gepubliceerd op 26 oktober 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap, houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap (1)
12 SEPTEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap, houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap (Sociale Maribel) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap, houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap (Sociale Maribel).
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 september 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2003 Maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap (Sociale Maribel) (Overeenkomst geregistreerd op 17 maart 2003 onder het nummer 65738/CO/319.01) HOOFDSTUK I. - Juridisch kader
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités (Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969) en het koninklijk besluit van 18 juli 2002, houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 2002). HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de instellingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - Begripsomschrijvingen
Art. 3.§ 1. Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel. § 2. Onder "partijen" wordt verstaan : de representatieve werkgeversorganisaties en de representatieve werknemersorganisaties die deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben gesloten en de werkgevers en de werknemers die door de algemeen verbindend verklaring ervan zullen gebonden zijn. § 3. Onder "sector" wordt verstaan : de sector zoals bedoeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 4. Onder "het koninklijk besluit" wordt verstaan : het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector. § 5. Onder "bevoegde ministers" wordt verstaan : de federale Minister van Werkgelegenheid, de federale Minister van Sociale Zaken, en de Vlaamse Minister van "Gezin en Welzijn". § 6. Onder "voorziening" wordt verstaan : de instelling of dienst welke vanwege het Maribelfonds een toekenning betekend krijgt om bijkomende financiële middelen te verwerven met het oog op de bevordering van de tewerkstelling, zoals voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 7. Onder "Maribelfonds" wordt verstaan : het "Sectoraal Fonds Sociale Maribel voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap" opgericht als fonds voor bestaanszekerheid in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK IV. - Vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen
Art. 4.§ 1. Overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 en de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de sector genieten van een forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen in de sociale zekerheid.
De globale opbrengst van de bijdragevermindering, vermeld in artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit, wordt als volgt berekend : het aantal werknemers dat minstens halftijds is tewerkgesteld, vermenigvuldigd met het bedrag van de bijdragevermindering vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit, namelijk op het ogenblik van het sluiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst : 288,18 EUR per werknemer en per kwartaal. § 2. Partijen komen overeen het "Sectoraal Fonds Sociale Maribel voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap" te belasten met het ontvangen, controleren, beheren en toewijzen van de integrale opbrengst van de in vorig artikel bedoelde bijdragevermindering.
Het toewijzen van de financiële middelen, bedoeld in het vorig lid, geschiedt volgens de modaliteiten bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst in het bevoegd paritair subcomité en volgens de uitvoeringsmodaliteiten beslist door de raad van beheer van het Maribelfonds. HOOFDSTUK V. - Inning en bestemming van de bijdragevermindering
Art. 5.§ 1. De sector verbindt er zich toe de opbrengsten van de bijdragevermindering aan te wenden voor de aangroei van de reguliere tewerkstelling.
De sector verbindt zich tot een toename van het arbeidsvolume van ten minste de opbrengst van de bijdragevermindering bepaald in artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. De vermeerdering van het arbeidsvolume per werkgever, toegekend na 2002, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit, dient te gebeuren ten aanzien van het gemiddeld arbeidsvolume van 2002, inclusief het behoud van de op dat ogenblik reeds toegekende Sociale Maribel tewerkstelling. § 3. De tussenkomst van het Maribelfonds in de jaarloonkost van de bijkomend aangeworven tewerkstelling bedraagt gemiddeld op het niveau van de voorziening 31 532,06 EUR per bijkomend voltijds arbeidsvolume, of de toepasselijke pro rata daarvan.
Dit plafond van tussenkomst kan verhoogd worden bij unanieme beslissing in de raad van beheer van het Maribelfonds.
Hogergenoemd plafond kan echter 64 937,84 EUR per jaar en per bijkomend voltijds arbeidsvolume niet overschrijden. Indien de jaarloonkost 64 937,84 EUR per jaar zou overschrijden, wordt de tussenkomst van het Maribelfonds geplafonneerd tot 31 532 EUR per jaar. § 4. Onder "loonkost" wordt verstaan : het brutoloon van de werknemer overeenkomstig de sectorale baremieke loonschalen en de loonvoorwaarden voor de uitgeoefende functies, verhoogd met de werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid, alsook alle vergoedingen en voordelen die aan de werknemer verschuldigd zijn door of krachtens de wettelijke of reglementaire bepalingen, alsook deze verschuldigd krachtens collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten binnen het paritair orgaan waaronder de werkgever ressorteert.
De tussenkomst is beperkt tot de bezoldigde, effectieve of ermee gelijkgestelde prestaties.
Art. 6.Het behoud en de netto bijkomende tewerkstelling en de aangroei van het arbeidsvolume waarvan sprake in deze collectieve arbeidsovereenkomst moet verwezenlijkt worden op het niveau van : - de sector; - elke voorziening die via financiële middelen "Sociale Maribel", voortspruitend uit het koninklijk besluit en uit deze collectieve arbeidsovereenkomst, tewerkstelling realiseert.
Indien de werkgever de afwijking dient toe te passen, voorzien in artikel 14 van het koninklijk besluit, moet hij voldoen aan de daarvoor opgestelde voorwaarden en voorafgaandelijk het akkoord van het Maribelfonds bekomen. HOOFDSTUK VI. - Modaliteiten van toewijzing van de bijkomende tewerkstelling
Art. 7.Bij de aanwervingen zal uitvoering worden gegeven aan de bestemming die door de sociale partners bij collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen.
Art. 8.De functies die in aanmerking komen voor de bijkomende aanwervingen, vergoed volgens de vigerende baremieke loonschalen en voorwaarden, behoren tot de functiecategorieën zoals bepaald in de geldende collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de loonvoorwaarden.
Art. 9.Er wordt een overleg op voorzieningsniveau gevoerd in de ondernemingsraad, of bij ontstentenis met de syndicale afvaardiging, om te bepalen in welke diensten en functies de bijkomende tewerkstelling moet ingevuld worden en onder welke arbeidsvoorwaarden dit zal gebeuren. Indien deze bespreking niet leidt tot een akkoord, kan door de werknemersvertegenwoordigers beroep gedaan worden op de regionale vakbondssecretarissen.
Bij vaststelling van gebreke aan akkoord zal het Maribelfonds de toewijzing van de ter beschikking staande middelen kunnen bepalen.
Art. 10.De voorzieningen bedoeld in artikel 2 en in artikel 3, § 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst die in aanmerking komen om een toekenning te ontvangen om bijkomende tewerkstelling te verwezenlijken dienen voorafgaandelijk een aanvraagdossier in.
Art. 11.§ 1. Het model van aanvraagdossier en de termijn van terugzending wordt vastgesteld door het Maribelfonds. § 2. Het ingediende aanvraagdossier moet vergezeld zijn van het unaniem akkoord van alle leden van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis van het comité preventie en bescherming op het werk of, bij ontstentenis, van de syndicale afvaardiging.
De leden ontvangen minstens 14 dagen voor de beslissing een exemplaar van het voorgenomen aanvraagdossier. Zij kunnen alle inlichtingen verkrijgen om een goed begrip van de sociale maribel tewerkstelling in de voorziening mogelijk te maken.
Indien in de voorziening geen der voorafgaande overlegorganen is opgericht vindt de volgende procedure toepassing : het voorgenomen aanvraagdossier moet worden uitgehangen gedurende een periode van 14 dagen op een voor alle werknemers toegankelijke plaats en dient voor akkoord te worden getekend door minstens 50 pct. van de werknemers zoals vermeld op de R.S.Z.-aangifte van het kwartaal voorafgaand aan dit van de indiening van het aanvraagdossier.
De werknemers kunnen eventuele bezwaren desgevallend kenbaar maken via een gewestelijke vakbondssecretaris van een representatieve werknemersorganisatie.
De dag waarop de werkgever het voorgenomen aanvraagdossier uithangt, stuurt hij een afschrift aan de gewestelijke secretarissen van de representatieve werknemersorganisaties.
Na verloop van de periode van 14 dagen en bij ontstentenis van bezwaren wordt het aanvraagdossier aan het Maribelfonds doorgestuurd.
Art. 12.De werkgevers die een door het Maribelfonds goedgekeurd dossier verwerven, moeten binnen de termijn vastgesteld door de raad van beheer van het Maribelfonds, te rekenen vanaf de betekening van de toekenning van de bijkomende tewerkstelling, overgaan tot de vereiste aanwervingen en de vermeerdering van het totaal arbeidsvolume.
Worden niet beschouwd als bijkomende tewerkstelling, de werknemers aangeworven ten gevolge van een fusie of overname van een instelling en/of werknemers aangeworven in gevolge een verhoging vanuit de subsidiërende overheid. HOOFDSTUK VII. - Waarborgen met betrekking tot de aanwending van de RSZ-bijdragevermindering ten voordele van de tewerkstelling
Art. 13.In uitvoering van artikel 3, § 6 van het koninklijk besluit zal elke werkgever die financiële middelen "Sociale Maribel" geniet, om de zes maanden een verslag bezorgen aan het Maribelfonds, volgens het door het Maribelfonds opgesteld model.
Het Maribelfonds kan desgevallend een andere termijn van verslag bepalen.
Het Maribelfonds kan desgevallend bijkomende informatie opvragen bij de werkgever.
De werkgevers verbinden er zich toe alle gegevens in verband met de sociale maribel tewerkstelling, die door het Maribelfonds worden opgevraagd, te verstrekken.
Art. 14.Het verslag moet ten laatste op de door het Maribelfonds gestelde datum worden terugbezorgd.
Het dient geattesteerd te zijn door de werkgever en door alle leden van de ondernemingsraad, bij ontstentenis van de leden van het comité preventie en bescherming op het werk, of door alle leden van de syndicale afvaardiging, of bij ontstentenis door minstens 50 pct. van de werknemers.
De leden van de hogergenoemde betrokken overlegorganen ontvangen minstens 14 dagen voor de attestatie een exemplaar van het verslag.
Zij kunnen alle inlichtingen verkrijgen om een goed begrip van de sociale maribel tewerkstelling in de voorziening mogelijk te maken.
Art. 15.Indien gelden zouden ontvangen zijn waar geen tewerkstelling tegenover staat overeenkomstig de toekenning, of waarvoor niet de noodzakelijke inlichtingen en/of bewijsstukken voorgelegd worden, zullen de gelden teruggevorderd worden of in mindering gebracht worden van te ontvangen middelen. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen en geldigheidsduur
Art. 16.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2000, betreffende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de instellingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap (overeenkomst geregistreerd op 20 juli 2000 onder het nummer 55354/CO/319.01).
Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan opgezegd worden door elk van de partijen mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN