Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 maart 2003
gepubliceerd op 14 maart 2003

Koninklijk besluit houdende handhaving van de verplichte arbeidstijd voor zeevarenden aan boord van schepen die Belgische havens aandoen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2003014062
pub.
14/03/2003
prom.
12/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/12/2003014062/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 MAART 2003. - Koninklijk besluit houdende handhaving van de verplichte arbeidstijd voor zeevarenden aan boord van schepen die Belgische havens aandoen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen, inzonderheid op het artikel 4, f ;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat artikel 10.1 van Richtlijn 1999/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de handhaving van de bepalingen inzake de arbeidstijd van zeevarenden aan boord van schepen die havens in de Gemeenschap aandoen bepaalt dat de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 30 juni 2002 aan deze richtlijn te voldoen;

Overwegende dat gezien België aan deze verplichting geen tijdig gevolg gaf, de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 17 december 2002 krachtens artikel 226 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap een met reden omkleed advies heeft uitgebracht; dat België zich onverwijld dient te conformeren aan dit advies door de meest spoedige omzetting van genoemde richtlijn in nationaal recht.

Gelet op het advies 34788/4 van de Raad van State, gegeven op 3 februari 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat Richtlijn 1999/63/EG van de Raad van 21 juni 1999 inzake de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten door de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST) werd omgezet in nationaal recht door de notificatie aan de Europese Commissie van 12 juli 2002 van de collectieve arbeidsovereenkomsten die voor deze vervoerssector gelden;

Overwegende dat Richtlijn 1999/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de handhaving van de bepalingen inzake de arbeidstijd van zeevarenden aan boord van schepen die havens in de Gemeenschap aandoen omgezet wordt in nationaal recht door onderhavig besluit;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Toepassingsgebied

Artikel 1.a) op de onder EU-vlag varende en/of in de EU geregistreerde schepen wordt toepassing gemaakt van de clausules 1-16 van de als bijlage I gevoegde Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden. b) op de niet onder EU-vlag varende en/of in de EU geregistreerde schepen wordt toepassing gemaakt van de clausules 1-12 van de als bijlage I gevoegde Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden. Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : a) « schip » : elk zeeschip, ongeacht of het staats- dan wel particulier eigendom is, dat gewoonlijk wordt gebruikt in de handelsscheepvaart.Vissersvaartuigen vallen niet onder deze definitie; b) « inspecteur » : de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar aangewezen om de werkomstandigheden aan boord van zeeschepen te inspecteren;c) « klacht » : een mededeling of verslag ingediend door een bemanningslid, een beroepsorganisatie, een associatie, een vakbond of, in het algemeen, eenieder die belang heeft bij de veiligheid van het schip en met name bij de veiligheid en gezondheid van de bemanning. Opstelling van verslagen

Art. 3.De inspecteur die een klacht ontvangt die hij niet kennelijk ongegrond acht of over aanwijzingen beschikt dat een schip dat vrijwillig in het kader van de normale uitoefening van zijn activiteiten dan wel om operationele redenen een Belgische haven aandoet en niet voldoet aan de in bijlage I van dit besluit genoemde normen, stelt een verslag op ten behoeve van de regering van het land waar het schip is geregistreerd. Indien een overeenkomstig artikel 4 van dit besluit verrichte inspectie relevante bewijzen oplevert, neemt de inspecteur de nodige maatregelen om te waarborgen dat alle omstandigheden aan boord die duidelijk gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de zeevarenden worden verholpen.

De identiteit van de persoon die de klacht indient behoeft niet aan de kapitein of de eigenaar van het schip bekend te worden gemaakt.

Inspectie en nadere inspectie

Art. 4.1. Wanneer een inspecteur een inspectie verricht met het doel bewijzen te verzamelen dat een schip niet voldoet aan de in bijlage I van dit besluit genoemde normen onderzoekt hij of : - er aan boord van het schip een organisatieschema van de werkzaamheden voorhanden is, dat in de werktaal of -talen van het schip en in het Engels is opgesteld volgens het model als bijlage II,1 van dit besluit of een ander gelijkwaardig model en dat op een gemakkelijk toegankelijke plaats aan boord is opgehangen; - de gegevens over de arbeids- en rusttijden van de zeevarenden in de werktaal of -talen van het schip en in het Engels worden geregistreerd, op formulieren volgens het model als bijlage II,2 van dit besluit, of een ander gelijkwaardig model, aan boord worden bewaard degelijk door de bevoegde autoriteit van de Staat waar het schip is geregistreerd, zijn goedgekeurd. 2. Wanneer een klacht is ontvangen, of de inspecteur op grond van zijn eigen waarnemingen aan boord vermoedt dat de zeevarenden oververmoeid zijn, voert hij een nadere inspectie uit volgens lid 1 om zich ervan te vergewissen of de geregistreerde arbeids- en rusttijden in overeenstemming zijn met de in de bijlage I van dit besluit vastgelegde normen en of daaraan naar behoren de hand is gehouden, waarbij hij andere geregistreerde gegevens betreffende de scheepsactiviteiten in zijn beoordeling betrekt. Herstel van tekortkomingen

Art. 5.1. Indien tijdens de inspectie of de nadere inspectie blijkt dat het schip niet voldoet aan de in de bijlage I van dit besluit genoemde normen neemt de inspecteur de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de omstandigheden aan boord die een duidelijk gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de zeevarenden, worden verbeterd. Zo kan onder meer een uitvaarverbod worden opgelegd, totdat de geconstateerde tekortkomingen zijn verholpen of de zeevarenden voldoende zijn uitgerust. 2. Indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat het wachtpersoneel van de eerste wacht of van één van de aflossingsploegen oververmoeid is, zorgt de inspecteur ervoor dat het schip niet uitvaart voordat de geconstateerde tekortkomingen zijn hersteld of de zeevarenden voldoende zijn uitgerust. Follow-up procedures

Art. 6.Wanneer een schip krachtens artikel 5 van dit besluit een verbod krijgt opgelegd om de haven te verlaten, stelt de inspecteur, de kapitein, de eigenaar of exploitant, de overheid van de vlaggenstaat of de staat waar het schip is geregistreerd dan wel de consul, of wanneer er geen consul is, de dichtstbijzijnde diplomatieke vertegenwoordiging van de betrokken staat, in kennis van de resultaten van de in artikel 4 van dit besluit bedoelde inspecties, van zijn eventuele beslissingen en van de vereiste corrigerende maatregelen. 2. Bij de inspecties wordt alles in het werk gesteld om te voorkomen dat een schip onrechtmatig wordt opgehouden. Recht van beroep

Art. 7.1. De eigenaar of de exploitant van het schip of diens vertegenwoordiger in België heeft het recht beroep in te stellen tegen een door de inspecteur genomen besluit tot aanhouding. Het beroep schorst de aanhouding niet. 2. De inspecteur dient de kapitein van het schip als bedoeld in punt 1 naar behoren op de hoogte te stellen van zijn recht op beroep. Administratieve samenwerking

Art. 8.De inspecteur maakt elk kwartaal bekend welke door hem onderzochte schepen in de afgelopen drie maanden werden aangehouden en welke schepen in de afgelopen 24 maand meer dan één maal werden aangehouden.

De publicatie omvat het volgende : - naam van het schip; - naam van de eigenaar of de exploitant van het schip; - IMO-nummer; - vlaggenstaat; - classificatiebureau, voor zover nodig, en, indien van toepassing, enige partij die namens de vlaggenstaat certificaten heeft afgegeven voor het schip in overeenstemming met de verdragen; - reden voor aanhouding; - haven en datum van aanhouding.

Art. 9.Niet-begunstigingsclausule.

Bij inspectie van een schip dat geregistreerd is op het grondgebied of onder de vlag vaart van een staat die IAO-Verdrag nr. 180 of het Protocol bij IAO-Verdrag nr. 147 niet heeft geratificeerd, zal ervoor worden gezorgd dat, zodra het Verdrag en het Protocol zijn in werking getreden, de behandeling van dit schip en haar bemanning niet gunstiger is dan van een schip dat geregistreerd is op het grondgebied of onder de vlag vaart van een staat die wel partij is bij IAO-Verdrag nr. 180 en/of het Protocol bij IAO-Verdrag nr. 147.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt.

Art. 11.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12 maart 2003 houdende handhaving van de verplichte arbeidstijd voor zeevarenden aan boord van schepen die Belgische havens aandoen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12 maart 2003 houdende handhaving van de verplichte arbeidstijd voor zeevarenden aan boord van schepen die Belgische havens aandoen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12 maart 2003 houdende handhaving van de verplichte arbeidstijd voor zeevarenden aan boord van schepen die Belgische havens aandoen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT

^