gepubliceerd op 30 maart 2007
Koninklijk besluit betreffende de procedure voor eensluidend advies van de veiligheidsinstantie en betreffende de bekendmaking van nationale veiligheidsvoorschriften voor de spoorwegen
13 MAART 2007. - Koninklijk besluit betreffende de procedure voor eensluidend advies van de veiligheidsinstantie en betreffende de bekendmaking van nationale veiligheidsvoorschriften voor de spoorwegen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen, inzonderheid op artikel 6, §§ 3 en 6;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 november 2003 houdende de uitvoering van de hoofdstukken III, V en VI van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid op de artikelen 1 en 2;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 november 2006;
Gelet op het advies 41.699/4 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder « wet », de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen. HOOFDSTUK II. - De procedure voor eensluidend advies
Art. 2.De spoorweginfrastructuurbeheerder legt aan de veiligheidsinstantie voor eensluidend advies de veiligheidsvoorschriften betreffende de exploitatie van de spoorweginfrastructuur en hun wijzigingen voor.
Hij doet mededeling van : - het ontwerp van voorschrift; - de verantwoording van het ontwerp; - de documenten, inzonderheid die van technische aard, die nodig zijn voor het begrip van het ontwerp.
Art. 3.De veiligheidsinstantie geeft haar advies binnen 90 dagen te rekenen vanaf de ontvangst van al de in artikel 2 bedoelde inlichtingen.
Die termijn wordt, in voorkomend geval, geschorst voor de duur van de procedure bedoeld in artikel 7, §§ 2 en 3 van de wet.
Art. 4.In geval van speciaal gemotiveerde hoogdringendheid wordt de in artikel 3 bedoelde termijn verkort tot 30 dagen.
Die termijn wordt, in voorkomend geval, geschorst voor de duur van de procedure bedoeld in artikel 7, §§ 2 en 3 van de wet.
Art. 5.De spoorweginfrastructuurbeheerder past, in voorkomend geval, het ontwerp aan overeenkomstig het advies van de veiligheidsinstantie.
Het verbeterde ontwerp wordt voorgelegd aan de veiligheidsinstantie, die beschikt over een nieuwe termijn van 30 dagen om haar eensluidend advies te geven. Die termijn wordt verkort tot 10 dagen in geval van speciaal gemotiveerde hoogdringendheid. HOOFDSTUK III Modaliteiten voor de bekendmaking van nationale veiligheidsregels
Art. 6.Tijdens de ontwikkeling van het nationale regelgevingskader en vóór zijn bekendmaking, raadpleegt de veiligheidsinstantie alle betrokken en belanghebbende partijen, met inbegrip van de infrastructuurbeheerders, de spoorwegondernemingen, fabrikanten en onderhoudsbedrijven, gebruikers en vertegenwoordigers van het personeel.
Art. 7.De nationale veiligheidsvoorschriften bedoeld in artikel 6, §§ 1 en 2 van de wet, worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 8.De nationale veiligheidsregels bedoeld in artikel 6, § 3, van de wet verwijzen naar het overeenkomstig advies van de veiligheidsinstantie en worden op een beveiligde internetsite van de spoorweginfrastructuurbeheerder bekendgemaakt. Deze site is gratis toegankelijk voor de spoorwegondernemingen, voor de aanvrager van veiligheidsattest en voor de Administratie.
Daartoe geeft de veiligheidsinstantie de gegevens van elke aanvrager van een veiligheidsattest door aan de spoorweginfrastructuurbeheerder.
De spoorweginfrastructuurbeheerder verleent toegang tot zijn nationale veiligheidsvoorschriften aan iedere geïnteresseerde aanvrager. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 9.De artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 17 november 2003 houdende uitvoering van de hoofdstukken III, V en VI van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, worden opgeheven.
Art. 10.Onze Minister bevoegd voor Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 maart 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT