzekeren.
Art. 21.De ondertekenende werknemersorganisaties verbinden zich ertoe aan hun aangesloten organisaties aan te bevelen : - zich onderling akkoord te stellen en daartoe eventueel beroep te doen op het verzoeningsinitiatief van de voorzitter van het bevoegd paritair comité, voor het aanwijzen of het verkiezen van een gemeenschappelijke syndicale afvaardiging in de ondernemingen, onder inachtneming van het aantal leden die zij moet tellen en dat aan elke vertegenwoordigde organisatie wegens haar ledental toekomt; - er voor te zorgen dat de aangewezen afgevaardigden of voor verkiezing voorgedragen kandidaten zouden gekozen worden voor het gezag waarover zij in het uitvoeren van hun functies moeten beschikken evenals voor hun bevoegdheid.
III. Begrip syndicale afvaardiging van het personeel
Art. 22.De werkgevers erkennen dat het bij een vakbond aangesloten personeel bij hen vertegenwoordigd is door een syndicale afvaardiging, waarvan de leden onder de werknemers van de onderneming worden aangewezen of verkozen. Door "bij een vakbond aangesloten personeel" dient te worden verstaan : het bij één van de ondertekenende organisaties aangesloten personeel. Deze vertegenwoordiging van de werknemers door de syndicale afvaardiging kan door een in het paritair comité gesloten overeenkomst worden uitgebreid tot het geheel van de personeelscategorieën, bedoeld door de collectieve arbeidsovereenkomst, die de syndicale afvaardiging instelt volgens de eigen toestanden van de verschillende bedrijfstakken en van de verschillende ondernemingen.
Commentaar Welke werknemers worden door de syndicale afvaardigingen vertegenwoordigd ? Hoewel de vertegenwoordiging van de werknemers door de syndicale afvaardiging kan worden uitgebreid tot het geheel van het personeel dat behoort tot de categorieën bedoeld door de collectieve overeenkomst tot instelling van de syndicale afvaardiging, zijn de ondertekenende organisaties van oordeel dat deze vertegenwoordiging enkel moet worden uitgebreid tot het personeel dat bestendig is tewerkgesteld, dat wil zeggen met uitsluiting van, meer in het bijzonder, de seizoenarbeiders.
IV. Oprichting en samenstelling van de syndicale afvaardigingen
Art. 23.Een syndicale afvaardiging van het personeel zal worden ingesteld volgens de hierna omschreven regelen wanneer één of meerdere werknemersorganisaties, die onderhavige overeenkomst hebben ondertekend, het ondernemingshoofd daarom zullen verzoeken.
Deze organisaties hebben het recht kandidaten voor te dragen voor de aanduiding of de verkiezing van de syndicale afvaardiging in de ondernemingen van de bedrijfstakken die onder een paritair comité vallen waarin deze organisaties vertegenwoordigd zijn.
Een werknemersorganisatie die deze overeenkomst heeft ondertekend doch niet vertegenwoordigd is in het paritair comité dat een collectieve arbeidsovereenkomst heeft gesloten over het statuut van de syndicale afvaardigingen, heeft het recht deel te nemen aan de aanduiding of aan de verkiezing van de syndicale afvaardiging in de ondernemingen waar zij het bewijs levert representatief te zijn. Dit bewijs wordt geleverd wanneer genoemde organisatie ten minste één mandaat heeft bekomen bij de vorige verkiezingen voor de oprichting van het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen. In de ondernemingen waar geen verkiezingen plaats hadden voor de oprichting van dit comité, zal de betrokken werknemersorganisatie moeten bewijzen dat zij ten minste 10 pct. van het gesyndiceerd personeel groepeert.
Art. 24.De in toepassing van onderhavige overeenkomst gesloten overeenkomsten zullen binnen de kortst mogelijke termijn inzonderheid navolgende punten bepalen : 1° het minimum aantal tewerkgestelde personeelsleden dat vereist is opdat een syndicale afvaardiging zou moeten worden ingesteld en, in voorkomend geval, het minimum aantal aanvragen vanwege de werknemers die de oprichting van een syndicale afvaardiging in de onderneming verantwoordt;2° de getalsterkte van de syndicale afvaardiging, rekening houdend met het aantal tewerkgestelde personeelsleden evenals met de arbeidsregeling, bijvoorbeeld het ploegenstelsel;3° de faciliteiten en de kredieturen die aan de syndicale afvaardiging worden verleend om haar mandaat uit te oefenen zoals het door deze overeenkomst is bepaald;4° de wijze van benoeming van de syndicale afgevaardigden : aanduiding door de in het paritair comité vertegenwoordigde syndicale organisaties of verkiezing;5° in geval van verkiezing : de voorwaarden van kiesrecht en van verkiesbaarheid, de modaliteiten van de stemming evenals de regelen welke moeten worden gevolgd voor de toewijzing van de mandaten. Zij zullen bovendien een onderzoek wijden aan : 6° de wenselijkheid in de schoot van de syndicale afvaardiging een passende vertegenwoordiging te verzekeren van de verschillende personeelscategorieën;7° de wenselijkheid, in de ondernemingen of maatschappijen met verschillende uitbatingszetels die van éénzelfde bedrijfstak afhangen, een coördinatie te verzekeren tussen de syndicale afvaardigingen van de verschillende zetels met het oog op de bespreking van de problemen van gemeen belang. Commentaar bij 2° en 6° Wat betreft de getalsterkte van de syndicale afvaardiging : De ondertekenende organisaties stellen vast dat de personeelsbezetting van de onderneming niet het enige criterium mag zijn om de getalsterkte van de syndicale afvaardiging vast te stellen.
Het is aangewezen dat de paritaire comités en de ondernemingen dienaangaande rekening zouden houden met tal van factoren, zoals de structuur van de onderneming (inzonderheid de verdeling in mindere of meerdere afdelingen en het feit of deze al dan niet onderling van elkaar verwijderd liggen), de organisatie van het werk, de arbeidstijdregelingen, meer speciaal het ploegenwerk, evenals de verdeling van het personeel onder minder of meer talrijke categorieën waarvan de belangen verschillend zijn.
Art. 25.De organisaties, aangesloten bij de interprofessionele werknemersorganisaties die onderhavige overeenkomst hebben ondertekend, zullen er over waken dat de aangeduide afgevaardigden of de kandidaten die voor de verkiezingen van de syndicale afvaardigingen worden voorgedragen zoveel mogelijk representatief zijn voor de verschillende afdelingen van de onderneming.
Art. 26.Indien het mandaat van een syndicale afgevaardigde om gelijk welke reden een einde neemt tijdens de uitoefening ervan, heeft de werknemersorganisatie waartoe deze afgevaardigde behoort, bij ontstentenis van een plaatsvervangende afgevaardigde, het recht de persoon aan te duiden die het mandaat zal voleindigen.
Commentaar De ondertekenende organisaties zijn van oordeel dat de tekst van dit artikel niet noodzakelijk betekent dat de verkiezing moet uitgesloten worden om de persoon aan te duiden die het mandaat zal voltooien.
V. Bevoegdheid van de syndicale afvaardiging
Art. 27.De bevoegdheden van de syndicale afvaardiging hebben onder meer betrekking op : 1° de arbeidsverhoudingen;2° de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve overeenkomsten of akkoorden in de schoot van de onderneming, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de collectieve overeenkomsten of akkoorden die op andere vlakken zijn gesloten;3° de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, van de collectieve arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele arbeidsovereenkomsten;4° de naleving van de algemene beginselen bepaald in de artikelen 2 tot 5 van onderhavige overeenkomst. Commentaar bij 2° Wat betreft de bevoegdheid van de syndicale afvaardiging om te onderhandelen met het oog op het sluiten van collectieve overeenkomsten of akkoorden in de schoot van de onderneming, zijn de ondertekenende organisaties van oordeel dat deze beschikking geen afbreuk doet aan het recht van de syndicale organisaties collectieve overeenkomsten op het vlak van de onderneming te sluiten.
Art. 28.De syndicale afvaardiging heeft het recht door het ondernemingshoofd of door zijn vertegenwoordiger te worden gehoord naar aanleiding van elk geschil of betwisting van collectieve aard die zich in de onderneming voordoet, zij heeft hetzelfde recht wanneer dergelijke geschillen of betwistingen dreigen te ontstaan.
Art. 29.Elke individuele klacht wordt langs de gewone hiërarchische weg ingediend door de belanghebbende werknemer, die op zijn verzoek wordt bijgestaan door zijn syndicale afgevaardigde. De syndicale afvaardiging heeft het recht te worden gehoord naar aanleiding van elk individueel geschil of elke betwisting die langs deze weg niet kon worden opgelost.
Art. 30.Ten einde de in voorgaande artikelen 12 en 13 bedoelde geschillen of betwistingen te voorkomen, moet de syndicale afvaardiging van het personeel voorafgaandelijk door de werkgever worden ingelicht over de veranderingen die de contractuele of gebruikelijke arbeids- en beloningsvoorwaarden kunnen wijzigen, met uitzondering van inlichtingen van individuele aard. Zij zal inzonderheid worden ingelicht over de wijzigingen welke voortvloeien uit de wet, de collectieve overeenkomsten of de bepalingen van algemene aard die in de individuele arbeidsovereenkomsten zijn opgenomen, voornamelijk de bepalingen die een weerslag hebben op de loonschalen en de regelen van beroepsclassificatie.
Art. 31.Het is de taak van de paritaire comités, volgens de eigen toestanden van de diverse activiteitssectoren, de in de artikelen 11 tot 14 bepaalde bevoegdheden nader te omschrijven.
VI. Statuut van de leden van de syndicale afvaardiging
Art. 32.De paritaire comités zullen de duur van het mandaat van de leden van de syndicale afvaardiging vaststellen; deze duur mag geen vier jaar overschrijden. De mandaten zijn hernieuwbaar.
Zij zullen eveneens de voorwaarden vaststellen waaronder een einde kan worden gemaakt aan het mandaat van de afgevaardigden. Dit mandaat zal in elk geval kunnen eindigen op verzoek van de werknemersorganisatie die de kandidatuur van de afgevaardigde heeft voorgedragen.
Art. 33.Het mandaat van syndicale afgevaardigde mag geen aanleiding geven tot enig nadeel of speciale voordelen voor diegene die het uitoefent. Dit betekent dat de afgevaardigden recht hebben op de normale promoties en bevorderingen van de categorie werknemers waartoe zij behoren.
Art. 34.De leden van de syndicale afvaardiging mogen niet worden afgedankt om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat.
De werkgever die voornemens is een syndicale afgevaardigde om gelijk welke reden, met uitzondering van dringende reden, af te danken, verwittigt voorafgaandelijk de syndicale afvaardiging evenals de syndicale organisatie die de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft voorgedragen. Deze verwittiging gebeurt bij aangetekend schrijven dat uitwerking heeft op de derde dag volgend op de datum van verzending.
De betrokken syndicale organisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mee te delen dat zij de geldigheid van de voorgenomen afdanking weigert te aanvaarden. Deze mededeling zal gebeuren bij aangetekend schrijven; de periode van zeven dagen neemt een aanvang op de dag waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerking heeft.
Het uitblijven van reactie van de syndicale organisatie moet beschouwd worden als een aanvaarding van de geldigheid van de voorgenomen afdanking.
Indien de syndicale organisatie weigert de geldigheid van de voorgenomen afdanking te aanvaarden, heeft de meest gerede partij de mogelijkheid het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het paritair comité voor te leggen; de maatregel tot afdanking mag niet worden uitgevoerd gedurende de duur van deze procedure.
Indien het verzoeningsbureau tot geen éénparige beslissing is kunnen komen binnen de dertig dagen van de aanvraag tot tussenkomst, zal het geschil betreffende de geldigheid van de redenen die door de werkgever worden ingeroepen om de afdanking te verantwoorden, aan de arbeidsrechtbank worden voorgelegd.
Commentaar Wat betreft de geldigheid van de redenen van afdanking van een syndicale afgevaardigde : Wanneer de ondertekenende organisaties het beginsel huldigen dat de syndicale afgevaardigde niet mag worden afgedankt om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van zijn mandaat, bedoelen zij zowel de syndicale activiteiten van de betrokkenen in de ruime betekenis van het woord als de uitoefening van het mandaat van afgevaardigde.
Voor het overige kan de syndicale afgevaardigde, zoals elke andere werknemer, worden afgedankt om economische en technische of om persoonlijke redenen die vreemd zijn aan zijn syndicale activiteit.
Wat betreft de dringende reden (die de afdanking van de afgevaardigde kan verantwoorden zonder voorafgaandelijke verwittiging van de syndicale afvaardiging en van de syndicale organisatie) mag de beroepsonbekwaamheid wettelijk niet worden ingeroepen, tenzij in geval van belangrijke beroepsfout, waarvan het bewijs door de werkgever moet worden geleverd.
Art. 35.In geval van afdanking van een syndicale afgevaardigde wegens zware fout, moet de syndicale organisatie daarvan onmiddellijk worden op de hoogte gebracht.
Art. 36.Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in navolgende gevallen : 1° indien hij een syndicale afgevaardigde afdankt zonder de in voornoemd artikel 18 bepaalde procedure na te leven;2° indien, op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen van afdanking, rekening houdend met de bepaling van artikel 18, lid 1, door het verzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend;3° indien de werkgever een afgevaardigde heeft ontslagen wegens dringende reden en de arbeidsrechtbank het ontslag ongegrond heeft verklaard;4° indien de arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens zware fout van de werkgever die voor de afgevaardigde een reden is tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst. De forfaitaire vergoeding is gelijk aan de bruto bezoldiging van één jaar, onverminderd de toepassing van de artikelen 22 en 24 van de wet van 10 maart 1900 op de arbeidsovereenkomst en van de artikelen 20 en 21 van de gecoördineerde wetten betreffende het bediendencontract(1).
Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de syndicale afgevaardigde de vergoeding ontvangt bepaald in artikel 21, § 7 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en in artikel 1bis, § 7 van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers. [Art. 20bis.
Bij wijziging van werkgever ingevolge een overgang van een onderneming of van een gedeelte van een onderneming krachtens overeenkomst [of ingevolge een overdracht onder gerechtelijk gezag van het geheel of een gedeelte van een onderneming of van haar activiteiten](2) geldt navolgende regeling : a) Met betrekking tot het genot van de beschermingsmaatregelen, bepaald bij onderhavig hoofdstuk VI : De bescherming, voorzien bij de artikelen 18 tot 20, is van toepassing op de syndicale afgevaardigden van de onderneming, die overgaat, of het gedeelte ervan, dat overgaat, tot op het ogenblik dat een nieuwe syndicale afvaardiging wordt samengesteld of, indien de afgevaardigden niet opnieuw aangeduid of herkozen worden, tot op het ogenblik dat de conventionele duur van hun mandaat zou verstreken zijn;te dien einde worden die syndicale afgevaardigden beschouwd alsof zij hun mandaat verder uitoefenen binnen de hiervoor vermelde tijdslimieten. b) Met betrekking tot de voortzetting van de uitoefening van het mandaat : 1° Indien bij de overgang de autonomie van de onderneming of van het gedeelte van de onderneming, op het vlak waarvan de syndicale afvaardiging werd opgericht, behouden blijft, blijven de syndicale afgevaardigden hun mandaat verder uitoefenen tot op het ogenblik dat het verstrijkt;2° Voor het geval dat de autonomie van de onderneming of van het gedeelte van de onderneming, op het vlak waarvan de syndicale afvaardiging werd opgericht, niet behouden blijft, wordt de syndicale afvaardiging uiterlijk zes maanden na de overgang weder samengesteld. Tot op het ogenblik van de wedersamenstelling blijven de syndicale afgevaardigden hun mandaat verder uitoefenen.](3) [Commentaar 1. Onderhavig artikel omvat een aantal bepalingen betreffende het statuut van de leden van de syndicale afvaardiging, bij wijziging van werkgever ingevolge een overgang van een onderneming of van een gedeelte van een onderneming krachtens overeenkomst [of bij wijziging van werkgever ten gevolge van een overdracht onder gerechtelijk gezag van het geheel of een gedeelte van een onderneming of van haar activiteiten](4). Deze bepalingen hebben enerzijds betrekking op de bescherming tegen ontslag van de bij de overgang betrokken afgevaardigden en anderzijds op de voortzetting van de uitoefening van het mandaat na de overgang. 2. Op te merken valt dat in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst verscheidene malen verwezen wordt naar conventionele regelingen, die in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst zijn tot stand gekomen.Dienaangaande dient de aandacht te worden gevestigd op het artikel 20 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, luidens hetwelk in geval van een gehele of een gedeeltelijke overdracht van een onderneming, de nieuwe werkgever de overeenkomst die de vroegere werkgever bond, moet eerbiedigen totdat zij ophoudt uitwerking te hebben. 3. a) De bescherming van de syndicale afgevaardigden wordt geregeld bij de artikelen 18 tot 20 van deze overeenkomst. In artikel 18, lid 1 wordt bepaald dat de leden van de syndicale afvaardiging niet mogen ontslagen worden om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat.
Bij een [conventionele overgang of overgang onder gerechtelijk gezag](5) van een onderneming kan het lid 1 van artikel 18 uiteraard slechts toepasselijk blijven op syndicale afgevaardigden die hun mandaat na de overgang blijven uitoefenen.
Om aan diegenen, die na een [conventionele overgang of overgang onder gerechtelijk gezag](6) hun mandaat niet behouden, het voordeel van de beschermingsmaatregelen te laten genieten, is het bijgevolg noodzakelijk een bijzondere regeling uit te werken.
Deze bijzondere regeling is vervat in onderhavig artikel : wat het genot van de beschermingsmaatregelen betreft, worden degenen, die hun mandaat verloren hebben, gelijkgesteld met degenen die hun mandaat behouden hebben.
Zulks sluit in dat de in artikelen 18, lid 2 en volgende, 19 en 20 vervatte beschermingsregeling voor de afgevaardigden, die hun mandaat verloren hebben, integraal van toepassing blijft.
Bijgevolg dient de werkgever, die voornemens is een dergelijke werknemer af te danken, de in de voormelde artikelen 18 en 19 bepaalde procedures in acht te nemen; het niet-naleven van deze procedures wordt gesanctioneerd volgens de regeling bepaald bij artikel 20.
Uit de niet-toepasselijkheid van artikel 18, lid 1 mag geenszins worden afgeleid dat de syndicale afgevaardigde, die bij een [conventionele overgang of overgang onder gerechtelijk gezag](7) zijn mandaat verloren heeft, zou kunnen ontslagen worden om redenen die verband houden met de syndicale activiteiten.
Inderdaad, alhoewel deze werknemer niet langer zijn mandaat uitoefent, is het mogelijk dat hij toch geroepen wordt om dergelijke activiteiten uit te oefenen.
Dienaangaande valt op te merken dat de bescherming van de werknemer met betrekking tot die activiteiten, die niet rechtstreeks uit de uitoefening van een mandaat voortvloeien, ook gewaarborgd wordt door andere dan de hiervoor vermelde bepalingen (wet van 24 mei 1921 tot waarborging der vrijheid van vereniging; artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, dat betrekking heeft op de willekeurige afdanking van werklieden). b) Wat de duur van de hiervoor uiteengezette bijzondere beschermingsregeling betreft, geldt het navolgende : de syndicale afgevaardigden worden beschermd tot op het ogenblik van de wedersamenstelling van de syndicale afvaardiging of, indien de afgevaardigden bij die gelegenheid niet opnieuw aangeduid of herkozen worden, tot op het ogenblik van het verstrijken van de termijn, die overeenstemt met de conventionele duur van het mandaat, dat de afgevaardigden in de overgegane onderneming uitoefenden. Deze laatste termijn geldt eveneens, indien er geen wedersamenstelling plaatsvindt, omdat de voorwaarden tot oprichting van een syndicale afvaardiging, vervat in een bij toepassing van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 gesloten overeenkomst, niet vervuld zijn. 4. Wat de uitoefening van het mandaat betreft, geldt een verschillende regeling naargelang de autonomie van de onderneming die overgaat, of het gedeelte dat overgaat, al dan niet behouden blijft. Om te bepalen of de autonomie van een onderneming bij een [conventionele overgang of overgang onder gerechtelijk gezag](8) al dan niet behouden blijft, dient te worden nagegaan of de onderneming haar aard van technische bedrijfseenheid, in de zin van de wetgeving betreffende de ondernemingsraden, al dan niet behouden heeft.
Indien de autonomie behouden blijft, oefenen de syndicale afgevaardigden hun mandaat verder uit tot de conventionele duur ervan verstreken is.
Blijft de autonomie daarentegen niet behouden, dan dient de syndicale afvaardiging ten laatste zes maanden na de overgang weder samengesteld te worden, voor zover de voorwaarden tot oprichting van een syndicale afvaardiging, vervat in de bij toepassing van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 gesloten overeenkomsten, vervuld zijn. In afwachting van die wedersamenstelling, voor zover die vereist is volgens de vermelde conventionele regelingen en meer bepaald die welke betrekking hebben op het vereiste personeelseffectief, blijven de afgevaardigden hun mandaat verder uitoefenen.
Deze regeling moet te goeder trouw worden toegepast. Indien door de houding van de werkgever de wedersamenstelling binnen de zes maanden niet heeft kunnen plaatsvinden, dan blijven de syndicale afgevaardigden verder hun mandaat uitoefenen. Is de wedersamenstelling daarentegen niet gebeurd als gevolg van de houding van de werknemersorganisaties, dan verliezen de syndicale afgevaardigden zes maanden na de overgang hun mandaat. 5. De bij artikel 20bis vastgestelde regeling inzake de voortzetting van de uitoefening van het mandaat sluit geenszins uit dat op het vlak van de paritaire comités of subcomités of op het vlak van de ondernemingen voordeliger regelingen worden uitgewerkt.](9) VII. Voorwaarden waaronder het mandaat van syndicale afgevaardigde wordt uitgeoefend
Art. 37.De leden van de syndicale afvaardiging zullen over de nodige tijd en faciliteiten beschikken, vastgesteld op het vlak van de activiteitssector of, bij ontstentenis ervan, op het vlak van de onderneming, en bezoldigd als arbeidstijd om de in deze overeenkomst omschreven syndicale opdrachten en activiteiten collectief of individueel uit te oefenen.
De onderneming zal een lokaal ter beschikking stellen van de syndicale afvaardiging van het personeel, ten einde haar toe te laten haar opdracht passend te vervullen. [Met inachtneming van de organisatorische noodwendigheden van de diensten, moeten eveneens aan de syndicale afgevaardigden de nodige tijd en faciliteiten, zonder loonderving, worden gegeven om deel te nemen aan cursussen of seminaries : - georganiseerd door de ondertekenende vakverbonden of door hun beroepscentrales op tijdstippen die samenvallen met de normale arbeidsuren; - en gericht op de vervolmaking van hun economische, sociale en technische kennis in hun rol van werknemersvertegenwoordiger.
De ondernemingen zullen de doorbetaling van het loon voor de krachtens voorgaand lid verzuimde dagen kunnen verzekeren langs een bestaand of op te richten compensatiefonds.](10) Commentaar bij het tweede lid Wat betreft de ter beschikking stelling van een lokaal in de onderneming.
De ondertekenende organisaties zijn van oordeel dat deze beschikking als volgt dient te worden geïnterpreteerd : De syndicale afvaardiging kan ofwel permanent, ofwel occasioneel over een lokaal beschikken.
Art. 38.[De voorwaarden en modaliteiten betreffende voorgaand artikel 21 zullen bepaald worden bij collectieve overeenkomsten die in het paritair comité of, bij ontstentenis daarvan, op het vlak van de onderneming zullen worden gesloten.
De toekenningsvoorwaarden betreffende de faciliteiten om deel te nemen aan de cursussen en seminaries, waarvan sprake is in artikel 21, lid 3 en lid 4, zullen onder meer tot voorwerp hebben : - de mededeling, te bekwamertijd van de programma's der cursussen; - de bepalingen van de afdoende verwittigingstermijn voor de individuele aanvragen; - de vaststelling van een onderzoekprocedure in geval van weigering door de werkgever; - de bepaling van het aantal toe te laten verzuimdagen](11).
VIII. Informatie en consultatie van het personeel
Art. 39.De syndicale afvaardiging zal mondeling of schriftelijk kunnen overgaan tot alle mededelingen welke nuttig zijn voor het personeel zonder dat zulks de organisatie van het werk mag verstoren.
Deze mededelingen moeten van professionele of van syndicale aard zijn.
Op de arbeidsplaats en gedurende de werkuren zullen, met de instemming van de werkgever, voorlichtingsvergaderingen voor het personeel van de onderneming kunnen worden belegd door de syndicale afvaardiging. De werkgever zal niet willekeurig zijn instemming kunnen weigeren.
Zonder te raken aan voornoemde rechten op informatie, zullen de paritaire comités de uitvoeringsmodaliteiten ervan vastleggen.
Commentaar Wat betreft het recht van de syndicale afvaardiging informatievergaderingen te beleggen op de arbeidsplaatsen, met de instemming van de werkgever : 1) De ondertekenende organisaties stellen vast dat de "arbeidsplaatsen" niet steeds die plaatsen zullen zijn waar de onderneming is gevestigd (geval van het uitzendpersoneel, taxivoerders, bouwvakarbeiders,...).
De paritaire comités zullen aan deze tekst de nodige verduidelijkingen aanbrengen, naar gelang van de eigen toestanden van de sectoren en van de ondernemingen; 2) Deze organisaties zijn van oordeel dat het beleggen van dergelijke voorlichtingsvergaderingen voornamelijk kan verantwoord zijn tijdens de onderhandeling of het sluiten van collectieve overeenkomsten of collectieve akkoorden op het vlak van de onderneming. IX. Rol van de syndicale afvaardiging bij ontstentenis van een ondernemingsraad
Art. 40.Bij ontstentenis van een ondernemingsraad, zal de syndicale afvaardiging de taken, rechten en opdrachten kunnen uitoefenen die aan deze raad worden toegekend [in de artikelen 4, 5, 6, 7 en 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 die op 9 maart 1972 in de schoot van de Nationale Arbeidsraad werd gesloten betreffende de coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden](12).
Commentaar [In artikel 24 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 wordt bepaald dat, bij ontstentenis van een ondernemingsraad, de syndicale afvaardiging de taken, rechten en opdrachten zal kunnen uitoefenen die aan deze raad worden toegekend in de hoofdstukken III, IV en VI van de collectieve arbeidsovereenkomst die op 4 december 1970 in de schoot van de Nationale Arbeidsraad werd gesloten betreffende de voorlichting en de raadpleging van de ondernemingsraden omtrent de algemene vooruitzichten en de tewerkstellingsproblemen in de onderneming.
Welnu, de artikelen van de voormelde hoofdstukken werden overgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, waarbij tegelijkertijd de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 4 van 4 december 1970 werd opgeheven.
Het artikel 2 strekt ertoe de tekst van het artikel 24 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 in het licht van de voormelde wijziging aan te passen.](13) X. Tussenkomst van de vrijgestelden van de werknemers- en werkgeversorganisaties
Art. 41.In geval van noodzaak, erkend door de syndicale afvaardiging of door het ondernemingshoofd, kunnen de partijen na de andere partij vooraf te hebben verwittigd, beroep doen op de vrijgestelden van hun respectieve organisaties. In geval van blijvend meningsverschil, kunnen zij eveneens een dringend verhaal indienen bij het verzoeningsbureau van het paritair comité.
Art. 42.De collectieve overeenkomsten die in toepassing van deze overeenkomst worden gesloten, zullen de te nemen maatregelen en de na te leven opzeggingstermijnen bepalen om de voorbarige uitroeping van de werkstaking of lock-out te vermijden en om de bijlegging van de conflicten te bevorderen door een tussenkomst van de vertegenwoordigende organisaties der werkgevers en der werknemers, en, desnoods, door dringend beroep te doen op het paritair comité of op het verzoeningsbureau.
XI. Geldigheidsduur van de overeenkomst en opzegging
Art. 43.Deze overeenkomst is voor onbepaalde duur gesloten.
Elk der partijen kan ze beëindigen mits een opzegging van zes maanden wordt gegeven.
De organisatie die daartoe het initiatief zal nemen, verbindt zich ertoe de redenen van haar opzegging bekend te maken en gelijktijdig amendementsvoorstellen in te dienen, waarover de ondertekenende organisaties de verbintenis aangaan deze binnen de termijn van één maand na ontvangst in de Nationale Arbeidsraad te bespreken.
XII. Slotbepalingen
Art. 44.De nationale overeenkomst van 17 juni 1947 betreffende de algemene principes van het statuut der syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen wordt afgeschaft.
De collectieve overeenkomsten die in uitvoering van de overeenkomst van 1947 in de verschillende bedrijfstakken of op het vlak van de ondernemingen werden gesloten, zullen binnen de kortst mogelijke termijn worden aangepast aan de bepalingen van de huidige overeenkomst die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van genoemde overeenkomst van 1947(14).
Zij zullen van kracht blijven zolang geen nieuwe overeenkomst zal gesloten zijn in uitvoering van onderhavige overeenkomst.
Ondertekend te Brussel, vierentwintig mei negentienhonderd éénenzeventig.
Inwerkingtreding van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 : - collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5bis : 30 juni 1971; - collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5ter : 21 december 1978; - collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5quater : op dezelfde datum als de wijzigende wettelijke bepalingen die gevolg geven aan het advies nr. 1.779 van de Nationale Arbeidsraad.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 mei 2017.
De Minister van Werk, K. PEETERS
Bijlage 3 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2016, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der kalksteengroeven, cementfabrieken en kalkovens van het administratief arrondissement Doornik, betreffende het vakbondsstatuut en de vakbondsopleiding Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 15 van 25 juli 1974, nr. 34 van 27 februari 1981, nr. 37 van 27 november 1981, nr. 9bis van 29 oktober 1991, nr. 9ter van 27 februari 2008 en nr. 9quater van 27 juni 2012 Gelet op de wet van 5 december 1968 op de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
Gelet op het in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationaal akkoord van 16 juli 1958 betreffende de werking en de opdrachten van de ondernemingsraden;
Gelet op het nationaal akkoord van 29 maart 1962 tot wijziging van voornoemd akkoord van 16 juli 1958;
Gelet op het nationaal akkoord van 28 november 1962 tot aanvulling van voornoemd akkoord van 16 juli 1958;
Gelet op de in de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst nr. 4 van 4 december 1970, betreffende de voorlichting en de raadpleging van de ondernemingsraden omtrent de algemene vooruitzichten en de tewerkstellingsproblemen in de onderneming, genomen in uitvoering van punt 4 van de Economische en Sociale Conferentie van 16 maart 1970;
Gelet op de in de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst nr. 7 van 30 juni 1971 betreffende de faciliteiten welke moeten verleend worden aan de leden die de werknemers vertegenwoordigen in de ondernemingsraden, genomen in uitvoering van punt 7 van het interprofessioneel akkoord inzake sociale programmatie van 15 juni 1971;
Hebben navolgende interprofessionele organisaties van ondernemingshoofden en van werknemers ...
Overwegende dat het wenselijk is de verschillende hogergenoemde nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden te coördineren, inzonderheid rekening houdend met de huidige wetgeving betreffende de ondernemingsraden en de collectieve overeenkomsten;
Overwegende dat artikel 30 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven in strafsancties voorziet voor de leden van de ondernemingsraden die inlichtingen, waarvan zij kennis hadden wegens de door hen in de schoot van een ondernemingsraad uitgeoefende mandaten, wederrechtelijk hebben meegedeeld of ruchtbaar gemaakt, en dat dit artikel op algemene wijze een verplichting inhoudt van discretie omtrent de inlichtingen welke deze leden in de uitoefening van hun opdracht ontvangen, zonder dat zulks evenwel de normale mededelingen tussen deze leden en hun opdrachtgevers mag belemmeren, in de Nationale Arbeidsraad op 9 maart 1972 onderstaande overeenkomst gesloten.
Overwegende dat artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 in een speciale overlegprocedure voorziet tussen de algemene directie en de leden van de betrokken ondernemingsraden, in het geval van ondernemingen met verschillende technische bedrijfseenheden in de zin van de wetgeving op de ondernemingsraden;
Overwegende dat er aanleiding is de in artikel 15 van deze overeenkomst voorziene mogelijkheden te verruimen en te versoepelen;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad nr. 655 van 29 mei 1980 betreffende het probleem van de deeltijdse arbeid;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad nr. 676 van 27 februari 1981 betreffende de herziening van de wet van 28 juni 1976 houdende voorlopige regeling van de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;
Hebben deze organisaties de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 gewijzigd, respectievelijk op 25 juli 1974, 27 februari 1981 en 27 november 1981 door de collectieve arbeidsovereenkomsten nrs. 15, 34 en 37. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze overeenkomst is van toepassing op de ondernemingen die vallen onder sectie IV van de wet van 20 september 1948 en onder haar uitvoeringsbesluiten. Deze overeenkomst heeft tot doel voornoemde wettelijke en reglementaire bepalingen te verduidelijken en aan te vullen. HOOFDSTUK II. - Opdrachten van de ondernemingsraden 1. Tewerkstellingsproblemen in de onderneming Doelstelling en methode van verwezenlijking Art.2. De bepalingen van de artikelen 3 tot 12 hebben ten doel de werknemers nauwer te betrekken bij het leven van de onderneming en bij het op de toekomst gericht beleid inzake werkgelegenheid, ten einde een beter klimaat tussen werkgevers en werknemers te scheppen; deze doelstelling zal bereikt worden door een betere organisatie van het recht op inlichting en raadpleging van de werknemersvertegenwoordigers, met eerbiediging van de beheersverantwoordelijkheden en van het beslissingsrecht van het ondernemingshoofd.
Voorwerp en aard van de te verstrekken inlichtingen
Art. 3.De bij deze overeenkomst bedoelde inlichtingen moeten verstrekt worden alvorens de beslissingen worden getroffen; hetzelfde geldt voor de raadplegingen. Zij moeten de ondernemingsraad toelaten met kennis van zaken over te gaan tot gedachtenwisselingen tijdens welke de leden hun adviezen, suggesties of bezwaren zullen kunnen formuleren.
De inlichtingen zullen, in voorkomend geval, niet los staan van de nationale en sectorale economische context, aangevuld met de aspecten die eigen zijn aan de streek of aan de groep waartoe de onderneming behoort. Onder "groep" dient met name te worden verstaan : de ondernemingen met verschillende zetels, de ondernemingen die een internationaal karakter hebben, de economische groep.
Wanneer de inlichtingen schriftelijk worden verstrekt, zullen zij aangevuld worden met een mondelinge commentaar van het ondernemingshoofd of van zijn afgevaardigde.
Ten einde de continuïteit van de dialoog in de schoot van de ondernemingsraad te verzekeren, zal het ondernemingshoofd, hetzij onmiddellijk, hetzij tijdens de eerstkomende vergadering, het gevolg meedelen dat hij voornemens is te geven of heeft gegeven aan de adviezen, suggesties of bezwaren die conform het eerste lid van dit artikel werden geformuleerd.
Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de bepalingen die reeds over hetzelfde onderwerp zijn voorzien, indien zij gunstiger zijn voor de werknemers.
Commentaar Artikel 3 heeft tot doel de algemene voorwaarden te omschrijven waaraan de in deze overeenkomst voorziene inlichtingen en raadplegingsmethodes moeten beantwoorden.
De gedachtenwisseling in de ondernemingsraad moet vrij kunnen gebeuren onder de vorm van vragen, kritieken, suggesties, bezwaren, éénparige, gedeeltelijke uiteenlopende of totaal uiteenlopende adviezen.
Op dit stuk moet worden vermeden dat buiten de onderneming inlichtingen worden gepubliceerd die de belangen van de onderneming zouden kunnen schaden.
Vlugge consultatieprocedures, die afwijken van de normale regelen (bijvoorbeeld op het stuk van de periodiciteit van de vergaderingen of van de notulen) zullen kunnen voorzien worden op het vlak van de sectoren of van de ondernemingen, ten einde, in gelijke welke omstandigheden en op de meeste geschikte wijze, de mogelijkheid van een onafgebroken dialoog te vrijwaren tussen de directie en de werknemersvertegenwoordigers.
Algemene vooruitzichten van de onderneming
Art. 4.Ter gelegenheid van de bespreking van de inlichtingen, bedoeld bij artikel 15, b), 2° van de wet van 20 september 1948, zal het ondernemingshoofd of zijn afgevaardigde aanvullende inlichtingen verstrekken over de algemene vooruitzichten van de onderneming en hun weerslag op de tewerkstelling.
Deze inlichtingen zullen betrekking hebben op de markttoestand, de orderportefeuille en de ontwikkelings-, rationalisatie-, organisatie- of reorganisatieprogramma's. [Onverminderd de bevoegdheid van de ondernemingsraad, zoals bepaald in artikel 10 van deze overeenkomst, zal de ondernemingsraad ook vooraf door het ondernemingshoofd ingelicht en geraadpleegd worden over de beslissingen die ingrijpende veranderingen voor de arbeidsorganisatie of de arbeidsovereenkomsten kunnen meebrengen.](15) Werkgelegenheid in de onderneming A. Jaarlijkse inlichtingen
Art. 5.Terzelfder tijd als de inlichtingen over de algemene vooruitzichten, bedoeld in artikel 4, zal het ondernemingshoofd of zijn afgevaardigde aan de ondernemingsraad de gegevens verstrekken die deze laatste moeten toelaten zich een duidelijk beeld te vormen over de structuur van de tewerkstelling in de onderneming, over haar evolutie en over de vooruitzichten inzake tewerkstelling.
Navolgende inlichtingen zullen schriftelijk worden verstrekt. Onder voorbehoud van hetgeen is gesteld onder navolgende littera c), zullen zij verstrekt worden uiterlijk de dag vóór de vergadering : a) Inlichtingen over de structuur van de tewerkstelling Deze inlichtingen zullen aanduiden welke de personeelsbezetting is op het einde van het dienstjaar of op een overeengekomen tijdstip en zij zullen onderstaande elementen omvatten : - geslacht; - leeftijdsgroep; - beroepsklasse; - afdeling; [- de vaste werknemers, alsmede de werknemers tewerkgesteld in uitvoering van de wettelijke en/of conventionele bepalingen betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.](16) Op verzoek van de werknemersafvaardiging zullen deze inlichtingen onderstaande aanvullende elementen verstrekken : - personeelsbezetting met volledige werktijd, met beperkte werktijd [...](17); - nationaliteit; - anciënniteit. b) Inlichtingen over de evolutie van de tewerkstelling Deze inlichtingen zullen gegevens verstrekken over navolgende wijzigingen welke zich tijdens het verlopen dienstjaar hebben voorgedaan en zullen volgende elementen omvatten : - Aantal personen die de onderneming verlaten hebben : 1) vrijwillig;2) onvrijwillig, waarbij een onderscheid zal worden gemaakt tussen de afdankingen wegens economische en/of technische redenen, deze welke te wijten zijn aan andere redenen en de opruststellingen. Deze gegevens zullen onderverdeeld worden naar geslacht, leeftijdsgroep, beroepsklasse en afdeling; - Aantal aangeworven personen, onderverdeeld naar geslacht, leeftijdsgroep, beroepsklasse en afdeling; - Aantal personen die binnen de onderneming het voorwerp hebben uitgemaakt van een vaste verplaatsing tussen afdelingen en beroepsklassen; [- Aantal personen die in de onderneming waren tewerkgesteld in uitvoering van de wettelijke en/of conventionele bepalingen betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, de procedure van tewerkstelling (rechtstreekse aanwerving door de werkgever, ter beschikking stelling door een uitzendbureau of door de R.V.A., het uitzonderlijk ter beschikking stellen van vaste werknemers ten behoeve van gebruikers in de gevallen toegelaten door de wet en/of door een overeenkomst), de redenen waarom op tijdelijke en uitzendarbeid beroep werd gedaan, de gemiddelde duur van deze tewerkstelling en de afdelingen van de onderneming waarvoor op deze tewerkstelling een beroep werd gedaan.](18) [Op verzoek van de werknemersafvaardiging zullen de inlichtingen eveneens aanduiden : - de afwezigheidsdagen; - de dagen van gedeeltelijke werkloosheid; - de overuren; - de nationaliteit.](19) c) Inlichtingen over de tewerkstellingsvooruitzichten voor het komende dienstjaar Deze inlichtingen zullen gegevens verstrekken over de tewerkstellingsvooruitzichten binnen het kader van de algemene vooruitzichten van de onderneming, zoals uiteengezet op grond van artikel 4. Deze inlichtingen moeten toelaten zo goed mogelijk de weerslag na te gaan welke deze vooruitzichten hebben op de structuur van de tewerkstelling in de onderneming.
Bovendien zullen tijdens de vergadering inlichtingen met becijferde ramingen worden verstrekt omtrent de inkrimping of de uitbreiding van het tewerkstellingsvolume voor het geheel van de onderneming en haar afdankingen; deze gegevens zullen zo mogelijk worden onderverdeeld naar beroepsklasse. d) Genomen of geplande sociale maatregelen inzake tewerkstelling Naar aanleiding van de verschillende jaarlijkse inlichtingen, bedoeld bij dit artikel, zal het ondernemingshoofd meedelen : - welke maatregelen hij heeft genomen of gepland om de tewerkstelling te bevorderen; [- welke specifieke maatregelen hij heeft genomen of gepland om het aantal werknemers van 45 jaar en ouder te behouden of te verhogen, overeenkomstig de beginselen die zijn aangegeven in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 104 van 27 juni 2012 over de uitvoering van een werkgelegenheidsplan oudere werknemers in de onderneming;](20) - tot welke sociale maatregelen de bewegingen, die zich in de onderneming hebben voorgedaan of zijn voorzien, aanleiding hebben gegeven of zullen geven.
Commentaar Algemene opmerkingen 1. Een onderscheid moet worden gemaakt tussen twee soorten inlichtingen : a) Sommige inlichtingen, verplicht op grond van artikel 5, moeten ambtshalve en in alle ondernemingen door het ondernemingshoofd worden meegedeeld;b) De andere moeten slechts worden meegedeeld op verzoek van de werknemersafgevaardigden, indien zij van oordeel zijn dat zij betekenisvol zijn voor de structuur of voor de activiteit van de onderneming. Het ligt voor de hand dat de ondernemingsraden eveneens bijkomende inlichtingen kunnen ontvangen, naargelang van de eigen kenmerken van elke onderneming en de daaraan beantwoordende noden aan informatie (bijvoorbeeld opleidingsniveau). 2. De inlichtingen over de structuur, de evolutie en de perspectieven van de tewerkstelling in de onderneming zullen zowel gegevens moeten verstrekken over de kwalitatieve als over de kwantitatieve aspecten.3. Deze inlichtingen moeten zo duidelijk mogelijk zijn, zowel wat betreft hun voorstelling als hun inhoud, ten einde in de schoot van de Raad vruchtbaar overleg omtrent de tewerkstellingsproblemen van de onderneming in de hand te werken. Zij zullen schriftelijk worden verstrekt conform wat voorzien is in het 2de lid van artikel 5.
Materies waarover de informatie handelt a) De bestaande toestand Voor de inlichtingen die betrekking hebben op de beroepsklasse van de werknemers, dient men zich te laten leiden door de grote classificaties die gebruikt worden door de paritaire comités of door de onderneming.b) De evolutie van de tewerkstelling 1° Het aantal personen die de onderneming verlaten hebben De inlichtingen over het aantal personen die de onderneming verlaten hebben, alsook over de redenen van vertrek beantwoorden aan een dubbele doelstelling : a) zij moeten, dankzij deze gegevens, toelaten de weerslag na te gaan die de gang van zaken van de onderneming heeft op de tewerkstelling;b) zij moeten tevens toelaten de permanente en/of de abnormaal lijkende schommelingen van het personeel van de onderneming vast te stellen en te onderzoeken, ten einde de oorzaken ervan na te gaan. Onder de oorzaken van de afdankingen, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de afdankingen om economische of om technische redenen en deze welke te wijten zijn aan andere redenen, met dien verstande dat deze laatste rubriek niet verder moet gedetailleerd worden. 2° Het aantal aangeworven personen naar geslacht, leeftijd, beroepsklasse en afdeling De inlichtingen moeten betrekking hebben op de aanwervingen volgens grote afdelingen en beroepsklassen, zonder dat het noodzakelijk is de nauwkeurige affectatie van het personeel te vermelden, aangezien deze niet steeds precies bepaald is op het ogenblik van de aanwerving. De term "afdeling" moet worden geïnterpreteerd in functie van de eigen kenmerken van de onderneming en van haar organisatie. 3° Het aantal personen die binnen de onderneming gemuteerd werden Op grond van deze inlichtingen, zal de ondernemingsraad moeten uitmaken of de gesignaleerde mutaties al dan niet van betekenis zijn, onder meer uit oogpunt van de werking en de evolutie van de onderneming.Worden niet bedoeld door de term "mutatie" : de tijdelijke veranderingen van affectatie die te wijten zijn aan de courante organisaties van het werk.
De hoger gemaakte opmerkingen met betrekking tot het begrip "beroepsklasse" gelden ook hier. [4° Het aantal personen, die het voorwerp hebben uitgemaakt van een wijziging van hun arbeidsdtijdregeling waardoor zij zijn overgegaan van een voltijdse arbeidsregeling naar een deeltijdse arbeidsregeling en vice versa Het gaat om alle werknemers van wie de arbeidsovereenkomst werd gewijzigd, wat hun arbeidstijdregeling betreft.
Komen derhalve niet in aanmerking, de werknemers die om persoonlijke redenen een tijdelijke wijziging van hun arbeidstijdregeling kennen.](21) c) De vooruitzichten inzake tewerkstelling voor het komende dienstjaar De inlichtingen over de tewerkstellingsvooruitzichten voor het komende dienstjaar moeten toelaten de werknemer te betrekken bij een op de toekomst gericht tewerkstellingsbeleid. Het ondernemingshoofd of zijn afgevaardigde zal aan de ondernemingsraad de gegevens verstrekken die hij voor het komende dienstjaar kan geven over de gang van zaken in de onderneming en de factoren die een overwegende invloed op de tewerkstelling zouden kunnen hebben alsook over de gevolgen ervan op de interne en externe bewegingen van het personeel.
De schriftelijke inlichtingen die vóór de vergadering van de ondernemingsraad worden meegedeeld zullen onder meer gegevens bevatten over de algemene vooruitzichten met betrekking tot de inkrimping of de uitbreiding van het tewerkstellingsvolume.
De becijferde ramingen zullen, zoals gesteld in de tekst van c), tijdens de vergadering van de ondernemingsraad worden verstrekt. Zij zullen schriftelijk worden opgemaakt uiterlijk op het einde van de besprekingen in de ondernemingsraad.
De inlichtingen waarin kwantitatieve gegevens zijn vervat zullen uiteraard benaderd en veranderlijk zijn; bijgevolg zullen zij vatbaar zijn voor wijzigingen in de loop van de periode waarop zij betrekking hebben.
Wanneer de vooruitzichten een vermindering van de personeelsbezetting laten vermoeden die aanleiding zal geven tot afdankingen, zal het ondernemingshoofd uiteenzetten welke maatregelen zijn gepland om de wedertewerkstelling van de betrokken werknemers onder de beste voorwaarden te doen verlopen.
Indien de vooruitzichten gunstig zijn voor de uitbreiding van de personeelsbezetting, zal hij de maatregelen aangeven die de onderneming van plan is te treffen om mutatie en nieuwe aanwervingen mogelijk te maken.
Tenslotte zal het nuttig zijn, ongeacht welke de vooruitzichten zijn, dat de ondernemingsraad zich ondervraagt over de mogelijkheden van ontwikkeling van de onderneming en over de beste manier waarop de beroepscapaciteiten van het personeel kunnen worden benut. d) Genomen of geplande sociale maatregelen inzake tewerkstelling In fine van artikel 5 wordt vermeld dat het ondernemingshoofd, naar aanleiding van de jaarlijkse algemene inlichtingen waarvan sprake is in dit artikel, aan de ondernemingsraad de verschillende sociale maatregelen, welke hij genomen of gepland heeft inzake tewerkstelling zal meedelen. [Deze inlichtingen dienen te worden gesitueerd in de context van de inlichtingen voorzien onder de punten a), b), c) en d).](22) [Zij zullen schriftelijk moeten worden verstrekt, conform de beginselen die in het tweede lid van artikel 5 worden geformuleerd. De omvang van deze schriftelijke inlichtingen zal evenwel kunnen verschillen naargelang van de omstandigheden. Aldus kan het schriftelijke gedeelte van de informatie beknopt zijn, wat het 1ste en het 3de streepje van punt d) betreft, doch het kan merkelijk ontwikkeld worden tijdens de mondelinge uiteenzetting van het ondernemingshoofd.](23) Van wezenlijk belang is dat de informatie van die aard is, dat zij een werkelijke dialoog in de ondernemingsraad toelaat.
B. Trimestriële inlichtingen
Art. 6.Op het ogenblik dat de inlichtingen, bedoeld bij artikel 15, b), 1° van de wet van 20 september 1948, worden gegeven, zal het ondernemingshoofd of zijn afgevaardigde schriftelijk gegevens verstrekken over : - de stand van verwezenlijking van de jaarlijkse aangekondigde vooruitzichten; - de redenen waarom de doelstellingen die vastgesteld waren en de vooruitzichten die voorzien waren op het ogenblik dat de jaarlijkse inlichtingen werden verstrekt, niet konden worden verwezenlijkt; - de wijzigingen in de vooruitzichten welke men kan voorzien in de loop van het volgend kwartaal.
Commentaar De bij dit artikel voorziene inlichtingen zullen terzelfder tijd moeten worden verstrekt als deze voorzien bij artikel 15, b), 1° van de wet van 20 september 1948, dit is ten minste elk kwartaal.
Deze trimestriële inlichtingen zullen de leden van de ondernemingsraad toelaten over de precieze gegevens te beschikken betreffende de stand en de evolutie van de tewerkstelling en onder meer de geplande afdankingen en aanwervingen, [alsmede in het geval waar een beroep werd gedaan op werknemers tewerkgesteld in uitvoering van de wettelijke en/of conventionele bepalingen betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers](24).
Zij moeten ertoe strekken geschillen tussen werkgevers en werknemers te voorkomen en tevens een beter op de toekomst gericht tewerkstellingsbeleid in de hand te werken.
C. Occasionele inlichtingen
Art. 7.Wanneer in afwijking van de vooruitzichten inzake tewerkstelling, waaromtrent jaarlijkse of trimestriële inlichtingen werden verstrekt, het ondernemingshoofd zich genoodzaakt ziet over te gaan tot collectieve afdankingen of aanwervingen om economische of om technische redenen, zal de ondernemingsraad zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gebracht en in elk geval vóór de beslissing.
Commentaar a) Omstandigheden waarin de occasionele inlichtingen dienen verstrekt te worden Inlichtingen betreffende onder meer de geplande collectieve afdankingen of aanwervingen moeten reeds worden verstrekt, overeenkomstig andere bepalingen van deze overeenkomst, in het raam van de gewone vergaderingen van de ondernemingsraad, waarvoor de driemaandelijkse of de jaarlijkse informatie is voorzien. De occasionele inlichtingen moeten verstrekt worden indien de vooruitzichten die meegedeeld werden tijdens deze gewone vergaderingen, niet te voorziene wijzigingen ondergaan ingevolge economische of technische gebeurtenissen.
De veranderingen, vergeleken bij de vooruitzichten zullen, rekening houdend met de aard van deze laatste, noodzakelijkerwijze een zeker belang moeten hebben.
De wijzigingen in de personeelsbezetting ingevolge seizoenschommelingen kunnen niet worden beschouwd als niet te voorziene wijzigingen in de zin van deze bepaling. b) Voorafgaand karakter van deze inlichtingen Het algemeen beginsel van het voorafgaand karakter van de inlichtingen en de raadpleging zal van toepassing zijn op alle gevallen wat de collectieve afdankingen betreft.Daarentegen kan het gebeuren dat het onmogelijk is de ondernemingsraad vooraf in te lichten over de aanwervingen.
Anderdeels kunnen geëigende modaliteiten worden aangewend om de toepassing van dit beginsel te verzekeren.
Aldus kunnen de voorlichting en de raadpleging gebeuren tijdens een spoedvergadering van de ondernemingsraad, bijvoorbeeld ingeval deze voorlichting niet te voorzien was op het ogenblik van de gewone vergadering van de ondernemingsraad.
Men zal eventueel zijn toevlucht kunnen nemen tot een mondelinge mededeling of tot een gedecentraliseerde raadplegingsprocedure op het vlak waar het probleem rijst.
In geval van verantwoorde hoogdringendheid, zal het anderdeels kunnen gebeuren dat de inlichtingen niet schriftelijk worden verstrekt.
Beroepsopleiding en -omscholing, personeelsaangelegenheden en organisatie van het werk A. Beroepsopleiding en -omscholing
Art. 8.Het ondernemingshoofd zal de ondernemingsraad raadplegen over de maatregelen betreffende de beroepsopleiding en -omscholing.
Commentaar De ondernemingsraad zal geraadpleegd worden over de maatregelen van organisatie en uitvoering inzake beroepsopleiding en -omscholing van collectieve aard.
Wanneer deze maatregelen van toepassing zijn op een beperkt aantal werknemers of zelfs op individuele werknemers, zullen deze vooraf ingelicht en geraadpleegd worden. Zij kunnen zich op hun verzoek door een syndicale afgevaardigde laten bijstaan.
De ondernemingsraad kan op dit stuk evenwel andere schikkingen treffen.
B. Personeelsaangelegenheden
Art. 9.Op verzoek van de werknemersafgevaardigden, zal het ondernemingshoofd de ondernemingsraad inlichten over de regelen die inzake personeelsbeleid worden gevolgd.
Het ondernemingshoofd zal de ondernemingsraad inlichten over de ontwerpen en maatregelen die één of meer elementen van het personeelsbeleid kunnen wijzigen.
De ondernemingsraad zal deze inlichtingen, ontwerpen en maatregelen onderzoeken, conform de bepalingen van het eerste lid van artikel 3 van deze overeenkomst.
Commentaar Dit artikel heeft tot doel de werknemers nauwer te betrekken bij het personeelsbeleid van de onderneming en een beter klimaat te scheppen tussen werkgevers en werknemers.
De inlichtingen waarvan sprake is in dit artikel, handelen onder meer over : - de gevolgde regelen inzake aanwerving, selectie, mutatie en beroepsbevordering; [- de regels, die gevolgd worden, wanneer overwogen wordt sommige voltijdse werknemers te laten overgaan naar een deeltijdse arbeidsregeling en vice versa;](25) - de organisatie van het onthaal; - de systemen van voorlichting en mededeling in de ondernemingen; - de maatregelen om de menselijke en hiërarchische verhoudingen te bevorderen; - de opdrachten van de sociale en personeelsdiensten en de regels die de betrekkingen van deze diensten met het personeel beheersen, met uitsluiting van het administratief beheer van deze diensten. Het is de taak van het ondernemingshoofd het geheel van het personeel in te lichten over de bevoegdheden van deze diensten; de ondernemingsraad zal erover waken dat deze voorlichting op de meest passende manier geschiedt.
C. Organisatie van het werk
Art. 10.Om de ondernemingsraad toe te laten de opdrachten te vervullen die hem zijn toevertrouwd door artikel 15, a) van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, zal hij worden voorgelicht over de projecten en maatregelen die van aard zijn die omstandigheden en de voorwaarden, waarin het werk in de onderneming of in één van de afdelingen wordt uitgevoerd, te wijzigen.
Commentaar De wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven bepaalt in zijn artikel 15, a) : "
Art. 15.De ondernemingsraden hebben tot taak, binnen de perken van de op de onderneming toepasselijke wetten, collectieve overeenkomsten of beslissingen van de paritaire comités : a) hun advies uit te brengen en alle suggesties of bezwaren te kennen te geven over alle maatregelen die de arbeidsorganisatie, de arbeidsvoorwaarden en het rendement van de onderneming zouden kunnen wijzigen.".
De bij deze overeenkomst bedoelde inlichtingen moeten betrekking hebben op collectieve maatregelen die de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden zouden wijzigen.
Wanneer deze maatregelen van toepassing zijn op een beperkt aantal werknemers of zelfs individuele werknemers, zullen deze vooraf ingelicht en geraadpleegd worden. Zij kunnen zich, op hun verzoek, laten bijstaan door een syndicale afgevaardigde.
De maatregelen waarvan hierboven sprake is zullen onder meer omvatten : - de veranderingen in de organisatie van de ganse onderneming of van een gedeelte ervan; [- de maatregelen met het oog op de organisatie van de deeltijdse arbeid en meer bepaald de maatregelen die genomen worden om sommige voltijdse werknemers te laten overgaan naar een deeltijdse arbeidsregeling en vice versa;](26) - de wijzigingen in de werkverdeling; - de wijzigingen van de materiële en menselijke omgeving (bijvoorbeeld : inplanting van machines die de arbeidsvoorwaarden wijzigen); - de toepassing van de studies met betrekking tot de organisatie van het werk; - de veranderingen in de fabricatie- en werkmethoden; - de structuurwijzigingen van het organigram, met uitzondering van de individuele gevallen.
Het ligt voor de hand dat de tekst van genoemd artikel 15, a) van de wet van 20 september 1948 insluit dat de ondernemingsraad het recht heeft advies uit te brengen en alle suggesties of bezwaren te kennen te geven over de bestaande toestanden betreffende de organisatie van het werk, de arbeidsvoorwaarden en het rendement van de onderneming.
Structuurwijzigingen van de onderneming, onder meer deze welke de werkgelegenheid kunnen beïnvloeden
Art. 11.In geval van fusie, concentratie, overname, sluiting of andere belangrijke structuurwijzigingen waaromtrent de onderneming onderhandelingen voert, zal de ondernemingsraad daaromtrent te gelegener tijd en vóór enige bekendmaking ingelicht worden; hij zal vooraf daadwerkelijk geraadpleegd worden, onder meer over de weerslag op de vooruitzichten inzake de tewerkstelling van het personeel, de organisatie van het werk en het tewerkstellingsbeleid in het algemeen.
Commentaar a) Tijdstip van de mededeling aan de Raad Om vast te stellen op welk tijdstip de beslissing aan de ondernemingsraad moet worden meegedeeld, zal het ondernemingshoofd zich door navolgende beginselen laten leiden : 1° De informatie mag geen afbreuk doen aan de prerogatieven van het ondernemingshoofd, wat de beslissing van economische aard betreft;2° De informatie mag het normale verloop van de eventueel aan de gang zijnde onderhandelingen niet hinderen;3° De informatie moet vooraf gebeuren, dit is vóór de beslissing openbaar wordt gemaakt en van toepassing wordt;4° De informatie moet zo spoedig mogelijk gebeuren en op een ogenblik dat de directie en de werknemersafgevaardigden in de ondernemingsraad tijdig overleg kunnen plegen onder meer over de sociale maatregelen die moeten worden genomen om de weerslag van de beslissing op de vooruitzichten inzake de tewerkstelling en de organisatie van het werk maximaal te ondervangen. Het tijdstip waarop de beslissing zal moeten worden meegedeeld, zal noodzakelijkerwijze verschillen van onderneming tot onderneming, voornamelijk rekening houdend met het belangrijke en voor de werknemers zeer gewichtige tijdsverloop dat mogelijk is tussen de feitelijke beslissing en de beslissing van de statutaire organen van de onderneming die er in laatste instantie moeten over beraadslagen.
Vooral bij sluiting van onderneming lijkt het aangewezen dat de ondernemingsraad zo spoedig mogelijk na de feitelijke beslissing zou worden geraadpleegd over de geplande maatregelen om de wedertewerkstelling van de werknemers te verzekeren.
Men kan, als aanwijzing, stellen dat in een aantal ondernemingen die als naamloze vennootschap zijn opgericht, de mededeling van de beslissing aan de ondernemingsraad en de raadpleging van deze laatste over de voorgenomen sociale maatregelen zo vlug mogelijk zullen moeten gebeuren tussen het ogenblik waarop de beheerraad zich over het beginsel van de beslissing heeft uitgesproken en het ogenblik waarop de algemene vergadering van de aandeelhouders wordt bijeengeroepen om erover te beraadslagen. b) Inhoud van de mededeling De ondernemingsraad wordt ingelicht over de economische, financiële of technische factoren die aan de oorsprong liggen van de structuurwijzigingen van de onderneming en deze verantwoorden, alsook over hun economische, financiële en sociale gevolgen. Hij wordt geraadpleegd over de middelen die moeten worden aangewend om de afdankingen en de mutaties te vermijden die de beroeps- of sociale teruggang van de werknemers meebrengen, over de programma's van collectieve afdankingen, overheveling en mutaties, over de te nemen sociale maatregelen, over de schikkingen die moeten getroffen worden om tot de spoedige wedertewerkstelling en de sociale en beroepsomscholing te komen alsook, in het algemeen, over alle maatregelen die moeten worden genomen met het oog op de optimale benutting van het menselijk potentieel. c) Maatregelen om de wedertewerkstelling in de hand te werken Wat de sociale maatregelen betreft die getroffen worden naar aanleiding van belangrijke verminderingen van effectieven of sluitingen van ondernemingen, zullen de werknemersafgevaardigden alle faciliteiten moeten krijgen om de nodige contacten te leggen ten einde de wedertewerkstelling, de beroepsomscholing en de sociale wederaanpassing van de afgedankte, verplaatste of gemuteerde werknemers in de hand te werken.2. Uitvoering van artikel 15, e) van de wet houdende organisatie van het bedrijfsleven Vaststelling van de algemene criteria, te volgen in geval van afdankingen en van wederaanwerving Art.12. De te volgen algemene criteria in geval van afdanking of wederaanwerving wegens economische of technische omstandigheden zullen worden vastgesteld door de ondernemingsraad, op voorstel van het ondernemingshoofd of van de werknemersafgevaardigden. [De te volgen algemene criteria in geval voltijdse werknemers, wegens economische of technische omstandigheden, overgaan naar een deeltijdse arbeidsregeling en vice versa, zullen eveneens door de ondernemingsraad worden vastgesteld op voorstel van het ondernemingshoofd of van de werknemersafgevaardigden.](27) Deze beschikking beperkt in genendele de adviserende opdracht van de Raad wat betreft de te volgen algemene criteria bij aanwerving; zij doet geen afbreuk aan het beslissingsrecht van het ondernemingshoofd inzake organisatie en gang van de onderneming.
Commentaar De wet geeft de ondernemingsraden opdracht, binnen het bestek van de op de onderneming toepasselijke wetten, collectieve overeenkomsten of beslissingen van paritaire comités een onderzoek te wijden aan de algemene criteria, welke dienen gevolgd te worden in geval van aanwerving of afdanking van de werknemers. Zij laat aan het ondernemingshoofd de zorg en de verantwoordelijkheid der beslissing.
De ondertekenaars van de overeenkomst waren van oordeel dat, gelet op de humane en sociale aspecten van deze problemen, de ondernemingsraden nauwer dienen betrokken te worden bij het vaststellen van de rangorde volgens welke de afdankingen zullen worden doorgevoerd, bij een vermindering van de werkgelegenheid wegens economische of technische omstandigheden. Daarom werden zij het eens om, binnen het bestek van de wet, collectieve overeenkomsten en beslissingen der paritaire comités, de algemene criteria die in dergelijke omstandigheden dienen gevolgd te worden, door de ondernemingsraden te laten vaststellen.
De uitoefening van deze opdracht door de ondernemingsraad beperkt geenszins de verantwoordelijkheid van het ondernemingshoofd om de organisatie en de gang van de onderneming te verzekeren, onverminderd de beschikkingen van artikel 15, a) van de wet. Derhalve brengt ze niet in het gedrang het gezag van het ondernemingshoofd om te beslissen in welke gedeelten van de onderneming, voor welke functies en voor welke qualificaties, deze afdankingen zullen moeten plaatsgrijpen.
De ondernemingsraad zal tot opdracht hebben bij wijze van algemene regelen, de criteria vast te stellen volgens welke deze afdankingen zullen gebeuren, rekening gehouden zowel met het belang van de onderneming als met dit der werknemers.
Dezelfde bepalingen gelden voor de wederaanwervingen [en voor de overgang van een voltijdse naar een deeltijdse arbeidsregeling en vice versa](28). 3. Uitvoering van artikel 15, h) van de wet houdende organisatie van het bedrijfsleven Beheer van de maatschappelijke werken Art.13. a) Voor de toepassing van artikel 15, h) van de wet dient onder "maatschappelijke werken" te worden verstaan : de voordelen welke aan navolgende criteria voldoen : - van bestendige aard zijn; - in de onderneming toegekend zijn; - ten doel hebben bij te dragen tot het welzijn van de werknemers van de onderneming en/of van hun gezinsleden; - niet voortvloeien uit een wettelijke of reglementaire beschikking; - niet bepaald zijn door de arbeidsovereenkomst voor werklieden of voor bedienden.
Dienen evenwel als maatschappelijke werken te worden beschouwd, de voordelen welke voortvloeien hetzij uit een collectieve ondernemingsovereenkomst, tenzij deze overeenkomst een andere wijze van beheer heeft voorzien, hetzij uit een collectieve sectorovereenkomst, die in het beheer door de ondernemingsraad uitdrukkelijk werd voorzien.
Wat anderzijds de voordelen betreft, welke bepaald zijn door de arbeidsovereenkomst voor werklieden of voor bedienden en een financiële tussenkomst van het personeel insluiten, heeft de ondernemingsraad tot taak de algemene regelen tot toekenning van bedoelde voordelen vast te stellen of te wijzigen en te zorgen voor een oordeelkundig gebruik van de aangelegde fondsen, overeenkomstig het doel dat met de toekenning van deze voordelen wordt nagestreefd.
Wanneer genoemde voordelen slechts aan één of verschillende categorieën van het personeel van de onderneming worden toegekend, zal deze taak gezamenlijk worden waargenomen door het ondernemingshoofd en/of zijn afgevaardigden en door de leden van de ondernemingsraad die de betrokken categorie(ën) van het personeel vertegenwoordigen.
De uitoefening van deze taak doet geen afbreuk aan de contractuele vrijheid van ieder van de betrokken werknemers.
Komen voor de toepassing van de vorengenoemde alinea's inzonderheid in aanmerking : de fondsen en kassen van onderlinge hulp, de pensioenfondsen, de economaten, kantines en refters, de diensten voor leningen en premies toegestaan door de onderneming met het oog op het verwerven van een woongelegenheid, de ontspannings- en culturele activiteiten. b) Wanneer het beheer van een maatschappelijk werk of van contractuele voordelen, welke een financiële tussenkomst van het personeel insluiten aan een vereniging zonder winstoogmerk wordt toevertrouwd, zal tussen haar en de ondernemingsraad een band worden gelegd. Met dit doel en voor zover de ondernemingsraad de bestaande toestand niet bevestigt of er niet anders over beslist, zal de beheerraad van de vereniging zonder winstoogmerk voor de helft samengesteld zijn uit leden die het personeel vertegenwoordigen, door de werknemersafvaardiging van de ondernemingsraad aangeduid onder de rechtverkrijgenden van het maatschappelijk werk. c) De oprichting van een vereniging zonder winstoogmerk om een maatschappelijk werk dat gemeenschappelijk is aan verschillende ondernemingen te beheren evenals het ontwerp van statuten van deze vereniging zullen ter goedkeuring aan de ondernemingsraden van de geassocieerde ondernemingen worden voorgelegd.De beheerraad van de vereniging zonder winstoogmerk zal in beginsel paritair zijn samengesteld.
Wanneer het beheer van een bestaand maatschappelijk werk, dat gemeenschappelijk is aan verschillende ondernemingen, wordt toevertrouwd aan een vereniging zonder winstoogmerk, zullen de ondernemingsraden van de geassocieerde ondernemingen regelmatig een omstandig verslag over de activiteit van dit werk ontvangen. De opmerkingen op deze verslagen zullen aan de beheerraad van de vereniging zonder winstoogmerk worden medegedeeld. d) De oprichting van een vereniging zonder winstoogmerk om een maatschappelijk werk van de onderneming te beheren, mag niet ten doel hebben de voordelen welke voor dit "werk" werden toegekend te verminderen. Commentaar a) Alhoewel de wet van 20 september 1948 het beheer van de maatschappelijke werken aan de ondernemingsraden heeft toevertrouwd, heeft ze niet bepaald wat daaronder diende te worden verstaan.Zulks gaf aanleiding tot sommige betwistingen waaraan de organisaties, die onderhavige overeenkomst ondertekenen, een einde hebben trachten te maken door aan te duiden in welke zin zij de termen "maatschappelijke werken" verstaan.
Onderhavige overeenkomst strekt er toe een bepaling te geven van deze werken, door sommige algemene criteria vast te leggen.
De ondertekenende organisaties zijn van oordeel dat het bestendig karakter van de toegekende voordelen één van de bepalende criteria is, wat elke toevallige gift vanwege de werkgever uitsluit.
Anderdeels zijn ze van oordeel dat men het toekennen van een contractueel voordeel niet mag beschouwen als een maatschappelijk werk dat aan het beheer van de ondernemingsraad moet worden toevertrouwd, daar de verplichtingen van de werkgever strikt bepaald zijn in een contract dat met elke werknemer wordt gesloten. De organisaties zijn evenwel overeengekomen dat, wanneer de werknemers van de onderneming of een gedeelte onder hen, zelf tussenbeide komen in de financiering van een contractueel voordeel, dat niet wordt toegekend door een entiteit welke juridisch verschillend is van de onderneming, er stof is tot tussenkomst van de ondernemingsraad of van een fractie ervan binnen de grenzen aangeduid in de tekst.
Anderzijds zijn de ondertekenende organisaties van oordeel dat de groepsverzekeringen niet als maatschappelijke werken dienen te worden beschouwd die aan het beheer van de ondernemingsraad moeten worden toevertrouwd. Nochtans moeten alle schikkingen worden genomen om het personeel, dat bij deze verzekering is betrokken, op de hoogte te houden van de werkingsmodaliteiten. b) De tekst strekt er eveneens toe een regeling te vinden voor de maatschappelijke werken of de contractuele voordelen welke een financiële tussenkomst van het personeel insluiten die in talrijke ondernemingen ingesteld zijn onder de juridische vorm van vereniging zonder winstoogmerk. De keuze van dit statuut, welke vaak om technische redenen is verantwoord, mag niet ten doel hebben het beheer van deze werken aan de ondernemingsraden te onttrekken. De ondertekenende organisaties zijn dan ook van oordeel dat, in de gevallen waar de oprichting van een vereniging zonder winstoogmerk noodzakelijk was of is, een band tussen deze laatste en de ondernemingsraden dient gelegd te worden.
Wanneer het gaat om een maatschappelijk werk dat eigen is aan één enkele onderneming, zal, behoudens andersluidende beslissing van de betrokken ondernemingsraad, die binding worden tot stand gebracht door de beheerraad van de vereniging zonder winstoogmerk paritair samen te stellen, met dien verstande dat de leden, die het personeel vertegenwoordigen, door de werknemersafvaardiging van de ondernemingsraad onder de rechtverkrijgenden van het maatschappelijk werk zullen worden aangeduid. c) Wanneer het gaat om het instellen van een nieuw aan verschillende ondernemingen gemeenschappelijk maatschappelijk werk, zullen de oprichting en de statuten van de vereniging zonder winstoogmerken, voorafgaandelijk moeten goedgekeurd worden door de ondernemingsraden van de geassocieerde ondernemingen.De samenstelling van de beheerraad zal afhangen van de aldus genomen beslissingen. In beginsel zal hij paritair samengesteld zijn.
Bij gebrek aan goedkeuring, kan de vereniging niet worden opgericht.
Wanneer het tenslotte gaat om een bestaand maatschappelijk werk dat gemeenschappelijk is aan verschillende ondernemingen, kan het inopportuun zijn wijzigingen te brengen in de reeds vastgestelde werkingsregelen. In dit geval dienen evenwel ten minste inlichtingen te worden uitgewisseld tussen de betrokken ondernemingsraden en de beheerraad van de vereniging zonder winstoogmerk.
Deze inlichtingen zullen verstrekt worden onder de vorm van regelmatige en omstandige verslagen over de werking. De beheerraad van de vereniging zonder winstoogmerk zal in kennis worden gesteld van de opmerkingen welke desbetreffende door de ondernemingsraden zullen worden gemaakt.
Anderdeels zal man bij de hernieuwing van de beheerraad geleidelijk het beginsel van de paritaire samenstelling van deze raad trachten in te voeren volgens de meeste aangepaste methoden.
Het spreekt vanzelf dat de vertegenwoordiging van de werknemers in de beheerraad van de vereniging zonder winstoogmerk niet tot gevolg mag hebben dat de beschikkingen van de wet van 27 juni 1921 op de verenigingen zonder winstoogmerk, worden miskend.
De verduidelijkingen, welke door onderhavige overeenkomst aan de wettelijke beschikkingen worden aangebracht, doen hoegenaamd geen afbreuk aan een eventueel autonoom beheer van de maatschappelijke werken door de werknemers. 4. Uitvoering van artikel 15, i) van de wet houdende organisatie van het bedrijfsleven Gebruik der talen Art.14. Zonder afbreuk te doen aan de geordende wetten van 18 juli 1966 op het gebruik der talen in bestuurszaken, zal de ondernemingsraad de taal aanduiden die zal worden gebruikt voor zijn eigen werking en, zo nodig, de maatregelen op taalgebied die de verhoudingen tussen de directie en het personeel kunnen verbeteren.
Commentaar De documenten welke bestemd zijn voor het personeel moeten gesteld worden overeenkomstig de bepalingen van geordende wetten van 18 juli 1966. De ondernemingsraad kan evenwel beslissen bij de voorziene bescheiden een vertaling in één of meerdere talen te voegen, voor zover er een voldoende minderheid bestaat om zulks te verantwoorden. De ondernemingsraad kan daarenboven op taalgebied andere maatregelen treffen, ten einde de verhoudingen tussen de directie en het personeel te bevorderen. HOOFDSTUK III. - Bijzondere problemen betreffende de werking en de samenstelling van de ondernemingsraden 1. Ondernemingen met meerdere zetels;uitoefening van opdrachten bepaald in artikel 15, a) en b), 2°
Art. 15.[In de ondernemingen met verschillende technische bedrijfseenheden en waar verschillende ondernemingsraden bestaan, wordt een bijzondere procedure ingesteld voor de behandeling van de economische en financiële kwesties of van andere aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de ondernemingsraad behoren en betrekking hebben op verschillende technische bedrijfseenheden van dezelfde onderneming.
Deze procedure wordt als volgt vastgesteld : - ofwel wordt een vergadering belegd van elke ondernemingsraad, waarvan het voorzitterschap wordt waargenomen door het hoofd van de onderneming, als geheel beschouwd; - ofwel wordt een gemeenschappelijke vergadering belegd van de diverse betrokken ondernemingsraden, onder het voorzitterschap van het hoofd van de onderneming, als geheel beschouwd.
Wanneer het hoofd van de onderneming, als geheel beschouwd, belet is, zal hij worden vervangen door een bevoegd vertegenwoordiger aan wie hij zijn bevoegdheden overdraagt.
Het initiatief tot het beleggen van een vergadering volgens één van voornoemde formules, wordt voor elke ondernemingsraad genomen door het ondernemingshoofd of door ten minste de helft van de werknemersafgevaardigden.
Behalve de vergaderingen die aan de economische en financiële informatie zijn gewijd en die bedoeld zijn bij het koninklijk besluit van 27 november 1973, vervangen de gemeenschappelijke vergaderingen de gewone vergaderingen van de geassocieerde raden en vallen zij onder de regels die gelden voor de gewone vergaderingen, inzonderheid met betrekking tot de voorbereidende vergaderingen onder werknemersvertegenwoordigers en de termijn voor het samenroepen van de vergaderingen.
Dit artikel doet geen afbreuk aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten die voor een bepaalde activiteitssector in een gelijkaardige procedure voorzien als deze die hierboven werd vastgesteld.](29) Commentaar [De ondertekenende partijen van deze overeenkomst wensen de bij artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 voorziene mogelijkheden van rechtstreeks overleg, in bepaalde gevallen, tussen de algemene directie en de leden van de betrokken ondernemingsraden, te verruimen en te versoepelen.
Een dergelijk overleg waarborgt aan alle betrokkenen de mogelijkheid gelijktijdig dezelfde informatie te ontvangen en aan dezelfde dialoog deel te nemen.
De huidige overeenkomst houdt anderdeels rekening met de ervaring die bij de toepassing van dat artikel 15 werd opgedaan alsmede met de ontwikkeling in de bevoegdheden van de ondernemingsraden, met name op het gebied van de economische en financiële informatie die het voorwerp uitmaakt van het koninklijk besluit van 27 november 1973.
De verruiming en de versoepeling van de procedure betreft navolgende punten : 1° De keuze wordt gelaten tussen een overleg op het vlak van de ondernemingsraad, eigen aan elke technische bedrijfseenheid, en een interzetelvergadering van de raden, in beide gevallen onder het voorzitterschap van het hoofd van de onderneming, als geheel beschouwd. De keuzemogelijkheid tussen deze twee formules vloeit voort uit de bezorgdheid van de ondertekenende partijen om tot een soepele regeling te komen; 2° Het hanteren van de ene of van de andere formule wordt gelaten aan het initiatief hetzij van het ondernemingshoofd, hetzij van ten minste de helft van de werknemersafgevaardigden van elke raad;3° Deze vergaderingen kunnen belegd worden wanneer de noodzaak zich daartoe voordoet, dit wil zeggen dat hun aantal niet vooraf mag worden beperkt en dat zij kunnen belegd worden voor het onderzoek van elke kwestie die van gemeenschappelijk belang is voor de ondernemingsraden;4° De overeenkomst moet met soepelheid worden geïnterpreteerd, derwijze dat het mogelijk moet zijn vergaderingen te beleggen die beperkt zijn tot een gedeelte van de ondernemingsraden : dat is het geval wanneer het onderzoek van de op de agenda ingeschreven kwesties slechts bepaalde technische bedrijfseenheden aanbelangt en de werknemersafgevaardigden of de hoofden van de andere entiteiten betreffende die materies geen vraag formuleerden. Er dient desbetreffend rekening te worden gehouden met de nadelen van te bevolkte en derhalve weinig doeltreffende vergaderingen.
Verder dient rekening te worden gehouden met de verschillen die voortvloeien uit de geografische verwijdering of uit het feit tot een ander taalstelsel te behoren; 5° Deze vergaderingen worden in beginsel belegd tussen de ondernemingsraden die tot dezelfde bedrijfstak behoren. De mogelijkheid mag evenwel niet worden uitgesloten dat, wanneer de noodzaak zich daartoe voordoet, vergaderingen worden belegd tussen ondernemingsraden die tot verschillende bedrijfstakken behoren en onder éénzelfde juridische entiteit vallen.
Volgens de bij overeenkomst bepaalde procedure, mag het beleggen van gemeenschappelijke vergaderingen geen afbreuk doen aan de vigerende wettelijke en verordenende bepalingen betreffende het beleggen van gewone vergaderingen voor het onderzoek van kwesties die onder de bevoegdheid van elke raad afzonderlijk vallen.
Dienaangaande wordt in herinnering gebracht dat de werkgever verplicht is de ondernemingsraad samen te roepen wanneer de helft van de leden van de personeelsafvaardiging hem dat vraagt.
In het voorlaatste lid van het nieuwe artikel 15 van de overeenkomst wordt ten andere verduidelijkt dat de gemeenschappelijke vergaderingen onderworpen zijn aan de regels die gelden voor de gewone vergaderingen. Het gaat onder meer om de bepalingen betreffende de mogelijkheid van voorbereidende vergaderingen tussen werknemersvertegenwoordigers van de ondernemingsraden en de termijn voor het samenroepen van de vergaderingen.](30) 2. Vertegenwoordiging van de verschillende afdelingen of gedeelten van de onderneming in de schoot van de raden Art.16. De werknemersorganisaties die gemachtigd zijn kandidaten voor te dragen, zullen er voor zorgen, voor zover dit mogelijk is, in de schoot van de raden de vertegenwoordiging te verzekeren van de verschillende afdelingen of gedeelten van de onderneming.
Commentaar Het is vaak gebleken dat, zowel ten gevolge van de keuze van de kandidaten, als ten gevolge van de niet te voorziene weerslag van de verkiezingen, de samenstelling van de raad niet steeds de structuur van de onderneming weergeeft.
Het ware moeilijk in te werken op de rechtstreekse gevolgen van de verkiezingen. De werknemersorganisaties hebben evenwel de verbintenis aangegaan er voor te zorgen dat op de lijsten van hun kandidaten een billijke verdeling zou worden verzekerd tussen de verschillende afdelingen of gedeelten van de onderneming. HOOFDSTUK IV. - Faciliteiten welke moeten verleend worden aan de leden die de werknemers vertegenwoordigen in de ondernemingsraden
Art. 17.Met inachtneming van de organisatorische noodwendigheden van de diensten, moeten aan de leden die de werknemers in de ondernemingen vertegenwoordigen, de nodige tijd en faciliteiten worden verleend om hun taken in de beste voorwaarden te vervullen.
Art. 18.Aan deze leden moeten onder meer de nodige tijd en faciliteiten worden verleend om zonder loonderving deel te nemen aan cursussen of seminaries : - georganiseerd door de ondertekenende vakverbonden of door hun beroepscentrales op tijdstippen die samenvallen met de normale arbeidsuren; - en gericht op de vervolmaking van hun economische, sociale en technische kennis in hun rol van werknemersvertegenwoordiger.
De ondernemingen zullen de doorbetaling van het loon voor de krachtens voorgaand lid verzuimde dagen kunnen verzekeren langs een bestaand of op te richten compensatiefonds om.
Art. 19.De voorwaarden en modaliteiten van de in artikel 18 genoemde beschikkingen zullen bepaald worden bij collectieve overeenkomsten die in het paritair comité of, bij ontstentenis daarvan, op het vlak van de onderneming zullen worden gesloten.
Wat betreft de faciliteiten, voorzien in voornoemd artikel 18, zullen de toekenningsvoorwaarden onder meer tot voorwerp hebben : - de mededeling, te bekwamer tijd, van de programma's der cursussen; - de bepaling van de afdoende verwittigingstermijn voor de individuele aanvragen; - de vaststelling van een onderzoekprocedure in geval van weigering door de werkgever; - de bepaling van het aantal toe te laten verzuimdagen.
Commentaar Voor dit hoofdstuk hebben de ondertekenende organisaties zich laten leiden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen, aangevuld op 30 juni 1971 door de overeenkomst nr. 5bis, evenals door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 6 van 30 juni 1971 betreffende de faciliteiten welke moeten verleend worden aan de leden die de werknemers vertegenwoordigen in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen.
Zij zijn de mening toegedaan dat op dit stuk in gelijkaardige bepalingen moet voorzien worden voor de leden die de werknemers in de ondernemingsraden vertegenwoordigen; deze opmerking geldt eveneens voor de voorwaarden en modaliteiten welke zullen verduidelijkt worden door collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in de paritaire comités of, bij ontstentenis daarvan, op het vlak van de onderneming. [HOOFDSTUK V. Rol van de syndicale afvaardiging bij ontstentenis van een ondernemingsraad in ondernemingen met minder dan 50 werknemers
Art. 19bis.In de ondernemingen met minder dan 50 werknemers waar een syndicale afvaardiging kan worden ingesteld op basis van een sectoraal akkoord, zal het ondernemingshoofd of zijn afgevaardigde de volgende inlichtingen uit de bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening aan de syndicale afvaardiging verstrekken : - de omzet; - de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen; - het gemiddeld personeelsbestand berekend in voltijdse equivalenten; - staat van de immateriële vaste activa : de aanschaffingen, met inbegrip van de geproduceerde vaste activa; - staat van de materiële vaste activa : de aanschaffingen, met inbegrip van de geproduceerde vaste activa; - staat van de financiële vaste activa : de aanschaffingen; - de winst (het verlies) van het boekjaar vóór belasting; - de winst (het verlies) van het boekjaar.
Deze inlichtingen moeten op schriftelijke wijze verstrekt worden in de loop van de zes maanden die volgen op het afsluiten van het boekjaar en voorafgaandelijk aan de gedachtewisseling hierover. Zij worden aangevuld met een mondelinge commentaar van het ondernemingshoofd of zijn afgevaardigde. Het ondernemingshoofd of zijn afgevaardigde maakt de vergelijking met het voorafgaande jaar en geeft uitleg over de wijzigingen die zich hebben voorgedaan. Het ondernemingshoofd en de vakbondsafvaardiging leggen in onderling akkoord het tijdstip vast waarop deze inlichtingen besproken worden.
Commentaar Ondernemingen die een jaarrekening opgemaakt volgens een standaardmodel moeten neerleggen, beschikken over twee modellen, opgesteld door de Nationale Bank en goedgekeurd door de Commissie voor Boekhoudkundige Normen : het volledig model voor grote ondernemingen en voor beursgenoteerde ondernemingen en het verkort model voor niet-beursgenoteerde kleine ondernemingen.
In het volledig model beantwoorden de opgesomde rubrieken aan de volgende codes : 70, 62, 9087, 8021, 8161, 8361, 9903 en 9904.
In het verkort model beantwoorden de opgesomde rubrieken aan de volgende codes : 70, 62, 9087, 8029, 8169, 8365, 9903 en 9904.](31) HOOFDSTUK VI. - Duur, herziening en opzegging
Art. 20.Deze overeenkomst is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij zal op verzoek van de meest gerede ondertekenende partij kunnen herzien of opgezegd worden, met een opzeggingstermijn van zes maanden.
De organisatie die het initiatief tot herziening of tot opzegging neemt, moet de redenen van haar opzegging bekend maken en amendementsvoorstellen indienen, en de andere organisaties gaan de verbintenis aan deze binnen de termijn van één maand na ontvangst in de Nationale Arbeidsraad te bespreken. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 21.Opgeheven worden : - het nationaal akkoord van 16 juli 1958 betreffende de werking en de opdrachten van de ondernemingsraden, gewijzigd door het nationaal akkoord van 29 maart 1962 en aangevuld door het nationaal akkoord van 28 november 1962; - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 4 van 4 december 1970 betreffende de voorlichting en de raadpleging van de ondernemingsraden omtrent de algemene vooruitzichten en de tewerkstellingsproblemen in de onderneming; - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 7 van 30 juni 1971 betreffende de faciliteiten welke moeten verleend worden aan de leden die de werknemers vertegenwoordigen in de ondernemingsraden.
Ondertekend te Brussel, negen maart negentienhonderd tweeënzeventig Inwerkingtreding van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 : - collectieve arbeidsovereenkomst nr. 15 : 25 juli 1974; - collectieve arbeidsovereenkomst nr. 34 : 16 oktober 1981; - collectieve arbeidsovereenkomst nr. 37 : 1 december 1981; - collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9bis : 1 november 1991; - collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9ter : 27 februari 2008; - collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9quater : 1 januari 2013.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 mei 2017.
De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota's (1) Thans artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.(2) Gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.5quater van 5 oktober 2011 (artikel 1). (3) Ingevoegd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.5ter van 21 december 1978 (artikel 1). (4) Wijziging van de commentaar (beslissing van de Raad van 5 oktober 2011).(5) Wijziging van de commentaar (beslissing van de Raad van 5 oktober 2011).(6) Wijziging van de commentaar (beslissing van de Raad van 5 oktober 2011).(7) Wijziging van de commentaar (beslissing van de Raad van 5 oktober 2011).(8) Wijziging van de commentaar (beslissing van de Raad van 5 oktober 2011).(9) Nieuwe commentaar ingevoegd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.5ter van 21 december 1978 (artikel 1 - commentaar). (10) Ingevoegd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.5bis van 30 juni 1971. (11) Aldus gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.5bis van 30 juni 1971. (12) Aldus gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.5ter van 21 december 1978 (artikel 2). (13) Ingevoegd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.5ter van 21 december 1978 (artikel 2 - commentaar). (14) In de collectieve arbeidsovereenkomst nr.5ter werd in dit verband de volgende verbindende bepaling opgenomen : "De ondertekenende partijen gaan de verbintenis aan na te gaan in welke mate er uitvoering gegeven werd aan de bepaling van artikel 28, lid 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen en, op basis van dat onderzoek, de nodige maatregelen te treffen.
Commentaar Bij artikel 28, lid 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 wordt de nationale overeenkomst van 17 juni 1947 betreffende de algemene principes van het statuut der syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen afgeschaft.
In het tweede lid van dat artikel wordt bepaald dat de collectieve overeenkomsten die ter uitvoering van de overeenkomst van 1947 in de verschillende bedrijfstakken of op het niveau van de ondernemingen werden gesloten, binnen de kortst mogelijke termijn dienen te worden aangepast aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5, die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van genoemde overeenkomst.". (15) Ingevoegd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.9ter van 27 februari 2008 (artikel 1). (16) Ingevoegd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.37 van 27 november 1981 (artikel 1, 1° ). (17) Opgeheven bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.37 van 27 november 1981 (artikel 1, 2° ). (18) Ingevoegd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.37 van 27 november 1981 (artikel 1, 3° ). (19) Aldus gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.9bis van 29 oktober 1991. (20) Ingevoegd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.9quater van 27 juni 2012 (artikel 1). (21) Aanvulling van de commentaar (beslissing van de Raad van 27 februari 1981).(22) Wijziging van de commentaar (beslissing van de Raad van 27 juni 2012).(23) Wijziging van de commentaar (beslissing van de Raad van 27 juni 2012).(24) Aanvulling van de commentaar (beslissing van de Raad van 27 februari 1981).(25) Aanvulling van de commentaar (beslissing van de Raad van 27 februari 1981).(26) Aanvulling van de commentaar (beslissing van de Raad van 27 februari 1981).(27) Ingevoegd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.34 van 27 februari 1981 (artikel 1). (28) Aanvulling van de commentaar (beslissing van de Raad van 27 februari 1981).(29) Aldus gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.15 van 25 juli 1974. (30) Aldus gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.15 van 25 juli 1974. (31) Ingevoegd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr.9ter van 27 februari 2008 (artikel 2).