gepubliceerd op 15 juni 2016
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 oktober 2015, gesloten in het Paritair Subcomité voor de betonindustrie, betreffende de arbeidsvoorwaarden
13 MEI 2016. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 oktober 2015, gesloten in het Paritair Subcomité voor de betonindustrie, betreffende de arbeidsvoorwaarden (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de betonindustrie;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 oktober 2015, gesloten in het Paritair Subcomité voor de betonindustrie, betreffende de arbeidsvoorwaarden.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 mei 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de betonindustrie Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 oktober 2015 Arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 8 december 2015 onder het nummer 130461/CO/106.02) Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de betonindustrie (PSC 106.02).
Onder "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters.
Sectie I. - Lonen en arbeidsvoorwaarden Subsectie 1.1. - Indeling van de arbeiders
Art. 2.De arbeiders worden in zes categorieën ingedeeld : I. Productiepersoneel Categorie 1 : Hulparbeiders De arbeiders die geen bijzondere kennis of voorafgaande opleiding hebben, doch enkel een oplettendheid en een gewoonte van arbeid welke zij kunnen verwerven door een aanpassingsperiode van minder dan vijftien dagen.
Deze arbeiders kunnen gemeenschappelijke vervoerapparaten gebruiken (kruiwagens, transpaletten met of zonder motor, drijfschoppen, duivels, wagentjes, loopwagentjes, roltransporteurs, enz.).
Dit zijn namelijk : de arbeiders tewerkgesteld aan het lossen en het behandelen van de grondstoffen, aan de voorbereiding van de wapeningen (puntlassers), aan het bevochtigen en het behandelen van de afgewerkte producten of van de producten tijdens de fabricatie, aan het opstapelen en het inpakken van de producten, aan het bergen ervan in magazijn, aan het laden van de afgewerkte producten, de begeleiders van vrachtwagens, enz.
De helpers van de geoefende arbeiders van tweede categorie worden eveneens in deze categorie ingedeeld.
Het aantal arbeiders dat een onderneming met het loon van de categorie "hulparbeiders" mag bezoldigen, is als volgt beperkt : - indien de onderneming in totaal minder dan 10 arbeiders tewerkstelt : 0; - indien de onderneming in totaal van 10 tot 19 arbeiders tewerkstelt : 1; - indien de onderneming in totaal van 20 tot 29 arbeiders tewerkstelt : 2; - indien de onderneming in totaal van 30 tot 39 arbeiders tewerkstelt : 3; - enz.
Categorie 2 : Geoefenden van tweede categorie De arbeiders die in de eigenlijke fabricatie zijn betrokken en zij die verantwoordelijkheid en/of leiding hebben van productiemachines of van hijs- en behandelingstoestellen met titularis.
Dit zijn namelijk : de arbeiders die verantwoordelijk zijn voor het bereiden en het samenstellen van de mengsels, voor het bedienen van de tot dit doel gebruikte toestellen (meng-, zeef-, droogmolens, kneedtoestellen, betonmolens, betoncentrales, enz.); de samenstellers van de wapeningen; de verantwoordelijken voor de triltafels, trilmachines, persen en andere gelijkaardige productietoestellen, voor het vervaardigen en afwerken van gegoten stukken uit beton of uit hersamengestelde steen, voor het vormgieten en het persen van cementtegels en tegels uit marmermozaïek, voor het vormgieten van speciale stukken in marmeragglomeraten (traptreden, vensterbanken, enz.), voor het werk aan de zogenaamde automatische persen en aan de slijp- en polijsttoestellen, zonder deze te besturen voor het stoppen, het sorteren en het nazien van de producten, voor zaagmachines, voor het bedienen van spantoestellen; de titularissen van hijs- en behandelingstoestellen zoals "clarks", "lifttrucks", kranen, automatische schoppen, rolbruggen; de vrachtwagenbestuurders, enz.
Categorie 3 : Geoefenden van eerste categorie De arbeiders van de vorige categorie waarvan de functies bijzondere hoedanigheden van aanpassing, initiatief en doorzicht, een langere en betere opleiding, een voortdurende gespannen aandacht in de uitvoering van het werk vereisen, wegens de belangrijkheid van het materieel dat zij moeten besturen en waarvoor zij verantwoordelijk zijn en de waarde van de grondstoffen die zij moeten aanwenden.
Dit zijn namelijk : de verantwoordelijken die de leiding hebben van de zogenaamde automatische persen en de geperfectioneerde slijp- en polijstmachines, enz.
De helpers van de arbeiders van deze categorie worden gelijkgesteld met de hulparbeiders of de geoefende arbeiders van tweede categorie, naargelang het werk dat zij verrichten.
Categorie 4 : Vaklieden van tweede categorie De arbeiders die minstens gedurende één jaar hun vak hebben uitgeoefend, nadat zij de daarmee in verband staande beroepsleergangen met vrucht hebben gevolgd; de arbeiders die minstens gedurende drie jaar hetzelfde vak hebben uitgeoefend en waarvoor beroepsleergangen bestaan; deze arbeiders moeten het bewijs leveren van een klaarblijkelijke praktische en technische kennis.
Dit zijn namelijk : de monteerders, bankwerkers, draaiers, booglassers, autogeenlassers, gereedschapsmakers, boetseerders, elektriciens, schrijnwerkers, timmerlieden, metselaars, cementbezetters, mecaniciens, enz.
De helpers van de arbeiders van deze categorie worden opgenomen in één van de vorige drie categorieën, naargelang het werk dat zij verrichten.
Categorie 5 : Vaklieden van eerste categorie De arbeiders van de voorgaande categorie, die kunnen worden beschouwd als bijzonder geschoolden omwille van hun meer dan gemiddelde geschiktheid.
II. Schoonmaakpersoneel Categorie 6 : Kuismannen(vrouwen) De werkgevers die geen beroep doen op extern schoonmaakpersoneel, kunnen arbeiders in dienst nemen die belast zijn met de schoonmaak van : - kantoren en laboratoria; - refters, keukens en dergelijke; - sanitaire inrichtingen.
In geen geval zullen prestaties verricht word die voorbehouden zijn aan personeel van de vijf hierboven omschreven categorieën.
De arbeiders die in dienst waren vóór 1 juni 2005 en die reeds belast zijn met deze schoonmaakactiviteiten, zullen hun bestaande arbeids- en loonvoorwaarden behouden.
Subsectie 1.2. - Sectorale uurlonen
Art. 3.§ 1. Sinds 1 maart 2014 zijn de minimumuurlonen van de arbeiders, naargelang de categorie waartoe zij behoren en voor een wekelijkse arbeidsduur van achtendertig uur, als volgt vastgesteld :
Hulparbeiders
14,4340 EUR
Manoeuvres
14,4340 EUR
Geoefenden 2e categorie
14,5362 EUR
Spécialisés 2e catégorie
14,5362 EUR
1e categorie
14,7193 EUR
1re catégorie
14,7193 EUR
Vaklieden 2e categorie
15,0518 EUR
Hommes de métier 2e catégorie
15,0518 EUR
1e categorie
15,5263 EUR
1re catégorie
15,5263 EUR
Kuismannen(vrouwen)
12,8584 EUR
Nettoyeurs(euses)
12,8584 EUR
§ 2. De maximale loonkostenontwikkeling voorzien door de
wet van 28 april 2015Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
28/04/2015
pub.
30/04/2015
numac
2015012133
bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
Wet tot instelling van de maximale marge voor loonkostenontwikkeling voor de jaren 2015 en 2016
type
wet
prom.
28/04/2015
pub.
19/11/2015
numac
2015000662
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet tot instelling van de maximale marge voor loonkostenontwikkeling voor de jaren 2015 en 2016. - Duitse vertaling
sluiten (Belgisch Staatsblad van 30 april 2015) tot instelling van de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling voor de jaren 2015 en 2016, wordt als volgt ingevuld.
Vanaf 1 januari 2016 zijn de minimum en effectieve bruto uurlonen met 0,6 pct. verhoogd.
Bijgevolg, vanaf 1 januari 2016 zijn de minimumuurlonen van de arbeiders, naargelang de categorie waartoe zij behoren en voor een wekelijkse arbeidsduur van achtendertig uur, als volgt vastgesteld :
Hulparbeiders
14,5206 EUR
Manoeuvres
14,5206 EUR
Geoefenden 2e categorie
14,6234 EUR
Spécialisés 2e catégorie
14,6234 EUR
1e categorie
14,8076 EUR
1re catégorie
14,8076 EUR
Vaklieden 2e categorie
15,1421 EUR
Hommes de métier 2e catégorie
15,1421 EUR
1e categorie
15,6195 EUR
1re catégorie
15,6195 EUR
Kuismannen(vrouwen)
12,9356 EUR
Nettoyeurs(euses)
12,9356 EUR
De bedragen in euro worden tot op de vierde decimaal afgerond; 0,00005 wordt naar boven afgerond.
Subsectie 1.3. - Stuk-, premie- of rendementswerk en studentenloon
Art. 4.Het voor stuk-, premie- of rendementswerk te betalen loon wordt zo berekend dat de betrokken arbeider minstens 12,5 pct. meer verdienen dan het effectief betaalde loon aan de arbeiders van de categorie waartoe ze behoren.
Art. 5.Het staat de werkgever vrij de productie te bepalen die met stuk-, premie- of rendementswerk niet mag worden overschreden.
Art. 6.Het sectoraal minimumuurloon voor jobstudenten wordt vastgelegd op 70 pct. van het sectoraal minimumuurloon van de categorie hulparbeider, dat op dat moment van toepassing is.
Subsectie 1.4. - Ploegenarbeid en verschoven uurroosters
Art. 7.§ 1. Wanneer in ploegen wordt gewerkt, hebben onverminderd artikel 36 van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, de arbeiders, zonder onderscheid van leeftijd, per werkuur en voor een wekelijkse arbeidsduur van achtendertig uur, recht op betaling van een premie.
Deze premie bedraagt sinds 1 maart 2014 minimum : - voor de ochtend- en namiddagploegen : 0,7640 EUR/uur; - voor de nachtploeg : 2,2917 EUR/uur. § 2. De maximale loonkostenontwikkeling voorzien door de wet van 28 april 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2015 pub. 30/04/2015 numac 2015012133 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot instelling van de maximale marge voor loonkostenontwikkeling voor de jaren 2015 en 2016 type wet prom. 28/04/2015 pub. 19/11/2015 numac 2015000662 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van de maximale marge voor loonkostenontwikkeling voor de jaren 2015 en 2016. - Duitse vertaling sluiten (Belgisch Staatsblad van 30 april 2015) tot instelling van de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling voor de jaren 2015 en 2016, wordt als volgt ingevuld.
Vanaf 1 januari 2016 zijn de minimum en effectieve ploegenpremies met 0,6 pct. verhoogd.
Bijgevolg, vanaf 1 januari 2016 bedraagt deze premie minimum : - voor de ochtend- en namiddagploegen : 0,7686 EUR/uur; - voor de nachtploeg : 2,3055 EUR/uur.
De bedragen in euro worden tot op de vierde decimaal afgerond; 0,00005 wordt naar boven afgerond.
Art. 8.Het al of niet bestaan van een verschoven uurrooster hangt af van het normale daguurrooster zoals vastgesteld in het arbeidsreglement.
Een uurrooster wordt geacht verschoven te zijn wanneer het begin ervan minstens één uur valt vóór het begin van het normale daguurrooster of wanneer het einde ervan minstens één uur valt na het einde van dit uurrooster.
De arbeiders die werken volgens een verschoven uurrooster hebben, voor elk van de uren die zij presteren vóór of na het normale daguurrooster recht op de ploegpremie die overeenstemt met het ogenblik waarop deze uren gepresteerd worden.
Er is geen samenvoeging van de ploegenpremies voor verschoven uurrooster en de overlonen voor dezelfde uren.
Subsectie 1.5. - Koppeling van de bezoldigingen aan het gezondheidsindexcijfer
Art. 9.De sectorale uurlonen, de werkelijk uitbetaalde lonen, de lonen die geheel of gedeeltelijk per stuk, met premies of tegen rendement worden betaald, de ploegenpremies en de andere premies die een integrerend deel uitmaken van de lonen, worden gekoppeld aan het viermaandelijkse gemiddelde van het gezondheidsindexcijfer 100,51 (basis 2013 = 100).
Art. 10.De lonen en premies worden verhoogd met 2 pct. wanneer het viermaandelijkse gemiddelde van het gezondheidscijfer volgende waarden bereikt : 102,52 - 104,57 - 106,66 - enz.
Art. 11.De verhogingen ingevolge de schommelingen van het indexcijfer, hebben uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op deze waarop het indexcijfer, dat de verhoging van de lonen en premies veroorzaakt, betrekking heeft. Eventuele verlagingen zullen niet worden toegepast.
Subsectie 1.6. - Geschillen
Art. 12.Alle geschillen betreffende de interpretatie van de bepalingen van deze sectie I, kunnen voor bemiddeling worden voorgelegd aan een beperkt comité van het Paritair Subcomité voor de betonindustrie.
Sectie II. - Werk- en inkomenszekerheid Om de werk- en inkomenszekerheid maximaal te garanderen, en rekening houdend met de herhaalde tussenkomsten van de overheid ten gunste van het personeel dat het slachtoffer kan worden van afdankingsmaatregelen, nemen de partijen volgende regelingen aan om de problemen van de werk- en inkomenszekerheid in de sector van de betonindustrie op te vangen.
Art. 13.Wanneer de activiteit afneemt, en alvorens tot afdankingen over te gaan, voeren de ondernemingen een stelsel van beurtwerkloosheid in, voor zoveel mogelijk arbeiders en in zoverre dit verenigbaar is met de individuele kwalificaties en de noodwendigheid van de werkorganisatie.
Indien de herstructureringsmaatregelen van de onderneming afdankingen onafwendbaar maken, onderzoeken de werkgevers met hun syndicale afvaardiging (regionale vakbondssecretarissen en -afgevaardigden) de toestand grondig, alvorens tot een beslissing over te gaan; meer in het bijzonder streven zij alle mogelijkheden van herklassering en wederaanpassing na.
Het werk dat normaal verricht wordt door de arbeiders die tijdelijk werkloos gesteld worden, mag door de onderneming niet aan derden worden uitbesteed tijdens de duur van de tijdelijke werkloosheid.
Art. 14.Deze sectie wordt uitgevoerd in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1972 tot vaststelling van het statuut van de vakbondsafvaardigingen in de ondernemingen van cementagglomeraten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 februari 1973, meer bepaald de artikelen 10, 3° en 19.
Sectie III. - Vergoeding van de kosten voor verplaatsing, huisvesting en maaltijden bij tewerkstelling op een ongewone plaats
Art. 15.Wanneer de werkgever de arbeider opdraagt zich van de onderneming of werf naar een andere werkplaats te begeven, draagt de werkgever de verplaatsingskosten. Bij dienstverplaatsingen met een eigen vervoermiddel ontvangt de arbeider een vergoeding van 0,3468 EUR (bedrag op 1 januari 2015) per werkelijk afgelegde kilometer.
Deze vergoeding wordt geïndexeerd in dezelfde mate en op hetzelfde ogenblik als de officiële schaal die door de administratie van de FOD Financiën wordt toegepast ten aanzien van haar ambtenaren.
Deze vergoeding kan niet gecumuleerd worden met bestaande gunstiger regelingen op ondernemingsvlak. In ondernemingen waar evenwel gunstigere maatregelen bestaan, blijven die behouden.
Art. 16.Wanneer de arbeider op een werf werkt die zo ver van de woonplaats is verwijderd dat hij onmogelijk dagelijks naar huis kan gaan, is de werkgever verplicht hem naar behoren voeding en huisvesting te verstrekken.
De werkgever kan zich van deze verplichting kwijten door een forfaitaire uitkering voor huisvesting en voor voeding te betalen van 33,1228 EUR per werkdag.
Dit bedrag wordt aan het gezondheidsindexcijfer aangepast, in dezelfde mate en op hetzelfde ogenblik als de aanpassing van de lonen en premies aan het gezondheidsindexcijfer.
Sectie IV. - Toekenningsvoorwaarden van de uitkeringen voor bestaanszekerheid
Art. 17.Onverminderd de verplichting van de werkgever ingevoerd door artikel 7 van de wet van 12 april 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/2011 pub. 28/04/2011 numac 2011012030 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord sluiten, om per dag van tijdelijke werkloosheid een toeslag toe te kennen van ten minste 2,00 EUR per dag, kunnen de arbeiders aanspraak maken op een daguitkering voor bestaanszekerheid zodra zij tijdelijk werkloos worden gesteld zonder dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd en voor zover zij minstens twee weken dienst hebben in de onderneming.
Art. 18.De arbeiders hebben recht op maximum vijfentachtig uitkeringen gedurende de periode van 1 april van het kalenderjaar tot 31 maart van het volgende jaar.
Het aantal uitkeringen wordt op honderdtwintig per periode gebracht voor ondernemingen die in deze periodes afwijken van de maximumduur van de werkloosheid voorzien in artikel 51, § 1 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Deze kredieten zijn niet overdraagbaar na de vervaldatum.
Art. 19.Nochtans, hebben de arbeiders met minder dan één jaar anciënniteit op 1 april slechts recht op zeven uitkeringen per volledige of begonnen maand op datum van de in werkloosheidsstelling te rekenen vanaf de datum van indiensttreding.
Art. 20.In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst om reden van staking, wordt het recht op de uitkeringen verminderd naar rato van één uitkering per vier stakingsdagen.
Art. 21.Vanaf 1 januari 2015 bedraagt het bedrag van de dagelijkse uitkering voor bestaanszekerheid 9,50 EUR. Vanaf 1 januari 2016 wordt deze uitkering verhoogd tot 10,00 EUR.
Art. 22.Vanaf 1 januari 2015, wanneer de dagen tijdelijke werkloosheid niet voortspruiten uit een schorsing van de arbeidsovereenkomst om economische redenen (artikel 51 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten), betaalt de werkgever bovendien aan de arbeiders een bijkomende dagvergoeding van 7,54 EUR. Vanaf 1 januari 2016 wordt deze uitkering verhoogd tot 7,62 EUR.
Art. 23.Bovendien moet de werkgever aan de arbeiders die bestaanszekerheid genieten, de werkelijk door hen gedragen kosten van het abonnement met betrekking tot het openbaar vervoer, naar rato van de om reden van werkloosheid niet gewerkte dagen, terugbetalen.
Art. 24.De werkgever betaalt de uitkeringen op de normale dagen van de uitbetaling van het loon.
Art. 25.De arbeiders die recht hebben op de uitkeringen moeten hun werk onmiddellijk hervatten wanneer de werkgever erom verzoekt, of bij het verstrijken van de wettelijke opzeggingstermijn die zij moeten naleven tegenover een andere werkgever, indien zij gedurende de periode van werkloosheid een andere arbeidsovereenkomst hebben gesloten.
Art. 26.De arbeiders verliezen hun recht op bestaanszekerheid in geval : - de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd gedurende de periode van werkloosheid; - de arbeider de arbeidsovereenkomst opzegt vóór de betalingsdatum van de uitkeringen of van het saldo van de uitkeringen; - de termijn om het werk te hervatten niet wordt nageleefd; - van staking of lock-out.
Art. 27.Deze dagbedragen worden bij het begin van een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomstperiode aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.
Alle geschillen betreffende de interpretatie van de bepalingen van deze sectie IV kunnen voor bemiddeling aan een beperkt comité van het Paritair Subcomité voor de betonindustrie worden voorgelegd.
Sectie V. - Toekenning van een afdankingsuitkering
Art. 28.Tot 30 juni 2015 hebben de arbeiders recht op een afdankingsuitkering wanneer de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd, behalve wegens dringende reden, voor zover zij minstens drie maanden ononderbroken dienst hebben in de onderneming.
Dit geldt niet bij SWT of pensioen.
Art. 29.De bedragen van de afdankingsuitkering die wordt betaald bij de eindafrekening zijn de volgende :
EUR/gepresteer- de maand
EUR/mois presté
3 maanden en minder dan 1 jaar
6,1973
3 mois et moins d'une année
6,1973
1 jaar en minder dan 2 jaar
74,37
1 année et moins de 2 années
74,37
2 jaar en minder dan 3 jaar
88,00
2 années et moins de 3 années
88,00
3 jaar en minder dan 4 jaar
101,64
3 années et moins de 4 années
101,64
4 jaar en minder dan 5 jaar
115,27
4 années et moins de 5 années
115,27
5 jaar en minder dan 6 jaar
128,90
5 années et moins de 6 années
128,90
6 jaar en minder dan 7 jaar
142,54
6 années et moins de 7 années
142,54
7 jaar en minder dan 8 jaar
156,17
7 années et moins de 8 années
156,17
8 jaar en minder dan 9 jaar
169,81
8 années et moins de 9 années
169,81
9 jaar en minder dan 10 jaar
183,44
9 années et moins de 10 années
183,44
10 jaar en minder dan 11 jaar
197,08
10 années et moins de 11 années
197,08
11 jaar en minder dan 12 jaar
210,71
11 années et moins de 12 années
210,71
12 jaar en minder dan 13 jaar
224,34
12 années et moins de 13 années
224,34
13 jaar en minder dan 14 jaar
237,98
13 années et moins de 14 années
237,98
14 jaar en minder dan 15 jaar
251,61
14 années et moins de 15 années
251,61
15 jaar en minder dan 16 jaar
265,25
15 années et moins de 16 années
265,25
16 jaar en minder dan 17 jaar
278,88
16 années et moins de 17 années
278,88
17 jaar en minder dan 18 jaar
292,51
17 années et moins de 18 années
292,51
18 jaar en minder dan 19 jaar
306,15
18 années et moins de 19 années
306,15
19 jaar en minder dan 20 jaar
319,78
19 années et moins de 20 années
319,78
20 jaar en minder dan 21 jaar
333,42
20 années et moins de 21 années
333,42
21 jaar en minder dan 22 jaar
347,05
21 années et moins de 22 années
347,05
22 jaar en minder dan 23 jaar
360,69
22 années et moins de 23 années
360,69
23 jaar en minder dan 24 jaar
374,32
23 années et moins de 24 années
374,32
24 jaar en minder dan 25 jaar
387,95
24 années et moins de 25 années
387,95
25 jaar en meer
401,59
25 années et plus
401,59
De anciënniteit wordt berekend op de dag waarop de opzegging begint te lopen of zou moeten beginnen te lopen.
Sectie VI. - Toekenning van een eindejaarspremie
Art. 30.De arbeiders hebben recht op een eindejaarspremie voor zover zij op 15 december sinds drie maanden in dienst zijn in de onderneming. Deze premie wordt uitbetaald tussen 16 en 20 december.
Art. 31.De eindejaarspremie is gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de sectorale minimumuurlonen voor de vijf productiecategorieën geldig op 1 december van het bewuste jaar, vermenigvuldigd met het aantal per maand gewerkte uren. Dit aantal wordt conventioneel vastgesteld op 164,66 uren in het regime van 38-urenweek.
Art. 32.Dit bedrag wordt verhoogd met een anciënniteitspremie van 1,8592 EUR per jaar dienst voor de eerste tien jaar dienst en met 4,9579 EUR per jaar vanaf het elfde jaar dienst in de onderneming.
Art. 33.Volgende rechthebbenden ontvangen een premie pro rata : - bruggepensioneerde of gepensioneerde arbeiders; - arbeiders die zelf de onderneming op rechtmatige wijze verlaten; - ontslagen arbeiders, behalve om dringende redenen; - rechthebbenden van de overleden arbeiders.
Hun anciënniteit wordt als volgt berekend : - wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt vóór 16 juni wordt er rekening gehouden met de an-ciënniteit die zij op 16 december van het vorig jaar hadden; - wanneer de arbeidsovereenkomst een einde neemt vanaf 16 juni en later, wordt er rekening gehouden met de anciënniteit die zij op 16 december van dat jaar zouden hebben gehad, indien hun arbeidsovereenkomst geen einde had genomen.
Art. 34.De eindejaarspremie wordt aangepast in verhouding tot de werkelijk gepresteerde dagen in de loop van het refertedienstjaar.
Onder "refertedienstjaar" wordt verstaan : de periode begrepen tussen 1 december van het vorige kalenderjaar en 30 november van het betrokken jaar.
De berekening gebeurt als volgt : Het gewone volledige bedrag van de eindejaarspremie wordt vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer 241 bedraagt en de teller het aantal effectief gepresteerde dagen.
Worden gelijkgesteld met effectief gepresteerde dagen : - de tien betaalde feestdagen; - de dagen klein verlet; - de dagen syndicale vorming tot een beloop van maximum vijf dagen per jaar; - de dagen verlet omwille van een arbeidsongeval; - de dagen verlet omwille van een beroepsziekte; - de dagen verlet omwille van ziekte met een maximum van vijfenzestig dagen; - de dagen verlet omwille van tijdelijke werkloosheid met een maximum van vijfentachtig dagen. Deze worden uitgebreid tot honderdtwintig dagen voor ondernemingen die afwijken van de wettelijke maximumduur van de werkloosheid voorzien in artikel 51, § 1 van de arbeidsovereenkomstenwet; - recuperatie overuren; - de 2 compensatievakantiedagen; - de dagen betaald educatief verlof voor beroepsopleiding.
Art. 35.Langdurig zieken behouden hun recht op eindejaarspremie gedurende een periode die afhankelijk is van de anciënniteit in de onderneming : - 1 jaar dienst : 12 maanden; - 2 jaar dienst : 13 maanden; - 3 jaar dienst : 14 maanden; - 4 jaar dienst : 15 maanden; - 5 jaar dienst : 18 maanden; - 6 jaar dienst : 19 maanden; - 7 jaar dienst : 20 maanden; - 8 jaar dienst : 21 maanden; - 9 jaar dienst : 22 maanden; - 10 jaar dienst : 24 maanden; - 11 jaar dienst : 25 maanden; - 12 jaar dienst : 26 maanden; - 13 jaar dienst : 27 maanden; - 14 jaar dienst : 28 maanden; - 15 jaar en meer dienst : 30 maanden.
Worden aanzien als langdurig zieken, de arbeiders die meer dan 6 maanden ononderbroken afwezig zijn wegens ziekte.
Voor hen wordt de periode tussen de 65ste dag en het begin van de zevende maand gelijkgesteld met effectief gepresteerde dagen voor de berekening van de eindejaarspremie.
De in aanmerking te nemen anciënniteit is deze die bereikt is op de datum dat betrokkene als zieke van lange duur beschouwd wordt.
Sectie VII. - Meldingsplicht van contracten voor bepaalde duur en contracten van uitzendarbeid
Art. 36.Behoudens wettelijke of conventionele schikkingen die andere verplichtingen opleggen (bijvoorbeeld voorafgaande toestemming), moeten de ondernemingen die arbeiders aanvaarden met een contract voor bepaalde duur of beroep doen op uitzendarbeiders vooraf de ondernemingsraad, of bij ontstentenis daarvan de syndicale afvaardiging, of bij ontstentenis daarvan de representatieve werknemersorganisaties hiervan in kennis stellen. In dringende gevallen moet deze kennisgeving binnen de 8 dagen na de afsluiting van de contracten gebeuren.
Bij niet-naleving van de hiervoor vermelde procedure wordt het interimcontract een overeenkomst van onbepaalde duur met de "gebruiker".
Art. 37.In geval van tewerkstelling van arbeiders onder voormelde contracten, dienen de ondernemingen de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake loon- en arbeidsvoorwaarden en eigen aan de sector integraal toe te passen en dit onverminderd de wettelijke beschikkingen betreffende bedoelde contracten.
Art. 38.Opeenvolging van contracten voor bepaalde duur of van uitzendcontracten in éénzelfde onderneming geeft recht aan de arbeiders op de voorwaarden voortspruitend uit de gecumuleerde anciënniteit in de onderneming.
Art. 39.De sociale partners ijveren voor werkzekerheid binnen de sector en zullen zoveel als mogelijk contracten van bepaalde duur, uitzendarbeid, onderaanneming en dagcontracten beperken.
Bij daling van de productie- of economische activiteit zal de onderneming het werk dat gebruikelijk door de arbeiders van de onderneming gebeurt dan niet laten uitvoeren door het inzetten van interims of onderaannemingen.
Sectie VIII. - Anciënniteitsverlof
Art. 40.Voor de arbeiders met een bedrijfsanciënniteit van 20 jaar, wordt jaarlijks één betaalde dag anciënniteitsverlof toegekend. Voor de arbeiders met een sectoranciënniteit van 25 jaar, wordt jaarlijks een tweede betaalde dag anciënniteitsverlof toegekend.
Deze worden een eerste keer toegekend in het jaar waarin de betrokken arbeider de vereiste anciënniteit bereikt.
Sectie IX. - Werkgelegenheid van mindervalide arbeiders
Art. 41.In functie van de beschikbare arbeidsposten worden de mogelijkheden onderzocht voor de herinschakeling van arbeiders die het slachtoffer zijn geweest van een arbeidsongeval alsook voor de aanwerving van andersvaliden.
De sociale partners bevelen de bedrijven aan gebruik te maken van de regionale subsidies voor aangepaste arbeidsposten bij de aanwerving van andersvaliden, ten einde hun tewerkstelling waar mogelijk te bevorderen.
Sectie X.
Art. 42.De sociale partners nemen het engagement de sociale vrede te vrijwaren, op bedrijfsniveau geen onderhandelingen te voeren over onderwerpen waarvoor een sectoraal akkoord bestaat en geen acties te voeren zolang alle verzoeningsmogelijkheden niet uitgeput zijn op bedrijfs- en op sectorniveau.
Geldigheid
Art. 43.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2015 en is gesloten voor onbepaalde tijd, met uitzondering van de sectie V die op 30 juni 2015 buiten werking treedt.
Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2013 (nr. 116294/CO/106.02, lopende publicatie) betreffende de arbeidsvoorwaarden.
Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2014 (nr. 122091/CO/106.02, lopende publicatie) betreffende de indexering van de lonen.
Zij kan door elk van partijen opgezegd worden mits een opzeggingstermijn van zes maanden wordt betekend, per aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de betonindustrie.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 mei 2016.
De Minister van Werk, K. PEETERS