gepubliceerd op 30 juni 1999
Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige geldelijke bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst bij het Centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie
13 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige geldelijke bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst bij het Centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, inzonderheid op het artikel 4, 2°, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie;
Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 april 1998 en 6 juli 1998;
Gelet op het gemeenschappelijk akkoord van Onze Ministers van Ambtenarenzaken en Begroting, gegeven op 27 mei 1999;
Gelet op het akkoord van de Ministerraad, gegeven op 2 juni 1999;
Gelet op het protocol nr. 198 van 11 juni 1999 waarin de conclusies van de onderhandeling gevoerd in het Sectorcomité III - Justitie, zijn vermeld;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de aanpassing van de administratieve loopbaan van de ambtenaren, titularissen van bijzondere graden op dezelfde wijze moet geschieden als deze voor de ambtenaren, titularissen van gemene graden; bijgevolg dienen de weddeschalen van de ambtenaren, titularissen van bijzondere graden bij het Centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie te worden vastgesteld;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Organieke regeling Afdeling 1. - Administratief personeel.
Artikel 1.§ 1. Aan de graad van veiligheidsbeambte (rang 30) wordt de volgende weddeschaal verbonden : 514.700 - 681.888 31 x 5.595 52 x 7.775 82 x 13.941 (Kl. 18 j. - N.3 - G.A) § 2. De veiligheidsbeambte die vier jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de volgende weddeschaal : 539.968 - 733.400 31 x 8.733 52 x 11.141 82 x 13.941 (Kl. 18 j. - N.3 - G.A) § 3. De veiligheidsbeambte die ten minste twaalf jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de volgende weddeschaal bekomen : 565.790 - 770.733 31 x 8.733 52 x 10.655 92 x 13.941 (Kl. 18 j. - N.3 - G.A)
Art. 2.§ 1. Aan de graad van communicatieassistent (rang 26) wordt de weddeschaal 26 E verbonden. § 2. De communicatieassistent die negen jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de weddeschaal 26 H.
Art. 3.§ 1. Aan de graad van eerstaanwezend communicatieassistent (rang 28) wordt de weddeschaal 28 C verbonden. § 2. De eerstaanwezend communicatieassistent die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddeschaal 28 D bekomen.
Art. 4.§ 1. Aan de graad van bibliothecaris (rang 26) wordt de weddeschaal 26 E verbonden. § 2. De bibliothecaris die negen jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de weddeschaal 26 H.
Art. 5.§ 1. Aan de graad van eerstaanwezend bibliothecaris (rang 28) wordt de weddeschaal 28 C verbonden. § 2. De eerstaanwezend bibliothecaris die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddeschaal 28 D bekomen. Afdeling 2 .- Technisch personeel.
Art. 6.§ 1. Aan de graad van adjunct-technicus in de grafische kunsten (rang 20) wordt de weddeschaal 20 A verbonden. § 2. De adjunct-technicus in de grafische kunsten die vier jaar graadanciënniteit heeft, geniet de weddeschaal 20 B.
Art. 7.§ 1. Aan de graad van technicus in de grafische kunsten (rang 20) wordt de volgende weddeschaal verbonden : 718.547 - 1.085.035 31 x 10.676 22 x 14.232 22 x 28.463 102 x 24.907 (Kl. 20 j. - N.2 - G.A) § 2. De technicus in de grafische kunsten die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de volgende weddeschaal verkrijgen : 753.601 - 1.120.089 31 x 10.676 22 x 14.232 22 x 28.463 102 x 24.907 (Kl. 20 j. - N.2 - G.A)
Art. 8.§ 1. Aan de graad van technisch assistent (rang 26) wordt de weddeschaal 26 E verbonden. § 2. De technisch assistent die negen jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de weddeschaal 26 H.
Art. 9.§ 1. Aan de graad van eerstaanwezend technisch assistent (rang 28) wordt de weddeschaal 28 C verbonden. § 2. De eerstaanwezend technisch assistent die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddeschaal 28 D bekomen. Afdeling 3. - Meesters-, vak- en dienstper-soneel.
Art. 10.§ 1. Aan de graad van drukkerijbeambte (rang 40) wordt de weddeschaal 40 B verbonden. § 2. De drukkerijbeambte die twee jaar graadanciënniteit heeft, geniet de volgende weddeschaal : 504.238 - 590.488 31 x 4.342 22 x 4.342 102 x 6.454 (Kl. 18 j. - N.4 - G.A)
Art. 11.§ 1. Aan de graad van geschoold drukkerijbeambte (rang 42) wordt de weddeschaal 42 C verbonden. § 2. De geschoold drukkerijbeambte die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddeschaal 42 E verkrijgen.
Art. 12.§ 1. Aan de graad van specialist in de grafische kunsten (rang 30) wordt de weddeschaal 30 E verbonden. § 2. De specialist in de grafische kunsten die vier jaar graadanciënniteit heeft, geniet de weddeschaal 30 G. § 3. De specialist in de grafische kunsten die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de volgende weddeschaal verkrijgen : 586.987 - 764.048 31 x 8.733 52 x 10.655 72 x 13.941 (Kl. 18 j. - N.3 - G.A) § 4. De specialist in de grafische kunsten die ten minste negen jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de volgende weddeschaal verkrijgen : 631.976 - 836.919 31 x 8.733 52 x 10.655 92 x 13.941 (Kl. 18 j. - N.3 - G.A)
Art. 13.Aan de graad van werkmeester in de grafische kunsten (rang 32) wordt de volgende weddeschaal verbonden : 667.528 - 902.600 31 x 8.820 102 x 14.100 42 x 16.903 (Kl. 18 j. - N.3 - G.A) HOOFDSTUK II. - Overgangsbepaling
Art. 14.Aan de graad van geneesheer-directeur (vlakke loopbaan in uitdoving) (rang 13) wordt de weddeschaal 13 D verbonden. HOOFDSTUK III. - Bijzondere bepalingen
Art. 15.De ambtenaar benoemd in de graad van geschoold arbeider, voorheen bekleed met de geschrapte graad van onderhoudschef en die in dienst is op 1 mei 1995, behoudt het voordeel van de volgende weddeschaal : 603.877 - 693.527 31 x 4.342 22 x 6.042 102 x 6.454 (Kl. 18 j. - N.4 - G.A)
Art. 16.De ambtenaar benoemd in de graad van geschoold drukkerijbeambte, voorheen bekleed met de geschrapte graad van hoofdvouwer-verzender en die in dienst is op 1 mei 1995, behoudt het voordeel van de volgende weddeschaal : 603.877 - 693.527 31 x 4.342 22 x 6.042 102 x 6.454 (Kl. 18 j. - N.4 - G.A)
Art. 17.De ambtenaar benoemd in de graad van vakman, voorheen bekleed met de geschrapte graad van eerste operateur fotograaf en die in dienst is op 1 mei 1995, behoudt het voordeel van de volgende weddeschaal : 531.046 - 715.064 31 x 5.595 52 x 11.141 82 x 13.941 (Kl. 18 j. - N.3 - G.A)
Art. 18.De ambtenaar benoemd in de graad van werkmeester in de grafische kunsten, voorheen bekleed met de geschrapte graad van hoofdcorrector, magazijnmeester, hoofd van de dienst abonnementen, chef van het materieel of werkmeester en die in dienst is op 1 mei 1995, geniet de weddeschaal 32 B.
Art. 19.De ambtenaar benoemd in de graad van bestuursassistent, voorheen bekleed met de geschrapte graad van verificateur en die in dienst is op 1 mei 1995, behoudt het voordeel van de volgende weddeschaal : 655.680 - 997.261 31 x 10.676 22 x 14.232 22 x 28.463 92 x 24.907 (Kl. 20 j. - N.2 - G.A)
Art. 20.Er kan aan de leden van de Rechterlijke Orde met opdracht overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie een wedde worden toegekend gelijkwaardig aan de wedde van een eerste substituut in vast verband en een weddebijslag gelijk aan deze voorzien bij artikel 357, § 1, 3° van het Gerechtelijk Wetboek of een weddebijslag zoals voorzien is bij artikel 369, 1° of bij artikel 374, 1° van het Gerechtelijk Wetboek, volgens de hoedanigheid van de personen met opdracht. HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 21.Het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van sommige geldelijke bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst bij het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie, wordt opgeheven, met uitzondering van de bepalingen van artikel 19 die van kracht blijven tot en met 31 december 1999.
Art. 22.Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie met uitzondering van de bepalingen van artikel 20 die in werking treden op 1 januari 2000.
Art. 23.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS