gepubliceerd op 18 juni 2010
Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens
13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, artikel 4, § 4;
Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, §§ 1 tot 3 en 6 en artikel 5, tweede lid, 12°;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 2001 houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 2, g) ;
Overwegende de Richtlijn 2007/43/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens;
Gelet op het akkoord van de Gewestregeringen, gegeven op 11 februari 2010, 12 maart 2010 en 22 april 2010;
Gelet op advies 48.194/3 van de Raad van State, gegeven op 18 mei 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op bedrijven die vleeskuikens houden.
Het is echter niet van toepassing op : a) pluimveebedrijven met minder dan 500 vleeskuikens;b) pluimveebedrijven met enkel vermeerderingsdieren;c) broederijen;d) vleeskuikens in extensieve scharrel- en vrije-uitloophouderijen zoals bedoeld in bijlage IV onder b), c), d) en e), bij verordening (EEG) nr.1538/91 van de Commissie van 5 juni 1991 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee; en e) biologisch gehouden vleeskuikens overeenkomstig Verordening (EEG) nr.2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen. § 2. Op bedrijven met zowel vleeskuikens als vermeerderingsdieren is dit besluit enkel van toepassing op de vleeskuikens.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° eigenaar : elke natuurlijke of rechtspersoon die het pluimveebedrijf waar de vleeskuikens worden gehouden, in eigendom heeft;2° houder : elke natuurlijke of rechtspersoon die permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor of belast is met de zorg voor vleeskuikens;3° officiële dierenarts : dierenarts van of aangesteld door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;4° vleeskuiken : een dier van de soort Gallus gallus dat voor het vlees wordt gehouden;5° pluimveebedrijf : een productieplaats waar vleeskuikens worden gehouden;6° stal : een gebouw op een pluimveebedrijf waar een koppel vleeskuikens wordt gehouden;7° bruikbare oppervlakte : een van strooisel voorziene oppervlakte die ten allen tijde voor de vleeskuikens toegankelijk is;8° bezettingsdichtheid : het totale levende gewicht van vleeskuikens die tegelijkertijd in de stal per vierkante meter bruikbare oppervlakte aanwezig zijn;9° koppel : een groep vleeskuikens die in een stal van het pluimveebedrijf zijn ondergebracht en gelijktijdig in die stal aanwezig zijn;10° dagelijkse mortaliteit : het aantal vleeskuikens dat op dezelfde dag in een stal gestorven is, met inbegrip van de vleeskuikens die zijn gedood omdat zij ziek zijn of om andere redenen, gedeeld door het aantal vleeskuikens dat op die dag in de stal aanwezig was, vermenigvuldigd met 100;11° gecumuleerde dagelijkse mortaliteit : de som van de dagelijkse mortaliteitscijfers;12° de Dienst : de Federale Overheidsdienst belast met het Dierenwelzijn.
Art. 3.§ 1. De eigenaar of houder zorgt er voor dat alle stallen voldoen aan de voorwaarden van bijlage 1. § 2. De maximale bezettingsdichtheid in een pluimveebedrijf of een stal op een bedrijf mag niet hoger zijn dan 33 kg/m2. § 3. In afwijking van § 2 mag deze maximale bezettingsdichtheid verhoogd worden tot maximaal 39 kg/m2, mits de eigenaar of houder niet alleen de voorschriften van bijlage 1, maar ook de voorschriften van bijlage 2 naleeft. § 4. Indien daarenboven ook aan de criteria van bijlage 5 voldaan wordt mag deze in § 3 bedoelde bezettingsgraad verhoogd worden tot maximaal 42 kg/m2. § 5. De vereiste inspecties en de monitoring en follow-up, met inbegrip van die waarin bijlage 3 voorziet, worden toevertrouwd aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
Art. 4.§ 1. Houders moeten in het bezit zijn van een door de Dienst geaccepteerd getuigschrift of diploma dat uitgereikt wordt na het volgen van een opleiding die is toegespitst op welzijnsaspecten en met name betrekking heeft op de in bijlage 4 genoemde onderwerpen. § 2. Houders die kunnen aantonen dat zij over ervaring beschikken, opgedaan vóór 30 juni 2010, kunnen bij de Dienst of een door haar goedgekeurde instantie een certificaat bekomen dat als gelijkwaardig wordt beschouwd als het getuigschrift of diploma in § 1. § 3. De houder verstrekt instructies en advies over de relevante voorschriften inzake dierenwelzijn, inclusief die met betrekking tot de dodingsmethoden die in de pluimveebedrijven worden toegepast, aan de personen die hij in dienst heeft of die voor hem diensten verrichten en die voor de vleeskuikens zorgen of ze vangen en laden.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 30 juni 2010.
Art. 6.De Minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 juni 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 1. Voorschriften voor pluimveebedrijven Drinkvoorzieningen 1. Drinkvoorzieningen moeten zo zijn geplaatst en worden onderhouden dat morsen tot een minimum wordt beperkt. Voeding 2. Het voer moet permanent beschikbaar zijn, hetzij op gezette tijden worden aangeboden;het voer mag niet vroeger dan twaalf uur vóór de geplande slachttijd bij de vleeskuikens worden weggenomen.
Strooisel 3. Alle vleeskuikens moeten permanent toegang hebben tot droog en los strooisel op de vloer. Ventilatie en verwarming 4. De ventilatie moet voldoende zijn om oververhitting te voorkomen en, indien nodig in combinatie met verwarmingssystemen, overmatig vocht te verwijderen. Geluidsemissie 5. Het geluidsniveau dient zo laag mogelijk te worden gehouden. Ventilators, voedermachines en andere uitrusting moeten zo worden gebouwd, geplaatst, gebruikt en onderhouden dat zij zo weinig mogelijk lawaai produceren.
Licht 6. In alle gebouwen moet de lichtintensiteit tijdens de lichtperiode op ten minste 80 % van de bruikbare oppervlakte ten minste 20 lux bedragen, gemeten op ooghoogte van de dieren.Een tijdelijke vermindering van het verlichtingsniveau is toegestaan als dat volgens de dierenarts noodzakelijk is. 7. Binnen zeven dagen nadat de vleeskuikens in het gebouw zijn geplaatst, tot drie dagen vóór de geplande slachttijd moet de verlichting een 24-uurschema volgen en donkerperiodes omvatten die in totaal ten minste zes uur duren, met ten minste één ononderbroken donkerperiode van ten minste vier uur, periodes met gedimd licht niet inbegrepen. Inspectie 8. Alle vleeskuikens die in het pluimveebedrijf worden gehouden, moeten ten minste tweemaal per dag worden geïnspecteerd.Er moet in het bijzonder worden gelet op tekenen die duiden op een verlaagd niveau van dierenwelzijn en/of dierengezondheid. 9. Vleeskuikens die zwaargewond zijn of duidelijk blijk geven van een gezondheidsstoornis, bijvoorbeeld doordat zij moeilijk lopen, aan een ernstige vorm van ascites lijden of zwaar misvormd zijn en daar waarschijnlijk onder lijden, moeten een passende behandeling krijgen of onmiddellijk worden gedood.Telkens als dat nodig is, moet contact worden opgenomen met een dierenarts.
Schoonmaken 10. Delen van gebouwen, uitrusting of gereedschap die met de vleeskuikens in contact komen, moeten na elke definitieve ontruiming grondig worden gereinigd en ontsmet voordat een nieuw koppel dieren in de stal wordt binnengebracht.Na de definitieve ontruiming van een stal moet al het strooisel worden verwijderd en moet er vers strooisel worden aangebracht.
Bewaren van bewijsstukken 11. De eigenaar of houder registreert voor elke stal van een pluimveebedrijf de volgende gegevens : a) het aantal binnengebrachte vleeskuikens;b) de bruikbare oppervlakte;c) de kruising of het ras van de vleeskuikens, indien bekend;d) voor iedere controle, het aantal dood aangetroffen vleeskuikens met een indicatie van de oorzaken, indien bekend, alsmede het aantal gedode vleeskuikens, met de reden;e) het resterende aantal vleeskuikens in het koppel nadat er vleeskuikens uit zijn verwijderd voor verkoop of slacht. Deze gegevens moeten gedurende ten minste vijf jaar worden bijgehouden en bij een inspectie of op verzoek ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteit.
Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 13 juni 2010 tot vaststelling van de minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 2. Voorschriften voor het aanhouden van een hogere bezettingsgraad Kennisgeving en documentatie De volgende voorschriften zijn van toepassing : 1. De eigenaar of houder stelt de bevoegde autoriteit schriftelijk in kennis van zijn voornemen om een bezettingsdichtheid van meer dan 33 kg/m2 levend gewicht aan te houden.Hij geeft het precieze cijfer aan.
Ingeval de eigenaar of houder een andere dan de eerder aangemelde bezettingsdichtheid wil gaan toepassen stelt hij de bevoegde autoriteit ten minste vijftien dagen voordat het koppel in de stal wordt geplaatst, op de hoogte van wijzigingen van de bezettingsdichtheid.
Indien daarom door de bevoegde autoriteit wordt verzocht, gaat deze kennisgeving vergezeld van een samenvatting van de informatie in de krachtens punt 2 vereiste documentatie. 2. De eigenaar of houder moet in het bedrijf een verzameling documenten aanleggen en beschikbaar houden waarin de productiesystemen in detail zijn beschreven.Hierin moet met name informatie zijn opgenomen over de technische details van de stal en de uitrusting ervan, zoals : a) een plattegrond van de stal met inbegrip van de afmetingen van de door de vleeskuikens ingenomen oppervlakten;b) het ventilatiesysteem en, indien van toepassing, het koel- en het verwarmingssysteem en de locatie van deze systemen, het ventilatieschema met de beoogde parameters inzake luchtkwaliteit, zoals luchtstroming, luchtsnelheid en temperatuur;c) de voeder- en watervoorziening en de locatie ervan;d) de alarm- en reservesystemen die in werking treden in geval van een storing van de automatische of mechanische apparatuur die noodzakelijk is voor de gezondheid en het welzijn van de dieren;e) het vloertype en het normaliter gebruikte strooisel; De documentatie wordt op verzoek ter beschikking gesteld aan de bevoegde autoriteit en wordt up-to-date gehouden. Met name de technische inspecties van het ventilatiesysteem en het alarmsysteem worden geregistreerd.
De eigenaar of houder brengt de bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van eventuele wijzigingen van de beschreven stal, uitrusting of procedures die van invloed kunnen zijn op het welzijn van de dieren.
Voorschriften voor de pluimveebedrijven - controle van omgevingsparameters 3. De eigenaar of houder garandeert dat elke stal van een pluimveebedrijf is uitgerust met een ventilatiesysteem en, indien nodig, met koel- en verwarmingssystemen, die zo zijn ontworpen en gebouwd en zo functioneren dat : a) de concentratie van ammoniak (NH3) niet hoger is dan 20 ppm en de concentratie van kooldioxide (CO2) niet hoger is dan 3000 ppm, gemeten ter hoogte van de kop van de vleeskuikens;b) de binnentemperatuur de buitentemperatuur met niet meer dan 3 °C overschrijdt wanneer het buiten in de schaduw warmer is dan 30 °C;c) de gemiddelde relatieve vochtigheidsgraad in de stal over een periode van 48 uur niet hoger is dan 70 % bij een buitentemperatuur van minder dan 10 °C. Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 13 juni 2010 tot vaststelling van de minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mme L. ONKELINX
Bijlage 3. Toezicht en follow-up in het slachthuis 1. Mortaliteit 1.1. In geval van bezettingsdichtheden van meer dan 33 kg/m2 bevat de documentatie bij het koppel gegevens over de dagelijkse mortaliteit en de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit, door de eigenaar of houder berekend, en informatie over de kruising of het ras van de vleeskuikens. 1.2. Deze gegevens, alsmede het aantal vleeskuikens dat dood aankomt, worden onder toezicht van de officiële dierenarts geregistreerd met vermelding van het pluimveebedrijf en de stal van het pluimveebedrijf.
De aannemelijkheid van de gegevens en van de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit wordt geverifieerd, rekening houdend met het aantal geslachte vleeskuikens en met het aantal vleeskuikens dat dood aankomt bij het slachthuis. 2. Post-mortemkeuring De officiële dierenarts beoordeelt de resultaten van de post-mortemkeuring om andere mogelijke indicaties van slechte welzijnsomstandigheden in het pluimveebedrijf of de unit van de stal van het pluimveebedrijf van oorsprong op te sporen, zoals abnormale niveaus van contactdermatitis, parasitisme en systemische ziektes.3. Mededeling van de resultaten Indien de in punt 1 bedoelde mortaliteit of de in punt 2 bedoelde resultaten van de post-mortemkeuring wijzen op slechte dierenwelzijnsomstandigheden, deelt de officiële dierenarts de gegevens mee aan de eigenaar of de houder van de dieren en aan de bevoegde autoriteit.De eigenaar of de houder van de dieren en de bevoegde autoriteit treffen passende maatregelen.
Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 13 juni 2010 tot vaststelling van de minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 4. Opleiding De cursussen bedoeld in artikel 4, § 1, moeten ten minste betrekking hebben op de wetgeving inzake de bescherming van vleeskuikens en met name op de volgende aspecten : a) de bijlagen I en II;b) de fysiologie, met name de drink- en voederbehoeften, diergedrag en het begrip stress;c) de praktische aspecten van de zorgzame omgang met vleeskuikens en van het vangen, laden en transporteren;d) eerste hulp voor vleeskuikens, noodslachten en doden;e) preventieve maatregelen op het gebied van de bioveiligheid. Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 13 juni 2010 tot vaststelling van de minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 5. Criteria voor het aanhouden van een hogere bezettingsdichtheid 1. Criteria a) De in de afgelopen twee jaren door de bevoegde autoriteit op het pluimveebedrijf uitgevoerde monitoring heeft geen tekortkomingen met betrekking tot de voorschriften van dit besluit aan het licht gebracht en b) de monitoring door de eigenaar of houder van het pluimveebedrijf wordt uitgevoerd met gebruikmaking van een gids voor goede praktijken, en c) in ten minste zeven opeenvolgende gecontroleerde koppels van een stal lag de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit onder 1 % + 0,06 % vermenigvuldigd met de slachtleeftijd van de dieren uitgedrukt in dagen. Indien de bevoegde autoriteit in de afgelopen twee jaren geen monitoring op het pluimveebedrijf heeft uitgevoerd, moet ten minste een monitoring worden uitgevoerd om na te gaan of aan criterium a) is voldaan. 2. Buitengewone omstandigheden In afwijking van punt 1, onder c), mag de bevoegde autoriteit beslissen om de bezettingsdichtheid te verhogen wanneer de eigenaar of houder een toereikende verklaring voor de buitengewone aard van een hogere gecumuleerde dagelijkse mortaliteit heeft verstrekt of heeft aangetoond dat het om een geval van overmacht gaat. Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 13 juni 2010 tot vaststelling van de minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX