gepubliceerd op 24 mei 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen betreffende de jaarlijkse staat inzake de taks op het lange termijnsparen
13 MEI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen betreffende de jaarlijkse staat inzake de taks op het lange termijnsparen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd regelt de tenuitvoerlegging van artikel 1873 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen. Dit artikel bevat de procedure inzake betaling en controle van de taks op het lange termijnsparen. Het derde lid van § 1 van dit artikel geeft aan de Koning de bevoegdheid om "elk stuk waarvan het overleggen nodig is voor de controle van de heffing van de taks" vast te leggen. Welnu, artikel 227, § 2, van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen bepaalt dat de schuldenaars van de taks op het einde van ieder jaar een staat moeten opstellen en ondertekenen van alle verzekeringscontracten of spaarrekeningen waarvoor de taks op het lange termijnsparen betaald werd in de loop van het jaar waarvoor de staat wordt opgesteld. Het huidige tweede lid van § 2 van artikel 227 van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen stelt dat deze staat moet opgesteld worden op een magnetische informatiedrager, waarbij het model van de staat en van de informatiedrager worden vastgesteld door de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde.
De hoogdringendheid werd dan ook gemotiveerd vanuit het oogpunt om de wetgeving aan te laten sluiten bij een procedure die reeds in de praktijk kan worden toegepast, de praktische toepassingen en instructies zijn klaar en werden reeds onder de belanghebbenden verspreid, maar die, gelet op de niet aanpassing van artikel 227 van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen, volgens de wet niet kan worden toegepast.
De Raad van State merkt in zijn advies 38.323/2 van 20 april 2005 op dat er veel tijd verstreken is tussen het verkrijgen van het advies van de Inspecteur van Financiën en de vraag om advies aan de Raad van State. Er moet worden opgemerkt dat de termijn die reeds verstreken is geen afbreuk doet aan de hoogdringendheid, die nog steeds gemotiveerd wordt uit het oogpunt van praktische noodzakelijkheid : de schuldenaars van de taks zijn klaar om de staten via internet in te dienen, en wachten in feite enkel nog op de formele aanpassing van artikel 227 van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen. De staten moeten uiterlijk worden ingediend op 31 mei 2005.
De Raad van State merkt vervolgens op dat het ontwerp geen akkoordbevinding van de Minister van Begroting behoeft, zodat deze vermelding in het ontwerp moet worden geschrapt. Het advies wordt gevolgd. De opmerkingen inzake de aanhef worden eveneens gevolgd.
Vervolgens merkt de Raad van State op dat de bevoegdheidsoverdracht van de Minister van Financiën aan zijn afgevaardigde, zoals voorzien in het ontworpen tweede lid van artikel 227, § 2, van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen, te ver gaat.
Hier moet worden opgemerkt dat de bestaande § 2 de bevoegdheid tot het vastleggen van het model van de staat en van de informatiedrager al verleent aan de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde. Welnu, de ontworpen tekst betreft slechts de bevoegdheidsoverdracht van een secundair element van de procedure en niet van de gehele procedure op zich. Uit de economie van artikel 227 van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen volgt duidelijk dat de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde in feite enkel bevoegd is om het model van het webformulier en het xml-bestand vast te leggen, alsmede om aan de gebruiker op te leggen over welk digitaal certificaat hij moet beschikken en al de andere praktische vereisten om aan het nieuwe elektronische systeem te kunnen deelnemen. Met andere woorden, het gaat slechts om een zeer beperkte bevoegdheid zodat de opmerking van de Raad van State niet wordt gevolgd.
De Raad van State stelt dat het koninklijk besluit zelf de "bevoegde dienst" moet aanduiden. Het standpunt van de Raad van State wordt gevolgd : artikel 1, b) van het ontworpen koninklijk besluit, dat artikel 227, § 3, van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen vervangt, wordt dan ook gewijzigd. Het huidige eerste lid van § 3 van artikel 227 van voormelde Algemene Verordening bevat reeds "het Centrum voor Informatieverwerking (C.I.V.) van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen", als bevoegde dienst. Het eerste lid blijft dan ook behouden. Vermits er voortaan door de schuldenaars van de taks geen dubbel van de staten meer moeten worden afgeleverd op het bevoegd Documentatiecentrum van de Administratie der directe belastingen, moet enkel het tweede lid van § 3 worden opgeheven.
Aangaande de inwerkingtreding merkt de Raad van State op dat de terugwerkende kracht van het ontwerp niet gerechtvaardigd is. Het advies wordt gevolgd : het koninklijk besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
ADVIES 38.323/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 15 april 2005 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen betreffende de jaarlijkse staat inzake de taks op het lange termijnsparen", heeft op 20 april 2005 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief als volgt : « De spoedprocedure wordt verantwoord door de omstandigheid dat ingevolge artikel 227, § 3, van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen, de staten vóór 1 juni van het jaar volgend op dat waarop de staat betrekking heeft moeten ingediend worden bij de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën.
De staten moeten, net zoals voorheen, ingediend worden vóór 1 juni van het jaar volgend op dat waarop de staat betrekking heeft. In dit geval dus vóór 1 juni 2005. » Hoewel het advies van de Inspecteur van Financiën "zo spoedig mogelijk" is gevraagd en het op 8 maart 2005 is uitgebracht, is bij de Raad van State niet eerder dan op 15 april 2005 een aanvraag aanhangig gemaakt om binnen een termijn van vijf werkdagen advies uit te brengen.
De steller van het ontwerp wordt er opmerkzaam op gemaakt dat de tijd die verstreken is tussen de ontvangst van het advies van de Inspecteur van Financiën en de datum waarop de adviesaanvraag bij de Raad van State aanhangig is gemaakt, geacht zou kunnen worden de spoedeisendheid te weerleggen die in de brief met de adviesaanvraag wordt aangevoerd en, in voorkomend geval, zou kunnen leiden tot de schorsing of de nietigverklaring van het besluit door de afdeling Administratie van de Raad van State. De motivering van het verzoek om spoedbehandeling zou nog wankeler worden mocht vrij veel tijd verlopen tussen het ogenblik waarop dit advies wordt gegeven en het ogenblik waarop het besluit bekendgemaakt wordt.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Voorafgaande vormvereisten Volgens het advies d.d. 8 maart 2005 van de Inspecteur van Financiën heeft het voorliggende ontwerp geen budgettaire weerslag.
Het ontwerp valt dus niet binnen de werkingssfeer van artikel 5 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, om welke reden de vermelding van de akkoordbevinding van de Minister van Begroting in de aanhef dient te vervallen, aangezien in de aanhef alleen gewag dient te worden gemaakt van het vervullen van de vormvereisten die door een wets- of verordeningsbepaling worden opgelegd.
Rechtsgrond Aanhef 1. Het derde lid behoort te worden aangevuld met de datum waarop het daarin vermelde advies is uitgebracht, dat is 8 maart 2005.2. Zoals hiervoor in verband met de voorafgaande vormvereisten is aangegeven, dient het vierde lid te vervallen.3. In het zesde lid behoort te worden geschreven "artikel 84, § 1, eerste lid, 2°". Dispositief Artikel 1 1. Hoewel de Koning, in zijn hoedanigheid van persoon bij wie de uitvoerende macht berust, de aan Hem opgedragen bevoegdheden zelf dient uit te oefenen, is het evenwel mogelijk om binnen bepaalde grenzen bij een koninklijk besluit een verordenende bevoegdheid aan een minister toe te kennen. Aangezien het de bedoeling is de procedure vast te leggen volgens welke de staat in kwestie "via een beveiligde internetverbinding" moet worden ingediend, kan in casu een overdracht van bevoegdheid aan de Minister overwogen worden, doordat die bevoegdheid betrekking heeft op een zaak van secundair belang.
Daarentegen kan de mogelijkheid die door punt a) van de onderzochte bepaling aan de Minister wordt gelaten om de reglementaire bevoegdheid die hij van de Koning opgedragen krijgt integraal over te dragen, niet worden aanvaard, aangezien ze het beginsel van de eenheid van de verordenende macht aantast, welk beginsel een van de aspecten is van de eenheid van de uitvoerende macht: de woorden "of zijn afgevaardigde" dienen dan ook te vervallen. 2. Volgens artikel 187-3 van het Wetboek van de met het zegel gelijkgestelde taksen, dat de rechtsgrond van het ontwerp is, moet "het kantoor dat bevoegd is" voor de taks in kwestie bij koninklijk besluit worden vastgesteld. In het ontwerp mag dan ook niet worden bepaald, zoals in punt b), geschiedt, dat de staten waarvan sprake is, moeten worden ingediend "bij de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën". Er behoort daarentegen in het ontworpen besluit zelf te worden bepaald welk "kantoor bevoegd is".
Artikel 2 Met toepassing van de thans geldende regelgeving hebben vele schuldenaars van de taks op het lange termijnsparen reeds sedert 1 januari 2005 hun informatieplicht ten aanzien van de fiscale administratie op regelmatige wijze kunnen vervullen door in de vorm van een magnetische drager de bewuste staat te bezorgen aan de dienst aangewezen in artikel 227, § 3, van de Algemene verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen.
De terugwerking tot 1 januari 2005 die aan het ontwerp wordt verleend, heeft tot gevolg dat die belastingplichtigen de reeds meegedeelde inlichtingen nogmaals zouden moeten inzenden en zulks op een andere wijze en volgens een nieuwe procedure die nog moet worden bepaald.
De niet-retroactiviteit van bestuurshandelingen is gebruikelijk krachtens een algemeen rechtsbeginsel.
Bij ontstentenis van een wettelijke machtiging om een terugwerkende bepaling aan te nemen, hetgeen in casu het geval is, kan retroactiviteit alleen aanvaard worden in uitzonderlijke gevallen, wanneer ze noodzakelijk is, inzonderheid voor de continuïteit van de openbare dienst of voor de regularisatie van een feitelijke of juridische toestand en voorzover daarbij rekening wordt gehouden met de eisen inzake rechtszekerheid en individuele rechten.
Wat de onderzochte bepaling betreft, ziet de Raad van State geen enkele reden voor de terugwerkende kracht die aan het ontwerp wordt verleend: die terugwerkende kracht dient dan ook te vervallen.
De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter, De heer P. Hanse en Mevr. M. Baguet, staatsraden, Mevr. B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de H. P. Ronvaux, adjunct-auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte, staatsraad.
De griffier, B. Vigneron.
De voorzitter, Y. Kreins.
13 MEI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen betreffende de jaarlijkse staat inzake de taks op het lange termijnsparen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen, inzonderheid artikel 1873;
Gelet op de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen, inzonderheid op artikel 227;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 maart 2005;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat ingevolge artikel 227, § 3, van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen, de staten vóór 1 juni van het jaar volgend op dat waarop de staat betrekking heeft moeten ingediend worden bij de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën;
Gelet op advies 38.323/2 van de Raad van State, gegeven op 20 april 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 227 van de Algemene Verordening op de met het zegel gelijkgestelde taksen, ingevoegd bij koninklijk besluit van 30 juni 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) § 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Deze staat moet ingediend worden via een beveiligde internetverbinding en volgens een procedure die wordt vastgelegd door de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde.» b) § 3, tweede lid, wordt opgeheven.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 3.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Napels, 13 mei 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS