gepubliceerd op 24 maart 2000
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis
12 MAART 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981 en op artikel 4, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 1981 en 22 april 1982;
Gelet op de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, inzonderheid op artikel 2 en op artikel 3, gewijzigd bij de wet van 22 maart 1989;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 december 1976, 17 april 1978, 26 maart 1982, 9 december 1987, 12 augustus 1988, 25 januari 1989, 30 december 1992 en 19 mei 1995;
Gelet op de richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt, gewijzigd bij de richtlijnen 91/495/EEG van 27 november 1990, 90/675/EEG van 10 december 1990, 91/494/EEG van 26 juni 1991, 91/492/EEG van 15 juli 1991, 91/496/EEG van 15 juli 1991, 91/493/EEG van 22 juli 1991, 92/45/EEG van 16 juni 1992, 92/46/EEG van 16 juni 1992, 92/67/EEG van 14 juli 1992 en 92/118/EEG van 17 december 1992 en bij besluit 95/1/EG van 1 januari 1995;
Gelet op de richtlijn 91/492/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van levende tweekleppige weekdieren, gewijzigd bij besluit 95/1/EG van 1 januari 1995 en de richtlijn 97/61/EG van 20 oktober 1997;
Gelet op de richtlijn 91/493/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten, gewijzigd bij besluit 95/1/EG van 1 januari 1995 en de richtlijn 95/71/EG van 22 december 1995;
Gelet op het advies van de Raad voor veterinaire keuring, gegeven op 28 juli 1993, 9 juni 1994 en 2 september 1999;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 30 november 1994;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat de Europese Commissie bij het Europees Hof van Justitie te Luxemburg een verzoek heeft ingediend tot veroordeling van Belgïe wegens het niet omzetten van de bovenvermelde richtlijn 97/61/CE;
Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis, vervangen bij koninklijk besluit van 30 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 12.wordt vervangen door de volgende bepaling : « 12. Inrichting : a) het geheel van de infrastructuur die op eenzelfde plaats is gevestigd en waarin vis wordt bewerkt, verwerkt, gekoeld, ingevroren, verpakt of opgeslagen;b) een fabrieksvaartuig, zijnde een vaartuig waarop vis één of meer van de volgende behandelingen, gevolgd door verpakking, ondergaat : het fileren, in moten verdelen, stropen, hakken, invriezen of verwerken.Worden niet als fabrieksvaartuigen beschouwd : - vissersvaartuigen aan boord waarvan schaaldieren of weekdieren enkel worden gekookt; - vissersvaartuigen aan boord waarvan vis enkel wordt ingevroren;
Worden niet als inrichtingen beschouwd : - de detailhandelszaken en leurhandels; - de afslagen en groothandelsmarkten waarin er uitsluitend wordt uitgestald en in het groot wordt verkocht; - de verzendingscentra; » 2° het punt 14 wordt geschrapt.
Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de §§ 1 en 1bis, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 1992 en 19 mei 1995, worden vervangen door de volgende bepalingen : « § 1.Vis die in zijn natuurlijk milieu gevangen is mag slechts met het oog op de menselijke consumptie verhandeld worden indien hij werd : 1° gevangen en desgevallend aan boord van vissersvaartuigen uitgebloed, ontkopt, gestript, van de vinnen ontdaan, gekoeld of ingevroren overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk I van bijlage III. Wanneer de vis, met uitzondering van die welke aan boord in leven wordt gehouden, gedurende meer dan vierentwintig uur aan boord van het vissersvaartuig bewaard wordt, moet daarenboven voldaan worden aan de aanvullende voorwaarden vervat in hoofdstuk II van dezelfde bijlage; 2° gevangen en desgevallend aan boord van fabrieksvaartuigen bewerkt, verwerkt, ingevroren, verpakt of opgeslagen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk I van bijlage I;3° gelost, uitgestald en opgeslagen in de afslagen of groothandelsmarkten overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van bijlage I;4° geschikt bevonden voor menselijke consumptie ingevolge de keuring bedoeld in artikelen 5 en 6 of voldoet aan de in die artikelen bedoelde voorwaarden;5° behandeld, bewerkt, verwerkt, ingevroren, ontdooid, verpakt of opgeslagen in de inrichtingen, overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken III en IV van bijlage I;6° verpakt overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van bijlage I;7° geïdentificeerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 29;8° opgeslagen en vervoerd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI. Wanneer het strippen vanuit technisch en commercieel oogpunt mogelijk is, dient dit zo snel mogelijk na de vangst of het lossen te gebeuren.
Het koken van garnalen en weekdieren aan boord van vissersvaartuigen is slechts toegestaan indien de voorwaarden bedoeld in de hoofdstukken III, afdeling I, punt 5, en IV, afdeling IV, punt 7, van bijlage I vervuld zijn. 2° de § 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 december 1992 en waarvan de huidige tekst § 3 wordt, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « § 2.Levende tweekleppige weekdieren mogen slechts met het oog op de menselijke consumptie verhandeld worden indien zij : 1° bij hun aankomst in een verzendingscentrum of een verwerkende inrichting, vergezeld gaan van de documenten die door de Europese wetgeving zijn opgelegd.Wanneer hetzelfde personeel werkzaam is voor de verzameling en in het verzendingscentrum of in de verwerkende inrichting, kunnen deze documenten echter vervangen worden door een permanente vervoersvergunning; 2° voldoen aan de in hoofdstuk II van bijlage II vastgestelde eisen;3° zijn verpakt, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage II;4° zijn opgeslagen en vervoerd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI;5° zijn geïdentificeerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 30. In geval van verwerking van tweekleppige weekdieren moet tevens voldaan zijn aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 1, 5° tot 8°. » 3° de nieuwe § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : « Nadere voorschriften inzake de soorten waarop deze paragraaf van toepassing is en inzake de analysemethoden, kunnen door de Minister worden vastgesteld.» 4° een § 4 wordt toegevoegd luidend als volgt : « § 4.De bepalingen van § 2 zijn van toepassing op stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen. ».
Art. 3.Het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt vervangen door het opschrift « De viskwekerijen ».
Art. 4.Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 30 december 1992, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Art. 3.- Vis afkomstig uit kwekerijen mag slechts met het oog op de menselijke consumptie worden verhandeld indien : 1° de vis wordt geslacht onder passende hygiënische omstandigheden, hij niet onder meer met aarde, slijk of uitwerpselen is verontreinigd en hij gekoeld wordt bewaard wanneer niet onmiddellijk na de slachting tot verwerking wordt overgegaan;2° de vis wordt gehanteerd, bewerkt, verwerkt, verpakt, ingevroren en ontdooid, opgeslagen, geïdentificeerd en vervoerd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI en van de hoofdstukken III, IV en VI van bijlage I;3° de vis die levend in de handel wordt gebracht voortdurend in omstandigheden wordt gehouden die optimaal zijn voor zijn overleving; 4°degene die vis produceert of op de markt brengt geregeld controles uitvoert zowel op de vis als op het water, inzonderheid door middel van parasitologische, chemische en microbiologische controles, waarvan de regels door de Minister kunnen worden vastgesteld. De keurder kan een chemisch, parasitologisch, microbiologisch of enig ander onderzoek laten verrichten, zowel van de vis als van het water. »
Art. 5.Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 maart 1982 en 12 augustus 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 5.- Onverminderd de in Verordening (EG) nr. 2406/96 van de Raad van 26 november 1996 houdende vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor bepaalde visserijproducten bedoelde afwijkingen, moet elke partij uit zee aangevoerde vis worden aangeboden in een afslag ter keuring vóór de eerste verkoop ten einde vast te stellen of de vis geschikt is voor menselijke consumptie. Vis die door vissersvaartuigen wordt gevangen moet als vers gekoelde vis worden aangevoerd. Schaaldieren en weekdieren mogen in gekookte toestand worden aangevoerd. Vis gevangen door vissersvaartuigen aan boord waarvan vis enkel wordt ingevroren mag uit zee worden aangevoerd in ingevroren toestand.
Wanneer wegens omstandigheden de aanvoer in de afslag onmogelijk blijkt te zijn, kan de vis ter keuring worden aangeboden op een andere plaats die door de keurder wordt aanvaard. »
Art. 6.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 26 maart 1982, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Art. 6.- De keuring bestaat uit een organoleptische beoordeling van de vis door middel van monsters.
Vis die qua versheid voldoet aan de gemeenschappelijke handelsnormen die zijn vastgesteld ter toepassing van Verordening (EEG) nr. 3759/92, wordt geacht te voldoen aan de organoleptische eisen bedoeld bij dit besluit.
Indien bij de organoleptische beoordeling enige twijfel bestaat over de versheid van de vis, kunnen chemische of microbiologische controles worden uitgevoerd.
De minister kan de regels, de ontledingsmethoden, bemonsteringsplannen en de te respecteren niveaus bepalen voor de chemische, microbiologische en parasitologische controles.
Vis die in afwachting van de keuringsbeslissing in observatie wordt gehouden, wordt overeenkomstig de aanwijzingen van de keurder in een afsluitbaar lokaal ondergebracht en er onder passende omstandigheden bewaard.
Wanneer de keurder de vis ongeschikt bevindt voor consumptie door de mens deelt hij de reden van zijn beslissing mee aan de eigenaar van de vis.
Indien de eigenaar van de vis zich niet met de beslissing van de keurder kan verenigen, beschikt hij over een termijn van 12 uur om verzet aan te tekenen. In dat geval doet hij op eigen kosten een tegenkeuring uitvoeren door een dierenarts van zijn keuze.
Indien de bevindingen van de keurder en van de tegenkeurder niet dezelfde zijn, geeft deze laatste schriftelijk zijn met redenen omkleed advies en vraagt dringend de tussenkomst van het hoofd van de bevoegde keurkring of zijn afgevaardigde. Diens beslissing is niet vatbaar voor beroep.
De definitief voor menselijke consumptie ongeschikt bevonden vis wordt gedenatureerd op kosten van de eigenaar van de vis. De Minister kan de regels inzake de denaturatie bepalen. In afwachting van zijn ophaling wordt de vis die voor menselijke consumptie ongeschikt is bevonden ondergebracht in een daartoe bestemd lokaal of recipiënt. »
Art. 7.Het opschrift van hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt vervangen door het opschrift « Bewaring, opslag, vervoer en identificatie ».
Art. 8.« Artikel 27 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 27.§ 1er. Vis moet tijdens de opslag en het vervoer op de volgende temperaturen worden gehouden : a) voor verse of ontdooide vis en voor producten van gekookte en gekoelde schaal- en weekdieren : op de temperatuur van smeltend ijs in alle delen van het product;b) voor ingevroren vis, met uitzondering van ingevroren vis in pekel bestemd voor de fabricage van conserven : een constante temperatuur van -18 °C of lager in alle delen van het product, met eventueel korte schommelingen naar boven van maximaal 3 °C tijdens het vervoer;c) voor verwerkte vis : de door de fabrikant aangegeven temperatuur of, wanneer de omstandigheden zulks vereisen, op de door de Europese regelgeving vastgestelde temperatuur. § 2. Het gebruikte ijs mag de vis niet verontreinigen en moet worden vervaardigd met drinkwater of schoon zeewater. § 3. Vis mag niet worden opgeslagen of vervoerd samen met andere producten die de hygiënische kwaliteit nadelig kunnen beïnvloeden of die de vis kunnen besmetten. § 4. Vervoermiddelen die voor het vervoer van vis worden gebruikt, moeten op zodanige wijze zijn gebouwd en ingericht, dat de bij dit besluit voorgeschreven temperaturen tijdens de hele duur van het vervoer kunnen worden gehandhaafd. Indien het voertuig niet uitgerust is met een mechanisch koelingssysteem moet verse of ontdooide vis worden afgeijsd. Indien de vis wordt gekoeld met ijs, moet ervoor worden gezorgd dat het smeltwater kan wegvloeien, zodat het niet in contact blijft met de vis. De binnenwanden van de vervoermiddelen moeten op zodanige wijze zijn afgewerkt, dat de hygiënische kwaliteit van de vis niet nadelig wordt beïnvloed. Zij moeten glad zijn en gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten. § 5. Vervoermiddelen die voor het vervoer van vis worden gebruikt, mogen niet worden gebruikt voor het vervoer van andere producten die de vis zouden kunnen aantasten of besmetten, tenzij door grondige reiniging en vervolgens ontsmetting kan worden gegarandeerd dat de vis niet zal worden besmet. § 6. Vis mag niet worden vervoerd in voertuigen of containers die niet schoon zijn en die ontsmet hadden moeten zijn. § 7. De omstandigheden waarin vis die levend in de handel wordt gebracht, wordt vervoerd, mag geen nadelig effect hebben op de kwaliteit en de overleving van de vis. »
Art. 9.Artikel 28 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 1982, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 28.§ 1. In de opslaglokalen moeten de levende tweekleppige weekdieren steeds worden bewaard bij een temperatuur die geen nadelig effect heeft op de kwaliteit en de overleving; de verpakkingen mogen niet rechtstreeks in contact komen met de vloer, maar moeten steeds op een schoon, verhoogd oppervlak worden geplaatst.
Na het verpakken en het verlaten van het verzendingscentrum mogen levende tweekleppige weekdieren niet opnieuw in water worden ondergedompeld of met water worden besproeid, behalve bij verkoop aan de eindverbruiker door de verzender zelf. § 2. Levende tweekleppige weekdieren bestemd voor menselijke consumptie moeten in gesloten verpakkingen vanuit het verzendingscentrum worden verzonden totdat zij worden aangeboden aan de consument of de detailhandel. § 3. De voor het vervoer van zendingen levende tweekleppige weekdieren gebruikte vervoermiddelen vanuit het verzendingscentrum moeten aan de volgende eisen voldoen : a) de binnenwanden en alle andere delen die in contact kunnen komen met de levende tweekleppige weekdieren moeten uit corrosiebestendig materiaal bestaan;de wanden moeten glad zijn en gemakkelijk kunnen worden gereinigd; b) zij moeten op zodanige wijze zijn uitgerust dat de levende tweekleppige weekdieren doeltreffend worden beschermd tegen extreem hoge of extreem lage temperaturen, stof of vuil, en beschadiging van de schelpen door trillingen of door schuring; § 4. Levende tweekleppige weekdieren mogen niet samen met andere producten waardoor zij zouden kunnen worden besmet, worden vervoerd. § 5. Bij het vervoer vanuit het verzendingscentrum en de distributie van levende tweekleppige weekdieren moet gebruik worden gemaakt van gesloten voertuigen of containers waarin het product wordt bewaard bij een temperatuur die geen nadelig effect heeft op de kwaliteit en de overleving.
De verpakkingen levende tweekleppige weekdieren mogen tijdens het vervoer niet rechtstreeks in contact komen met de vloer van het voertuig of de container, maar moeten op een verhoogd oppervlak worden geplaatst of op een andere wijze tegen contact worden beschermd.
Het eventueel bij het vervoer van levende tweekleppige weekdieren gebruikte ijs moet zijn vervaardigd uit drinkwater of schoon zeewater. »
Art. 10.Artikel 29 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 29.§ 1. Onverminderd het koninklijk besluit van 13 september 1999 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen, moeten de volgende gegevens op de verpakking van vis of, in geval van onverpakte vis, op de begeleidende documenten zijn vermeld : a) de naam van het land van verzending, hetzij voluit geschreven, hetzij, in het geval van de Europese Gemeenschap, afgekort in hoofdletters : B - DK - D - EL - E - F - IRL - I - L - NL - AT - P - FI - SE - UK;b) de identificatie van de inrichting of het fabrieksvaartuig aan de hand van het officiële erkenningsnummer, of, wanneer de vis direct in de handel wordt gebracht vanaf een vissersvaartuig dat onder bijlage III, hoofdstuk II, punt 7 valt, via een afslag of via een groothandelsmarkt, aan de hand van het in artikel 49 bedoelde registratienummer;c) in het geval van de Europese Gemeenschap, één van de volgende afkortingen : CE - EC - EG - EK - EF - EY. § 2. Deze gegevens moeten goed leesbaar zijn en op de verpakking bijeen staan, op een zodanige plaats dat er kennis van kan worden genomen zonder dat de verpakking behoeft te worden opengemaakt. »
Art. 11.Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 30.§ 1. Alle verpakkingen van een zending levende tweekleppige weekdieren moeten van een identificatiemerkteken worden voorzien, zodat op elk ogenblik tijdens het vervoer en de distributie tot in het stadium van de detailhandel kan worden bepaald van welk verzendingscentrum zij afkomstig zijn. Onverminderd het koninklijk besluit van 13 september 1999 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen, moet het merk de volgende gegevens bevatten : - het land van verzending; - de soort tweekleppige weekdieren (gangbare naam en wetenschappelijke naam); - het erkenningsnummer met het oog op de identificatie van het verzendingscentrum; - de datum van verpakking met op zijn minst de dag en de maand.
In afwijking van koninklijk besluit van 13 september 1999 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen, mag de datum van minimale houdbaarheid worden vervangen door de vermelding « deze dieren moeten bij aankoop levend zijn ».
Bij hun aankomst in het verzendingscentrum, moet elke verpakking met gezuiverde levende tweekleppige weekdieren worden voorzien van een etiket waaruit blijkt dat de weekdieren zijn gezuiverd. § 2. Het identificatiemerkteken mag op de recipiënt worden gedrukt of op een apart etiket worden aangebracht dat op de recipiënt wordt bevestigd of erin wordt geplaatst. Het identificatiemerkteken mag ook de vorm hebben van een bindsluiting of worden aangebracht met een nietjessysteem; zelfklevende identificatiemerktekens mogen alleen worden gebruikt indien ze niet verwijderbaar zijn. De verschillende identificatiemerktekens moeten zo zijn ontworpen dat ze slechts eenmaal kunnen worden gebruikt en dat ze niet van de ene op de andere verpakking kunnen worden overgebracht. § 3. Het identificatiemerkteken moet duurzaam en waterbestendig zijn en de gegevens die het bevat moeten leesbaar, onuitwisbaar en in gemakkelijk te ontcijferen letters zijn aangebracht. § 4. De identificatiemerktekens die zijn bevestigd op zendingen levende tweekleppige weekdieren die niet zijn verpakt in consumentenverpakkingen, moeten door de detailhandelaar worden bewaard gedurende ten minste 60 dagen nadat hij de inhoud van de zending heeft gesplitst. »
Art. 12.Artikel 31 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 31.De bepalingen van dit hoofdstuk, met uitzondering van die betreffende de temperatuur en de hygiënische eisen, zijn niet van toepassing op het vervoer van vis van de detailhandel naar de eindverbruiker of van de werkplaats bestemd voor de bevoorrading van de detailhandel of de ambulante handel van de exploitant ».
Art. 13.Het opschrift van hoofdstuk VII van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgend opschrift : « Detailhandel en ambulante handel ».
Art. 14.Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 32.Het is verboden in visdetailhandelszaken en in de werkplaatsen van waaruit de bevoorrading van de detailhandelszaken of de ambulante handel van de exploitant geschiedt, vis voorhanden te houden die bedorven, ontaard of schadelijk is, of die door een reglement schadelijk werd verklaard. »
Art. 15.In artikel 33 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 26 maart 1982, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « van maximum + 4 °C » vervangen door de woorden « van smeltend ijs »;2° in § 2 worden de woorden « niet bewaard worden bij een temperatuur van meer dan + 10° C » vervangen door de woorden « enkel bewaard worden bij een temperatuur die geen nadelig effect heeft op de kwaliteit en de overleving »;3° in § 3 worden de woorden « hoogstens -2 °C » vervangen door de woorden « hoogstens -18 °C »;4° in § 3 wordt het tweede lid geschrapt;5° de § 4 wordt geschrapt.
Art. 16.Het opschrift van hoofdstuk VII, afdeling 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgend opschrift : « Detailhandel ».
Art. 17.In artikel 37, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de Nederlandse tekst wordt het woord « uitsnijden » vervangen door het woord « verwerken »;b) in de Franse tekst worden de woorden « la découpe » vervangen door de woorden « la préparation ».
Art. 18.Het opschrift van hoofdstuk VII, afdeling 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgend opschrift : « Ambulante handel ».
Art. 19.Artikel 39 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende leden : « De werkplaats van waaruit de bevoorrading van een ambulante handel geschiedt moet voldoen aan de bepalingen van artikel 37 van dit besluit, met uitzondering van het bepaalde onder g). De werkplaats van een exploitant van een ambulante handel die enkel voorverpakte vis verkoopt en geen bewerking of verwerking uitvoert op de vis, moet enkel beschikken over een koelinstallatie die krachtig genoeg is om de vis te bewaren onder de in dit besluit voorgeschreven temperatuurs- omstandigheden.
De bepalingen van deze afdeling zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op vaste standplaatsen waar vissers vis rechtstreeks aan de verbruiker verkopen. »
Art. 20.Artikel 40 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 40.Het is verboden vis te bewerken of te verwerken, te bewaren, in te vriezen, te verpakken of te verhandelen die bedorven, ontaard of schadelijk is, of die door een reglement schadelijk werd verklaard. »
Art. 21.Artikel 40bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 12 maart 1988, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 40bis.De exploitanten van de inrichtingen en de verkoopsorganismen van aangevoerde vis houden een register bij waarin, respectievelijk bij ontvangst en bij verzending van vis, de datum, de aard en de hoeveelheid, alsmede de herkomst en de bestemming van de vis worden vermeld.
Dit register mag worden uitgesplitst in afzonderlijke delen voor de ontvangen en de verzonden vis.
De exploitanten van viskwekerijen houden een register bij waarin elke zending van vis wordt ingeschreven met aanduiding van de datum, de aard, de hoeveelheid en de bestemming van de vis.
De registers worden ter beschikking gehouden van de keurder.
Onder de voorwaarden die de Minister bepaalt, kan het bijhouden van deze geschreven registers worden vervangen door het gebruik van een informaticasysteem dat dezelfde waarborgen biedt. In dit geval dient de keurder steeds toegang te hebben tot dit systeem en dient telkens deze het vraagt een afgedrukte versie van de verzamelde gegevens te worden overhandigd.
De registers of de gegevensbestanden moeten gedurende drie jaar door de exploitant worden bewaard. »
Art. 22.Artikel 41 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 41.De exploitanten van de inrichtingen zijn ertoe gehouden de exploitatievoorwaarden, bedoeld in de bijlage I en die op hun inrichting betrekking hebben, na te leven.
De exploitanten van de verzendingscentra zijn ertoe gehouden de exploitatievoorwaarden na te leven bedoeld in de bijlage II. »
Art. 23.Artikel 42 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 42.De exploitanten van de afslagen en de groothandelsmarkten zijn ertoe gehouden de exploitatievoorwaarden na te leven bedoeld in de bijlage I. »
Art. 24.In artikel 43, § 1, van hetzelfde besluit wordt het woord « mogen » vervangen door de woorden « mogen, behoudens afwijking door de Minister verleend, ».
Art. 25.In artikel 47 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 30 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « of zuiveringscentrum » geschrapt;2° de §§ 2 tot 4 worden vervangen door de volgende bepalingen : « § 2.De Minister kan, op advies van het Instituut, de erkenning bedoeld in § 1 van dit artikel geheel of gedeeltelijk weigeren, opschorten, intrekken of in de tijd beperken, alsmede het gebruik van de lokalen, ruimten en installaties van de inrichting beperken, opschorten of verbieden.
De Minister kan daarenboven, op advies van het Instituut, het behoud of het verkrijgen van een erkenning afhankelijk stellen van bijzondere voorwaarden die onder meer een verhoogd veterinair toezicht op de inrichting of op het verzendingscentrum, kunnen omvatten.
De Minister kan de bepalingen van deze paragraaf toepassen op elke inrichting of elk verzendingscentrum van de exploitant. § 3. Wanneer het Instituut van oordeel is dat er redenen bestaan om toepassing te maken van het bepaalde in § 2, deelt het deze samen met de voorgenomen maatregelen mede aan de betrokkene.
Deze laatste beschikt over tien werkdagen om bij een ter post aangetekende brief, gericht aan het Instituut, zijn bezwaren kenbaar te maken.
Daarna beschikt de Minister over dertig werkdagen om een beslissing te nemen. § 4. De bepalingen vervat in de §§ 2 en 3 van dit artikel kunnen worden toegepast in de volgende gevallen : 1° de inrichting of het verzendingscentrum voldoet niet aan de inrichtingsvoorwaarden;2° de exploitatievoorwaarden worden niet nageleefd;3° in de inrichting of in het verzendingscentrum worden andere activiteiten ontwikkeld dan die waarvoor de erkenning geldt;4° een adequate keuring of controle wordt belemmerd, verhinderd of geweigerd;5° de veiligheid of integriteit van de keurders wordt in het gedrang gebracht;6° een inbreuk is vastgesteld op de bepalingen van de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel of op de bepalingen van de krachtens deze wet genomen besluiten die de handel regelen, inzonderheid in geval vanuit een inrichting of een verzendingscentrum vis of voedingsmiddelen die vis bevatten zijn verhandeld die een gevaar opleveren voor de gezondheid;7° in hoofde van de exploitant van de inrichting of het verzendingscentrum bedrog vastgesteld is, hetzij nopens de geschiktheid voor menselijke voeding, hetzij nopens de oorsprong of de herkomst van vis of voedingsmiddelen die vis bevatten, inzonderheid indien daartoe documenten of identificatiemerktekens zijn aangewend of daardoor certificaten zijn bekomen waarvan de inhoud niet overeenstemt met de feitelijke staat, oorsprong of herkomst van de vis, of indien op vis of voedingsmiddelen die vis bevatten een identificatiemerkteken is aangebracht dat niet aan de voorschriften voldoet;8° een inbreuk is vastgesteld op de bepalingen van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten of de uitvoeringsbesluiten ervan. § 5. De bepalingen van § 3 zijn niet van toepassing ingeval de Minister een beslissing neemt die geheel of gedeeltelijk gesteund is op een van de gevallen bedoeld onder § 4, 6° of 7°.
Art. 26.Artikel 48 van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 30 december 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 48.Om een erkenning te bekomen moeten : a) de fabrieksvaartuigen beantwoorden aan de inrichtingsvoorwaarden voorzien in hoofdstuk I, afdeling I van bijlage I.b) de inrichtingen aan de wal beantwoorden aan de inrichtingsvoorwaarden, al naar gelang van het geval voorzien in de hoofdstukken III en IV van bijlage I.c) de verzendingcentra voldoen aan de inrichtingsvoorwaarden voorzien in hoofdstuk I, afdeling I van bijlage II.»
Art. 27.Artikel 49 van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 30 december 1992, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 49.§ 1-. De exploitant van een afslag, een groothandelmarkt, een vissersvaartuig, een viskwekerij, alsmede de groothandelaars-verdelers moeten beschikken over een registratienummer.
Dit registratienummer wordt verleend op advies van het Instituut, dat daartoe een administratief en technisch onderzoek instelt. Het registratienummer kan in de tijd en tot bepaalde activiteiten beperkt zijn.
De exploitant die een registratienummer wenst te bekomen, richt de vraag daartoe bij een ter post aangetekende brief tot het Instituut.
Hij overlegt ten behoeve van het hierboven vermeld onderzoek alle gegevens en documenten waarom door het Instituut wordt verzocht en waaruit blijkt dat aan de registratievoorwaarden is voldaan. § 2. Om een registratienummer te bekomen moeten : a) de afslagen en de groothandelsmarkten voldoen aan de inrichtingsvoorwaarden bedoeld in hoofdstuk II van bijlage I;b) de vissersvaartuigen voldoen aan de inrichtingsvoorwaarden bedoeld inhoofdstuk I van bijlage III. Wanneer de vis, met uitzondering van die welke aan boord in leven wordt gehouden, gedurende meer dan vierentwintig uur aan boord van het vissersvaartuig bewaard wordt, moet daarenboven voldaan worden aan de aanvullende voorwaarden vervat in hoofdstuk II van dezelfde bijlage.
Bovendien moeten de vissersvaartuigen waarop garnalen en weekdieren aan boord enkel worden gekookt voldoen aan de inrichtingsvoorwaarden voorzien in de hoofdstukken III, afdeling I, punt 5, en IV, afdeling IV, punt 7, van bijlage I; c) de viskwekerijen voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3.»
Art. 28.Artikel 50 van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 30 december 1992, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 50.§ 1. De exploitant van een verzendingscentrum dient in zijn verzendingscentrum geregeld interne gezondheidscontroles uit te voeren om erop toe te zien en aan te tonen dat aan alle vereisten van dit besluit voldaan is. § 2. De exploitant van een inrichting dient in zijn inrichting regelmatig interne gezondheidscontroles uit te voeren om erop toe te zien en om aan te tonen dat de vis in alle stadia van de productie aan de vereisten van dit besluit voldoet.
Deze interne gezondheidscontroles omvatten : - de identificatie van de kritieke punten in de inrichting aan de hand van de gebruikte fabricageprocédés; - het opstellen en toepassen van methoden om toezicht en controle uit te oefenen op deze kritieke punten; - de monsterneming met het oog op analyse met het oog op de controle van de reinigings- en desinfectiemethoden en om na te gaan of de bij dit besluit opgelegde normen worden nageleefd; - de bewaring van schriftelijke of op onuitwisbare wijze geregistreerde stukken met betrekking tot voorgaande punten om die aan de controlerende dierenarts te kunnen voorleggen.
De Minister kan nadere regels van de interne gezondheidscontroles bepalen. »
Art. 29.Artikel 50bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 26 maart 1982 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 30 december 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 50bis.Onverminderd de bevoegdheid van de ambtenaren bedoeld in artikel 7 van de wet van 15 april 1965, oefent de dierenarts die door de Minister met een keurings- of controleopdracht is belast de gezondheidscontrole en toezicht op de productie-eisen van vis uit overeenkomstig hoofdstuk V van bijlage I. Deze gezondheidscontrole en toezicht kunnen in het bijzonder worden aangevuld met parasitologische, chemische en microbiologische controles, waarvan de regels door de Minister kunnen worden vastgesteld. »
Art. 30.In artikel 51 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 30 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « de verzendings- of zuiveringscentra een nummer toegekend dat moet vermeld worden op alle bescheiden die door de onderneming gebruikt worden » vervangen door de woorden « de verzendingscentra een nummer toegekend »;2° de §§ 2 en 3 worden vervangen door de volgende bepalingen : « § 2.De exploitant dient : a) elke wijziging die hij wenst aan te brengen aan de structuur van zijn inrichting of verzendingscentrum vooraf aan het hoofd van de keurkring waarin zijn inrichting of verzendingscentrum gelegen is, schriftelijk mede te delen, samen met een plan en een tijdsschema van de werken en de verbintenis deze na te leven;b) elke wijziging in de administratieve gegevens van de inrichting of het verzendingscentrum die zijn opgenomen in de erkenning, de identiteit van de exploitant uitgezonderd, binnen ten hoogste een maand aan het Instituut bij een ter post aangetekende brief mee te delen. § 3. Bij niet naleving van de verplichtingen bedoeld in § 2, kan de Minister, in afwijking van de procedure van artikel 47, § 3 en de gevallen van artikel 47, § 4, de opschorting of de intrekking van de erkenning van de inrichting of van het verzendingscentrum met onmiddellijke ingang opleggen. § 4. In geval de identiteit van de exploitant van de inrichting of het verzendingscentrum wijzigt, dient de nieuwe exploitant deze wijziging en de datum ervan binnen ten hoogste een maand bij een ter post aangetekende brief aan het Instituut mee te delen en het schriftelijk bewijs ervan te leveren. Tevens dient hij elke andere wijziging in de administratieve gegevens van de inrichting of het verzendingscentrum die zijn opgenomen in de bestaande erkenning mee te delen.
In dit geval kan de nieuwe exploitant voorlopig de werkzaamheden onder dekking van de bestaande erkenning verderzetten.
Tenzij een eerdere datum erin als einddatum is opgenomen, en onverminderd de toepassing van artikel 47, § 4, vervalt de lopende erkenning van rechtswege op 31 december van het kalenderjaar dat het jaar van de wijziging volgt, ook als tijdens deze termijn een nieuwe wijziging van de identiteit van de exploitant optreedt.
Evenwel kan de erkenning tijdens de bedoelde termijn op vraag van de nieuwe exploitant worden vernieuwd volgens de procedure en de voorwaarden van dit besluit en voor zover de exploitatievoorwaarden vervuld zijn. § 5. Bij niet naleving van de verplichtingen bedoeld in § 4 kan de Minister, in afwijking van de procedure bedoeld in artikel 47, § 3, en de gevallen van artikel 47, § 4, de opschorting of de intrekking van de erkenning van de inrichting of het verzendingscentrum met onmiddellijke ingang opleggen.
Indien de wijziging van de identiteit van de exploitant ambtshalve wordt vastgesteld en de Minister niet overgaat tot een maatregel bedoeld in vorig lid, is de overgangsmaatregel bedoeld in § 4, derde lid, van toepassing, evenwel met beperking tot zes volle maanden na de vaststelling van de wijziging. § 6. De bepalingen bedoeld in §§ 2 en 4, eerste lid, zijn mutatis mutandis van toepassing als het om een registratienummer gaat. »
Art. 31.De bijlage bij het koninklijk besluit van 30 april 1976, ingevoegd bij koninklijk besluit van 19 mei 1995, wordt bijlage III.
Art. 32.De bijlagen I en II bij dit besluit worden respectievelijk als bijlagen I en II bij het koninklijk besluit van 30 april 1976 gevoegd.
Art. 33.Worden opgeheven : a) het artikel 4, de hoofdstukken IV en V, de artikelen 28 tot 30, 44 tot 46 en 53 tot 57 van het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis;b) het koninklijk besluit van 2 maart 1965 betreffende de teelt van ongewervelde zeedieren die rauw kunnen gegeten worden, en betreffende de in- en uitvoer van deze dieren, voor zover zij voor de teelt bestemd zijn;c) het koninklijk besluit van 9 maart 1965 betreffende de handel in ongewervelde zeedieren, die rauw kunnen gegeten worden;d) het koninklijk besluit van 26 maart 1982 betreffende de rechten bestemd om de kosten te dekken van de keuringen, gezondheidsonderzoeken en controles van vis;e) het ministerieel besluit van 29 november 1976 ter uitvoering van het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis, houdende vaststelling van het model van het keurmerk dat dient aangebracht na het gezondheidsonderzoek, de keuring of het sanitair toezicht van de vis;f) het ministerieel besluit van 29 november 1976 ter uitvoering van het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis, houdende vaststelling van het model van het gezondheidsattest dat dient afgeleverd na het gezondheidsonderzoek van de vis in viskwekerijen;g) het ministerieel besluit van 29 november 1976 ter uitvoering van het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis, houdende vaststelling van het model van het gezondheidsattest dat dient voorgelegd bij de uitvoer van vis;h) het ministerieel besluit van 29 november 1976 ter uitvoering van het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis, houdende vaststelling van het model van het gezondheidsattest dat dient voorgelegd bij de invoer van vis;i) het ministerieel besluit van 1 augustus 1978 houdende aanduiding van de kantoren en hulpkantoren van douanen langs waar de invoer van vis toegelaten is;j) het ministerieel besluit van 2 april 1982 tot vaststelling van het model van register dat dient bijgehouden door de uitbaters van een viskwekerij en door de verkoper van de aangevoerde vis;k) het ministerieel besluit van 12 augustus 1988 tot vaststelling van het model van het gezondheidscertificaat dat dient voorgelegd te worden bij de invoer van garnalen of van voedingswaren waarin garnalen verwerkt zijn.
Art. 34.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 35.Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 maart 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET
Bijlage I HOOFDSTUK I. - Eisen voor fabrieksvaartuigen Afdeling I. - Eisen inzake constructie en apparatuur
1. Fabrieksvaartuigen moeten ten minste beschikken over : a) een ontvangstzone die uitsluitend bestemd is voor het aan boord brengen van de vis en die qua ontwerp en indeling uit een reeks van boxen van voldoende grootte bestaat, zodat een aan boord gebrachte hoeveelheid vis van de daarop volgende hoeveelheid kan worden gescheiden.Deze ontvangstzone en de demonteerbare onderdelen ervan moeten gemakkelijk kunnen worden gereinigd. Zij moet zo ontworpen zijn dat zij bescherming biedt tegen het effect van de zonnestralen en van slecht weer, alsmede tegen alle vuil en iedere bron van besmetting; b) een systeem voor het transport van de vis van de ontvangstzone naar de werkplaatsen dat aan de hygiënische voorschriften voldoet;c) werkplaatsen die groot genoeg zijn om de bewerking en verwerking van de vis in bevredigende hygiënische omstandigheden te laten verlopen.Deze plaatsen moeten zo zijn ontworpen en ingedeeld dat iedere besmetting van de vis wordt voorkomen; d) opslagplaatsen voor de eindproducten die van voldoende grootte zijn en die zo zijn ontworpen dat zij gemakkelijk gereinigd kunnen worden. Daarenboven moet een afzonderlijke opslagruimte voorbehouden worden voor afvallen indien aan boord van het fabrieksvaartuig een installatie in bedrijf is voor de behandeling van afvallen; e) een opslaglokaal voor het verpakkingsmateriaal dat afgescheiden is van de lokalen voor de visbewerking en de visverwerking;f) speciale apparatuur om de afvallen en de niet voor menselijke consumptie geschikte vis, hetzij rechtstreeks in zee te storten, hetzij als de omstandigheden zulks vereisen in een uitsluitend daartoe bestemd waterdicht vat te storten.Als deze afvallen worden opgeslagen en met het oog op zuivering aan boord worden behandeld, dienen daarvoor aparte lokalen aanwezig te zijn; g) een installatie die drinkwater of schoon zeewater onder druk levert.De opening voor het pompen van zeewater moet zich op een zodanige plaats bevinden dat de kwaliteit van het gepompte water niet heeft te lijden onder het in zee storten van afvalwater, afval en koelwater van de motoren; h) een voldoende aantal kleedlokalen, wastafels en toiletten;deze laatste mogen niet rechtstreeks toegang geven tot de ruimten waar de vis wordt bewerkt, verwerkt of opgeslagen. Bij de wastafels dienen producten aanwezig te zijn voor het reinigen en afdrogen die voldoen aan de hygiënische voorschriften; de kranen van de wastafels mogen niet met de hand kunnen worden bediend. 2. De lokalen waar de vis wordt bewerkt en verwerkt, ingevroren of diepgevroren, moeten voorzien zijn van : a) een gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten anti-slipvloer, met voorzieningen voor een vlotte waterafvoer.De op de vloer bevestigde structuren en apparaten moeten voorzien zijn van gaten om het water te lozen die groot genoeg zijn om niet met visafval verstopt te raken en om het water gemakkelijk te laten wegvloeien; b) wanden en plafonds die gemakkelijk kunnen worden gereinigd, in het bijzonder op de plaatsen waar buizen, kettingen of elektrische leidingen liggen;c) hydraulische circuits die dusdanig zijn geplaatst of beschermd dat de vis niet kan worden verontreinigd door een eventueel olielek;d) voldoende luchtverversing en, indien nodig, een goede dampafvoer;e) voldoende verlichting;f) voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van het gereedschap, het materieel en de installaties;g) voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van de handen, voorzien van kranen die niet met de hand kunnen worden bediend en van wegwerphanddoeken. 3. De voorzieningen en het gereedschap, zoals bijvoorbeeld snijtafels, recipiënten, transportbanden, machines voor het strippen, fileren, enz., moeten vervaardigd zijn uit materiaal dat bestand is tegen corrosie door zeewater; zij moeten gemakkelijk kunnen worden gereinigd en ontsmet en zij moeten in goede staat worden gehouden. 4. Fabrieksvaartuigen waar vis wordt ingevroren moeten beschikken over : a) een koelinstallatie die voldoende krachtig is om de temperatuur van de vis snel te doen dalen en aldus een kerntemperatuur te bereiken die aan de bepalingen van dit besluit voldoet;b) koelinstallaties die voldoende krachtig zijn om de vis in de opslaglokalen te bewaren bij een temperatuur die aan de bepalingen van dit besluit voldoet.De opslaglokalen moeten voorzien zijn van een thermograaf die gemakkelijk kan worden afgelezen. Afdeling II. - Hygiënische eisen aan boord van fabrieksvaartuigen
1. Aan boord van het fabrieksvaartuig moet een bevoegd persoon zijn die verantwoordelijk is voor de toepassing van goede fabricagepraktijken op het gebied van vis.Hij moet met het nodige gezag bekleed zijn om de bepalingen van deze bijlage te doen naleven.
Hij moet het aan boord uitgevoerde programma voor de inspectie en de verificatie van de kritieke punten, een register met zijn opmerkingen, alsmede de eventueel vereiste temperatuurnoteringen ter beschikking houden van de controlerende dierenarts. 2. Voor de lokalen en het gereedschap gelden de algemene hygiënische eisen van hoofdstuk III, afdeling II, A van deze bijlage.3. Voor het personeel gelden de algemene hygiënische eisen van hoofdstuk III, afdeling II, B van deze bijlage.4. Voor het ontkoppen, strippen en fileren gelden de hygiënische eisen van hoofdstuk IV, afdeling I, punten 2, 3 en 4, van deze bijlage.5. Voor de aan boord verrichte verwerking van de vis gelden de hygiënische eisen van hoofdstuk IV, afdelingen II, punten 2 en 3, IV en V van deze bijlage.6. Voor het aan boord verpakken van vis gelden de hygiënische eisen van hoofdstuk VI van deze bijlage.7. Voor de opslag van vis aan boord gelden de hygiënische eisen van hoofdstuk VI van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Eisen bij en na aanvoer 1. De voorzieningen voor het lossen en de aanvoer van vis moeten zijn vervaardigd uit materiaal dat gemakkelijk kan worden gereinigd en dat goed onderhouden en proper is.2. Bij het lossen en de aanvoer moet besmetting van de vis worden voorkomen;met name moet ervoor worden gezorgd dat : - het lossen en de aanvoer snel geschieden; - de vis onverwijld wordt ondergebracht in een beschermde omgeving op de juiste temperatuur naargelang van de aard van de vis en desgevallend met ijs bedekt in de vervoers-, opslag- of verkoopinstallaties of in een inrichting; - geen apparatuur wordt gebruikt en geen behandelingen worden uitgevoerd die de eetbare delen van de vis kunnen aantasten. 3. De delen van de afslagen en groothandelsmarkten waar vis met het oog op verkoop wordt uitgestald : a) moeten overdekt zijn en over wanden beschikken die gemakkelijk te reinigen zijn;b) moeten over vloeren beschikken die waterdicht, gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten zijn, zo zijn aangelegd dat het water gemakkelijk kan wegvloeien en beschikken over een hygiënische afvoer voor afvalwater;c) moeten beschikken over sanitaire voorzieningen met een voldoende aantal wastafels en toiletten met waterspoeling.De toiletten mogen niet rechtstreeks toegang geven tot de werkruimten. Bij de wastafels dienen producten en wegwerphanddoeken aanwezig te zijn om de handen te reinigen; d) moeten goed verlicht zijn om de in hoofdstuk V van deze bijlage bedoelde controle van de vis te vergemakkelijken;e) mogen, op het ogenblik dat er vis uitgestald of opgeslagen wordt, niet voor andere doeleinden worden gebruikt;voertuigen waarvan de uitlaatgassen een negatieve invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de vis, mogen er niet worden toegelaten. Ongewenste dieren moeten buiten de ruimten worden gehouden; f) moeten geregeld en ten minste na elke verkoop worden gereinigd.De kratten moeten na elke verkoop worden gereinigd, van binnen en van buiten gespoeld met drinkwater of met schoon zeewater en indien nodig worden ontsmet; g) moeten voorzien zijn van duidelijk zichtbare borden met de vermelding dat het verboden is te roken, te spuwen, te drinken en te eten;h) moeten afgesloten kunnen worden en afgesloten kunnen blijven wanneer de controlerende dierenarts dit noodzakelijk acht;i) moeten beschikken over een installatie voor de levering van water die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk III, afdeling I, punt 7, van deze bijlage;j) moeten beschikken over speciale waterdichte corrosiebestendige containers waarin de niet voor menselijke consumptie geschikte vis moeten worden gedeponeerd : k) voor zover zij niet beschikken over eigen lokalen ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid, moeten zij, afhankelijk van de te koop uitgestalde hoeveelheden, ten behoeve van de controlerende dierenarts beschikken over een adequaat ingericht afsluitbaar lokaal en over het voor het verrichten van de controles noodzakelijke materieel.4. Na de aanvoer of eventueel na de eerste verkoop moet de vis onder de in hoofdstuk VI van dit besluit vastgestelde voorwaarden onverwijld worden vervoerd naar de plaats van bestemming.5. Hallen waarin de vis met het oog op verkoop of na de verkoop, in afwachting van hun vervoer naar hun plaats van bestemming, wordt opgeslagen moeten voorzien zijn van koelruimten met een voldoende capaciteit en die voldoen aan de voorwaarden vervat in hoofdstuk III, afdeling 1, punt 3, van deze bijlage.In dat geval moet de vis worden opgeslagen bij een temperatuur welke die van smeltend ijs benadert. 6. De algemene hygiënische eisen van hoofdstuk III, afdeling II, met uitzondering van punt B, 1, a), zijn mutatis mutandis van toepassing op de hallen waarin vis wordt uitgestald met het oog op de verkoop of opgeslagen.7. Voor groothandelsmarkten waar vis wordt uitgestald met het oog op verkoop of waar vis wordt opgeslagen, gelden dezelfde bepalingen als die van dit hoofdstuk, onder 3 en 5, alsmede de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling I, punten 4, 10 en 11 van deze bijlage. De algemene hygiënische eisen van hoofdstuk III, afdeling II, van deze bijlage zijn mutatis mutandis van toepassing op groothandelsmarkten. HOOFDSTUK III. - Algemene eisen voor inrichtingen aan de wal Afdeling I. - Algemene eisen voor ruimten en materieel
De inrichtingen moeten minstens beschikken over : 1. werklokalen die groot genoeg zijn om de beroepsactiviteiten in bevredigende hygiënische omstandigheden te laten verlopen.Deze werklokalen moeten zo zijn ontworpen en ingericht dat besmetting van de vis wordt voorkomen en dat de reine en de onreine sector duidelijk van elkaar gescheiden zijn; 2. lokalen waar vis wordt behandeld, bewerkt en verwerkt, met : a) vloeren van waterdicht, gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten materiaal, die zo zijn aangelegd dat het water gemakkelijk kan wegvloeien of die toegerust zijn met een voorziening voor de afvoer van het water;b) gemakkelijk te reinigen, duurzame en ondoordringbare wanden met gladde oppervlakken;c) een gemakkelijk te reinigen plafond;d) deuren van onaantastbaar, gemakkelijk te reinigen materiaal;e) voldoende luchtverversing en, indien nodig, een goede dampafvoer;f) voldoende verlichting;g) een voldoende aantal voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van de handen;in de werkruimten en in de toiletten mogen de kranen niet met de hand kunnen worden bediend; er moeten wegwerphanddoeken beschikbaar zijn; h) voorzieningen voor het reinigen van het gereedschap, het materieel en de installaties;3. koelruimten voor de opslag van vis met : - dezelfde voorzieningen als bedoeld in punt 2, onder a), b), c), d) en f); - eventueel, een koelinstallatie die krachtig genoeg is om de vis onder de in dit besluit voorgeschreven temperatuuromstandigheden te bewaren; 4. passende voorzieningen ter bescherming tegen ongewenste dieren, zoals insekten, knaagdieren, vogels, enz.; 5. voorzieningen en gereedschap, zoals snijtafels, recipiënten, transportbanden en messen, van corrosiebestendig materiaal, die gemakkelijk kunnen worden gereinigd en ontsmet;6. speciale waterdichte containers van corrosiebestendig materiaal voor vis die niet bestemd is voor menselijke consumptie en een gekoeld lokaal uitsluitend bestemd voor de opslag van deze containers indien deze niet op zijn minst aan het eind van elke werkdag worden afgevoerd;7. een installatie die, onder druk en in voldoende hoeveelheden, drinkwater of eventueel schoon zeewater, dan wel via een adequaat zuiveringssysteem schoongemaakt zeewater levert.Bij wijze van uitzondering is evenwel toegestaan dat voor het opwekken van stoom, voor de bestrijding van brand en voor het koelen van koelmachines een installatie aanwezig is die niet-drinkbaar water levert, mits de daartoe aangebrachte leidingen het onmogelijk maken dit water voor andere doeleinden te gebruiken en geen gevaar opleveren voor besmetting van de vis. De leidingen voor niet-drinkbaar water moeten duidelijk te onderscheiden zijn van die voor drinkwater of schoon zeewater; 8. een systeem voor de hygiënische afvoer van afvalwater;9. een voldoende aantal kleedlokalen met gladde, ondoordringbare en afwasbare wanden en vloeren, wastafels en toiletten met waterspoeling. De toiletten mogen niet rechtstreeks toegang geven tot de werkruimten.
Bij de wastafels dienen wegwerphanddoeken en producten aanwezig te zijn voor het reinigen van de handen; de kranen mogen niet met de hand kunnen worden bediend; 10. een adequaat ingerichte afsluitbare ruimte die uitsluitend ter beschikking staat van de controlerende dierenarts, indien de hoeveelheid bewerkte vis de regelmatige of permanente aanwezigheid van de controlerende dierenarts vergt;11. passende voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van de vervoermiddelen;12. in inrichtingen waar levende dieren zoals vissen en schaaldieren worden gehouden, een geschikte installatie die de dieren maximale overlevingskansen geeft en die voorzien is van water van een zodanige kwaliteit dat de dieren niet in aanraking komen met schadelijke organismen of stoffen. Afdeling II. - Algemene hygiënische eisen
A. Algemene hygiënische eisen voor lokalen en materieel 1. Vloeren, wanden, plafonds en scheidingswanden en het materieel dat bij de be- en verwerking van de vis wordt gebruikt, moeten goed schoon worden gehouden en goed worden onderhouden, zodat zij geen oorzaak kunnen zijn van besmetting van de producten.2. Knaagdieren, insecten en ander ongedierte moeten systematisch worden verdelgd.Rattenverdelgingsmiddelen, insecticiden, ontsmettingsmiddelen en andere enigszins giftige stoffen moeten worden opgeslagen in afsluitbare lokalen of kasten. Het gebruik ervan mag geen gevaar opleveren voor besmetting van de producten. 3. Werkplaatsen, gereedschap en materieel mogen uitsluitend voor de be- en verwerking van vis worden gebruikt.Zij mogen evenwel gelijktijdig of op andere tijdstippen worden gebruikt voor de bereiding van andere levensmiddelen als de erkenning het toelaat. 4. Er mag uitsluitend drinkwater of schoon zeewater worden gebruikt. Bij wijze van uitzondering mag evenwel niet-drinkbaar water worden gebruikt voor het koelen van de machines, het opwekken van stoom en het bestrijden van brand, mits de daartoe aangebrachte leidingen het gebruik van het water voor andere doeleinden onmogelijk maken en geen gevaar opleveren voor besmetting van de producten. 5. Reinigingsmiddelen, toegelaten ontsmettingsmiddelen en soortgelijke stoffen moeten zo worden gebruikt dat de uitrusting, het materieel en de producten er niet door worden aangetast. B. Algemene hygiënische eisen voor het personeel 1. Vanwege het personeel wordt de grootst mogelijke zindelijkheid geëist.Inzonderheid : a) moeten de personen die betrokken zijn bij het hanteren van vis die besmet kan raken, geschikte en propere werkkleding en een proper hoofddeksel dragen dat de haren volledig bedekt;b) moeten de personen die betrokken zijn bij het hanteren en het bewerken van vis ten minste telkens voordat de werkzaamheden worden hervat, hun handen wassen en de wonden aan de handen af dekken met waterdicht wondverband;c) mag in de werk- en opslaglokalen niet worden gerookt, gespuwd, gedronken en gegeten.2. De exploitant dient de nodige maatregelen te nemen om te voorkomen dat personen die een bron van besmetting zouden kunnen zijn, bij de be- en verwerking en het hanteren van vis worden betrokken, totdat is aangetoond dat die personen dat werk kunnen verrichten zonder gevaar voor besmetting. Bij aanwerving dienen personen die betrokken zijn bij de be- en verwerking en het hanteren van vis door middel van een medisch attest te bewijzen dat niets hun tewerkstelling in de weg staat. Het medisch attest dient jaarlijks vernieuwd te worden. HOOFDSTUK IV. - Bijzondere eisen voor het hanteren van vis in de inrichtingen aan de wal Afdeling I. - Eisen ten aanzien van verse vis
1. Gekoelde onverpakte vis die niet onmiddellijk na aankomst in de inrichting wordt verdeeld, verzonden, bewerkt of verwerkt, moet onder ijs worden opgeslagen of worden uitgestald in een koellokaal van de inrichting.Het ijs moet zo vaak als nodig worden vervangen. Het gebruikte ijs moet zijn bereid met drinkwater of schoon zeewater en moet onder hygiënische omstandigheden worden opgeslagen in speciaal daarvoor bestemde containers die schoon gehouden en goed onderhouden moeten worden. Voorverpakte verse vis moet worden gekoeld met ijs of met een koelinstallatie waarmee vergelijkbare temperatuursomstandigheden worden verkregen. 2. Bewerkingen zoals het ontkoppen en het strippen die niet aan boord zijn uitgevoerd, moeten op hygiënische wijze worden uitgevoerd.De vis moet onmiddellijk daarna uitvoerig worden gewassen met drinkwater of schoon zeewater. 3. Bewerkingen zoals het fileren en in moten verdelen dienen met de nodige voorzorgen te worden omgeven om besmetting of verontreiniging van de filets en de moten te voorkomen en op een andere werktafel te geschieden dan het ontkoppen en het strippen.Filets en moten mogen niet langer op de werktafel liggen dan nodig is voor de bewerking en moeten door een adequate verpakking voor besmetting worden gevrijwaard. Filets en moten die bestemd zijn om vers te worden verkocht, moeten zo spoedig mogelijk na de bewerking worden gekoeld. 4. De ingewanden en de delen die een gevaar voor de gezondheid kunnen vormen, moeten worden afgezonderd en uit de buurt gehouden van de voor menselijke consumptie bestemde vis.5. De voor verdeling of opslag van verse vis gebruikte recipiënten moeten zo zijn ontworpen dat zowel de bescherming tegen besmetting als de bewaring van de vis in bevredigende hygiënische omstandigheden gegarandeerd zijn en dat het smeltwater gemakkelijk kan wegvloeien.6. Tenzij bijzondere voorzieningen aanwezig zijn voor de continue afvoer van afval, moet dat afval worden opgeslagen in waterdichte, van een deksel voorziene recipiënten, die gemakkelijk kunnen worden gereinigd en ontsmet.Het afval moet geregeld worden verwijderd van de werkplaatsen. Het moet ofwel continu, ofwel zodra de recipiënten vol zijn, en op zijn minst aan het eind van elke werkdag worden afgevoerd naar de containers of naar het lokaal als bedoeld in hoofdstuk III, afdeling I, punt 6, van deze bijlage. De recipiënten, containers en/of lokaal voor het afval moeten na gebruik telkens zorgvuldig worden gereinigd en, zo nodig, ontsmet. Het opgeslagen afval mag geen bron van besmetting voor de inrichting vormen. Afdeling II. - Eisen ten aanzien van ingevroren vis
1. De inrichtingen moeten beschikken over : a) een koelinstallatie die voldoende krachtig is om de temperatuur van de vis snel te doen dalen tot de in dit besluit opgelegde temperaturen;b) koelinstallaties die voldoende krachtig zijn om de vis in de opslagruimten te bewaren bij een temperatuur die, ongeacht de buitentemperatuur, niet hoger is dan de in dit besluit opgelegde temperatuur. Voor gehele vis die ingevroren wordt in pekel en verder wordt verwerkt tot conserven kunnen omwille van technische redenen die verband houden met de wijze van invriezen en behandelen, hogere temperaturen dan die welke in dit besluit zijn opgelegd worden aanvaard, zonder dat die hoger dan - 9 °C mogen zijn. 2. Enkel verse vis die voldoet aan de bepalingen van afdeling I van dit hoofdstuk mag worden ingevroren of diepgevroren.3. De opslaglokalen moeten voorzien zijn van een thermograaf die gemakkelijk kan worden afgelezen.Het warmtegevoelige deel van de thermograaf moet zich bevinden in de zone waar de temperatuur het hoogst is.
De geregistreerde temperatuurgegevens worden, tenminste zolang de vis houdbaar blijft, ter beschikking gehouden van de met de controle belaste dierenartsen. Afdeling III. - Eisen ten aanzien van ontdooide vis
Inrichtingen die vis ontdooien, moeten aan de volgende eisen voldoen : 1. de vis moet worden ontdooid onder passende hygiënische omstandigheden.Besmetting van de vis moet worden voorkomen en er moet worden gezorgd voor een goede afvoer van het smeltwater. Tijdens het ontdooien mag de temperatuur van de vis niet bovenmatig toenemen; 2. na het ontdooien moet de vis worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.Indien de vis wordt bewerkt of verwerkt, moet dat zo snel mogelijk geschieden. Indien de vis rechtstreeks in de handel wordt gebracht, moet een duidelijk zichtbare vermelding met betrekking tot de ontdooide staat van de vis op de verpakking voorkomen, overeenkomstig de reglementering betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen. Afdeling IV. - Eisen ten aanzien van verwerkte vis
1. Verse, bevroren of ontdooide vis voor verwerking moet voldoen aan de in afdelingen I, II of III van dit hoofdstuk vastgestelde eisen.2. Indien een behandeling wordt toegepast om de ontwikkeling van ziekteverwekkende micro-organismen tegen te gaan, of indien een dergelijke behandeling een belangrijk element van de conservering van de vis is, moet deze behandeling wetenschappelijk zijn erkend, of in het geval van een behandeling van vis bedoeld in bijlage II, hoofdstuk I, punt 2, van dit besluit, die niet is heruitgezet of gezuiverd, moet deze behandeling door het Permanent Veterinair Comité zijn goedgekeurd. De exploitant van de inrichting moet een register van de toegepaste behandelingen bijhouden. Al naar gelang van de soort behandeling die is toegepast moeten de duur en de temperatuur van een warmtebehandeling, de zoutconcentratie, de pH en het watergehalte worden opgetekend en gecontroleerd. Deze registers moeten ter beschikking van de controlerende dierenarts worden gehouden gedurende een periode die ten minste even lang is als de conserveringsperiode van de vis. 3. Op de verpakking van de vis waarvan de houdbaarheid slechts voor een beperkte periode wordt gegarandeerd na toepassing van een behandeling zoals zouten, roken, drogen of marineren, moet een goed zichtbaar opschrift worden aangebracht met gegevens over de opslagvoorwaarden, overeenkomstig het bepaalde in de reglementering betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen Bovendien moet worden voldaan, al naar gelang van de behandeling die wordt toegepast, aan de voorwaarden bedoeld in de hierna vermelde punten 4 tot 8.4. Bij de vervaardiging van vis die in hermetisch gesloten recipiënten gesteriliseerd wordt, hierna conserven genaamd, moet ervoor worden gezorgd dat : a) bij de bereiding van de conserven enkel drinkwater gebruikt wordt; b) een verantwoord warmtebehandelingsprocedé wordt toegepast dat voldoet aan belangrijke criteria zoals de verwarmingstijd, de temperatuur, het vullen, de grootte van de recipiënten, enz., en dat de desbetreffende gegevens worden geregistreerd. De toegepaste behandeling moet volstaan om ziekteverwekkende kiemen en sporen van pathogene micro-organismen te vernietigen of te inactiveren. Op de verwarmingsapparatuur dient een voorziening aanwezig te zijn aan de hand waarvan kan worden nagegaan of de recipiënten wel een deugdelijke warmtebehandeling hebben ondergaan. Na de warmtebehandeling dienen de recipiënten met drinkwater te worden afgekoeld, onverminderd de aanwezigheid van chemische additieven die gebruikt worden overeenkomstig de goede technologische praktijken ter voorkoming van corrosie van apparatuur, recipiënten en containers; c) bijkomende steekproefsgewijze controles worden uitgevoerd door de producent ten einde vast te stellen of de verwerkte producten een doeltreffende behandeling hebben ondergaan door middel van : - incubatietests : incubatie dient te geschieden bij 37 °C gedurende 7 dagen of bij 35 °C gedurende 10 dagen, of bij elke andere gelijkwaardige combinatie; - microbiologisch onderzoek van de inhoud en van de recipiënten in het laboratorium van de inrichting of in een ander erkend laboratorium; d) de dagproductie wordt bemonsterd met een van tevoren bepaalde frequentie om na te gaan of het felsen of de toepassing van een andere methode van hermetisch sluiten op doeltreffende wijze plaatsvindt. Daartoe moet adequate apparatuur aanwezig zijn om dwarsdoorsneden van de felsnaad van gesloten recipiënten te kunnen onderzoeken. e) de recipiënten worden gecontroleerd op eventuele beschadiging;f) alle recipiënten die een warmtebehandeling onder vrijwel identieke omstandigheden hebben ondergaan, worden voorzien van een identificatiemerkteken van de partij, overeenkomstig het bepaalde in koninklijk besluit van 9 februari 1990 betreffende de vermelding van de partij waartoe een voedingsmiddel behoort.5. Het roken moet geschieden in een afgescheiden lokaal of een speciale ruimte die, indien nodig, is voorzien van een ventilatiesysteem om te voorkomen dat de bij de verbranding vrijkomende rook en warmte terechtkomen in de andere lokalen en ruimten waar de vis wordt bewerkt, verwerkt of opgeslagen.Bovendien : a) mag het materiaal voor de ontwikkeling van rook dat bij het roken van vis wordt gebruikt, niet worden opgeslagen op de plaats waar de vis wordt gerookt en moet het zo worden gebruikt dat de vis daarbij niet wordt besmet;b) is het verboden voor de ontwikkeling van rook door verbranding materiaal te gebruiken van hout dat is geverfd, gelakt, gelijmd of dat enige andere bewerking met chemische conserveringsmiddelen heeft ondergaan;c) moet de vis na het roken vóór de verpakking ervan snel worden afgekoeld tot de temperatuur die vereist is voor de conservering ervan.6. a) zouten dient te geschieden in afzonderlijke ruimten die voldoende verwijderd zijn van die waar de andere behandelingen plaatsvinden.b) bij de behandeling van vis gebruikt zout moet schoon zijn en moet zo worden opgeslagen, dat besmetting wordt voorkomen.Het mag niet opnieuw gebruikt worden. c) de zoutkuipen moeten zo zijn gebouwd, dat elke mogelijke verontreiniging van de vis tijdens het zoutingsproces wordt voorkomen.d) de zoutkuipen en de ruimten waar het zouten plaatsvindt, moeten vooraf worden gereinigd.7. Bij het koken van schaal- en weekdieren moeten de volgende voorschriften worden in acht genomen : a) na het koken moeten de producten snel worden afgekoeld.Het daartoe gebruikte water moet drinkwater of schoon zeewater zijn. Indien geen andere conserveringsmiddelen worden gebruikt, moet de afkoeling worden voortgezet totdat de temperatuur van smeltend ijs wordt bereikt; b) de schalen en schelpen dienen op hygiënische wijze te worden verwijderd, zodat besmetting van de vis wordt voorkomen.Indien dit met de hand gebeurt, moet het personeel de handen zeer zorgvuldig wassen en moeten alle gebruikte werkoppervlakken zorgvuldig worden gereinigd. Indien machines worden gebruikt moeten deze met korte tussenpozen worden gereinigd en na elke werkdag worden ontsmet.
Na het verwijderen van schalen of schelpen moet de gekookte vis onmiddellijk worden ingevroren of afgekoeld tot een temperatuur waarbij geen ziektekiemen meer kunnen groeien en moet hij in daartoe geschikte ruimten of lokalen worden opgeslagen. 8. Bij de vervaardiging van vispulp, verkregen door het visvlees mechanisch van de graten te scheiden, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan : a) het mechanisch van de graten scheiden van de visvleesresten moet onverwijld geschieden na het fileren, met gebruikmaking van een grondstof zonder de ingewanden.Indien gebruik wordt gemaakt van de gehele vis, moet die vooraf worden gestript en gewassen; b) de machines moeten met korte tussenpozen en ten minste om de twee uur worden gereinigd;c) de pulp moet zo spoedig mogelijk na de vervaardiging ervan worden ingevroren of verwerkt in een product dat voor invriezen of een stabiliserende behandeling is bestemd. Afdeling V. - Bijzondere eisen met betrekking tot parasieten
1. Tijdens de productie en vooraleer hij voor menselijke consumptie in de handel wordt gebracht, moet de vis aan een visuele controle worden onderworpen voor de opsporing en verwijdering van zichtbare parasieten. Vis die duidelijk drager is van parasieten of de delen van vis die duidelijk drager zijn van parasieten en die zijn verwijderd, mogen niet voor menselijke consumptie in de handel worden gebracht. 2. De in punt 3 bedoelde vis die bestemd is voor verbruik in ongewijzigde staat, moet bovendien gedurende ten minste 24 uur een zodanige vriesbehandeling hebben ondergaan dat de inwendige temperatuur ervan gelijk is aan of lager aan - 20 °C bedraagt.Deze vriesbehandeling moet worden toegepast op het rauwe eindproduct. 3. Onderstaande vis moet aan de voorwaarden van punt 2 voldoen : a) vis bestemd om rauw of vrijwel rauw te worden verbruikt, zoals jonge haring (maatje);b) de volgende soorten, indien zij een koud rookproces ondergaan waarbij de inwendige temperatuur van de vis onder 60 °C blijft : - haring, - makreel, - sprot, - wilde Atlantische en Pacifische zalm;c) gemarineerde en/of gezouten haring, indien de toegepaste behandeling niet volstaat om de larven van nematoden te doden.4. De exploitanten dienen erop toe te zien dat de in punt 3 bedoelde vis of de bij de vervaardiging daarvan gebruikte grondstoffen, de in punt 2 bedoelde behandeling hebben ondergaan voordat hij in de handel wordt gebracht.5. De in punt 3 bedoelde vis moet, wanneer hij in de handel wordt gebracht, vergezeld gaan van een verklaring van de exploitant waaruit blijkt welke behandeling hij heeft ondergaan. HOOFDSTUK V Gezondheidscontrole en controle op de productie-eisen De algemene controle omvat : 1. controle van de vissersvaartuigen met dien verstande dat de controle bij verblijf in de haven kan geschieden;2. controle op de naleving van de voorschriften bij aanvoer en eerste verkoop;3. geregelde controle van de inrichtingen ten einde met name na te gaan of : a) nog steeds aan de voorwaarden voor erkenning is voldaan;b) bij het hanteren van de vis de voorschriften in acht worden genomen;c) wordt voldaan aan de voorschriften op het gebied van de reiniging van de lokalen, de installaties en de werktuigen, en op het gebied van de hygiëne van het personeel;d) de identificatiemerktekens op de juiste wijze worden aangebracht;4. controle op de groothandelsmarkten en afslagen;5. controle op de opslag en het vervoer. HOOFDSTUK VI. - Verpakken 1. Het verpakken moet plaatsvinden onder bevredigende hygiënische omstandigheden, zodat elke besmetting van de vis wordt voorkomen.2. Het verpakkingsmateriaal en de producten die met de vis in contact kunnen komen, moeten voldoen aan de hygiënische voorschriften die terzake zijn uitgevaardigd in uitvoering van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten.3. Het verpakkingsmateriaal mag geen tweede maal worden gebruikt tenzij het gaat om speciale ondoordringbare, gladde recipiënten van corrosiebestendig materiaal die gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten zijn en die na reiniging en ontsmetting opnieuw kunnen worden gebruikt.Verpakkingsmateriaal voor verse vis onder ijs moet zo zijn ontworpen dat het smeltwater kan wegvloeien. 4. Nog niet gebruikt verpakkingsmateriaal moet worden opgeslagen in een afzonderlijke ruimte, die gescheiden is van de productieplaats en moet worden beschermd tegen stof en besmetting. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12 maart 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET
Bijlage II HOOFDSTUK I. - Eisen voor de erkenning van de verzendingscentra Afdeling I. - Algemene eisen inzake uitrusting van de lokalen en
materieel De verzendingscentra mogen niet zijn gelegen nabij gebieden met onaangename geuren, rook, stof en andere verontreinigingen. Zij moeten zo zijn gelegen dat zij niet overstromen bij gewone vloed, noch door water uit omliggende gebieden.
De verzendingscentra moeten ten minste beschikken over : 1. lokalen voor het hanteren of de opslag van levende tweekleppige weekdieren met : a) gebouwde voorzieningen die stevig zijn ontworpen en met de nodige zorg onderhouden om verontreiniging van de levende tweekleppige weekdieren door afval, afvalwater, damp, vuil of knaagdieren of andere dieren, te voorkomen;b) vloeren die gemakkelijk kunnen worden gereinigd en die zo zijn aangelegd dat vloeistoffen gemakkelijk kunnen wegvloeien;c) arbeidsruimten die groot genoeg zijn om alle activiteiten in bevredigende omstandigheden te laten verlopen;d) stevige wanden die gemakkelijk kunnen worden gereinigd;e) voldoende verlichting door daglicht of kunstlicht;2. een voldoende aantal kleedlokalen, wastafels en toiletten met voldoende wastafels;3. adequate voorzieningen voor het reinigen van gereedschap, recipiënten en materieel;4. een installatie voor de voorziening met, of eventueel de opslag van uitsluitend drinkwater of een voorziening voor de levering van schoon zeewater. Een installatie die niet-drinkbaar water levert, kan worden toegestaan. Dat water mag dan niet rechtstreeks in contact komen met de levende tweekleppige weekdieren, noch worden gebruikt voor het reinigen of ontsmetten van met de levende tweekleppige weekdieren in contact komende recipiënten, installaties of materieel. De leidingen voor niet-drinkbaar water moeten duidelijk te onderscheiden zijn van die voor drinkwater; 5. materieel en apparatuur waarvan de oppervlakken die met de levende tweekleppige weekdieren in contact kunnen komen zijn vervaardigd van materiaal dat gemakkelijk en veelvuldig kan worden gereinigd en dat corrosiebestendig is. Afdeling II. - Algemene hygiënische eisen
Een hoge mate van zindelijkheid en hygiëne is vereist ten aanzien van het personeel, de lokalen, het materieel en de arbeidsomstandigheden : 1. het personeel dat betrokken is bij de behandeling of het hanteren van de levende tweekleppige weekdieren moet schone werkkledij dragen en indien nodig handschoenen die geschikt zijn voor het werk dat moet worden verricht;2. het personeel moet zich onthouden van gedragingen waardoor de levende tweekleppige weekdieren kunnen worden verontreinigd, met name van spuwen.Eenieder die lijdt aan een ziekte die door levende tweekleppige weekdieren kan worden overgedragen, moet, tot hij genezen is, worden geweerd bij de behandeling en het hanteren van deze producten; 3. knaagdieren, insecten en ander ongedierte moeten worden verdelgd. Vervolgens moet ervoor worden gezorgd dat de installaties daarvan vrij blijven. Huisdieren moeten buiten de installaties worden gehouden; 4. lokalen, materieel en instrumenten die worden gebruikt bij het hanteren van levende tweekleppige weekdieren moeten schoon worden gehouden en goed worden onderhouden.Het materieel en de instrumenten moeten aan het einde van elke werkdag en zo vaak als nodig is grondig worden gereinigd; 5. lokalen, instrumenten en materieel mogen, behoudens als de erkenning het toelaat, niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het hanteren van levende tweekleppige weekdieren;6. afvallen moeten op hygiënische wijze worden opgeslagen op een afzonderlijke plaats, en desnoods in gesloten containers die uitsluitend daarvoor worden gebruikt.Afvallen moeten geregeld uit de nabijheid van de inrichting worden verwijderd; 7. de eindproducten moeten afgedekt worden opgeslagen en mogen niet op plaatsen komen die bestemd zijn voor het hanteren van andere dieren dan levende tweekleppige weekdieren, zoals bij voorbeeld schaaldieren. Afdeling III. - Bijzondere eisen
1. Onverminderd de in de afdelingen I en II van dit hoofdstuk bedoelde eisen moet aan de volgende eisen worden voldaan : a) de verwatering mag geen verontreiniging van de tweekleppige weekdieren veroorzaken.De verwaterinstallaties moeten worden gebruikt volgens de instructies van de controlerende dierenarts, met name wat betreft de bacteriologische en chemische kwaliteit van het in deze installaties gebruikte zeewater; b) het materieel en de containers die in verwaterinstallaties worden gebruikt mogen geen bron zijn van verontreiniging;c) de procédés voor de sortering van levende tweekleppige weekdieren volgens grootte mogen niet resulteren in bijkomende verontreiniging ervan of in wijzigingen waardoor ze minder geschikt worden voor vervoer en opslag na verpakking;d) voor het wassen of reinigen van levende tweekleppige weekdieren mag alleen schoon zeewater of drinkwater onder druk worden gebruikt.Het gebruikte water mag niet opnieuw in circulatie worden gebracht. 2. Verzendingscentra mogen uitsluitend partijen tweekleppige weekdieren aanvaarden die vergezeld gaan van het in artikel 2, § 2, 1°, van dit besluit bedoelde document.3. Verzendingscentra moeten een eigen geschikt bevonden laboratorium hebben of werken met een laboratorium dat beschikt over de nodige voorzieningen om onder meer te controleren of de tweekleppige weekdieren voldoen aan de microbiologische normen bedoeld in hoofdstuk II.Laboratoria buiten de centra moeten erkend zijn.
Deze eisen gelden echter niet voor verzendingscentra die hun weekdieren uitsluitend en rechtstreeks betrekken uit een zuiveringscentrum waar zij reeds na zuivering zijn onderzocht. 4. Verzendingscentra moeten de volgende gegevens ter beschikking houden van de controlerende dierenarts : - de resultaten van het microbiologisch onderzoek van levende tweekleppige weekdieren die uit een erkend productiegebied, een heruitzettingsgebied of een zuiveringscentrum afkomstig zijn; - de data van ontvangst en de hoeveelheden levende tweekleppige weekdieren die in het verzendingscentrum zijn ontvangen, alsmede de desbetreffende registratiedocumenten; - het overzicht van de verzendingen met inbegrip van de namen en het adres van de bestemmelingen, de datum en de hoeveelheden levende tweekleppige weekdieren die zijn verzonden en het (de) nummer(s) van het (de) bij de partijen verzonden levende tweekleppige weekdieren behorende registratiedocument(en) van binnenkomst.
Deze gegevens moeten in chronologische volgorde worden geklasseerd en gedurende een termijn van minstens twaalf maanden worden bewaard; 5. Verzendingscentra die zich op vaartuigen bevinden, zijn onderworpen aan de in de punten 1, b), c) en d) en de punten 3 en 4 van deze afdeling bedoelde eisen.De in de afdelingen I en II bedoelde eisen gelden mutatis mutandis voor deze verzendingscentra. HOOFDSTUK II Eisen ten aanzien van levende tweekleppige weekdieren Levende tweekleppige weekdieren, rechtstreeks bestemd voor menselijke consumptie, moeten aan de volgende eisen voldoen : 1. zij moeten vers en levend zijn.De schelpen moeten vrij zijn van vuil, de dieren moeten adequaat reageren op beklopping en een normale hoeveelheid lichaamsvocht bevatten; 2. bij een MPN-test met vijf proefbuisjes en drie verdunningen (proef uitgevoerd volgens de techniek van het meest waarschijnlijke aantal) of bij een andere bacteriologische test waarvan is aangetoond dat hij dezelfde nauwkeurigheidsgraad heeft, moeten minder dan 300 faecale coliformen of 230 E.coli per 100 g vlees en lichaamsvocht worden gevonden; 3. in 25 g vlees van de tweekleppige weekdieren mag geen salmonella worden aangetroffen;4. Levende tweekleppige weekdieren mogen niet in zodanige mate zijn verontreinigd met natuurlijke of door milieuverontreiniging aanwezige toxische of schadelijke bestanddelen, als bedoeld in de bijlage van richtlijn 79/923/EEG, dat de volgens de berekeningen bij consumptie opgenomen hoeveelheden de aanvaardbare dagelijkse dosis (ADI) voor de mens overschrijden of de smaak van de weekdieren erdoor kan worden aangetast;5. de radionucleïdegehalten mogen niet hoger liggen dan de maximumgehalten die zijn vastgesteld in uitvoering van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten;6. het totale gehalte aan PSP ("Paralytic Shellfish Poison") in de eetbare delen van de weekdieren(het gehele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel)mag niet meer bedragen dan 80 microgram per 100 g volgens de biologische analysemethode eventueel in combinatie met een chemische methode voor het opsporen van saxitoxine; In geval van betwisting van de resultaten is de referentiemethode de biologische methode; 7. de gewone biologische analysemethoden mogen geen positief resultaat te zien geven wat de aanwezigheid betreft van DSP ("Diarrhetic Shellfish Poison) in de eetbare delen van weekdieren(het gehele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel);8. het gehalte aan "Amnesic Shellfish Poisoning (ASP) in de eetbare delen van weekdieren (het gehele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel) mag niet meer bedragen dan 20 microgram domoic acid » per gram volgens de HPLC-analysemethode;9. bij ontstentenis van routineprocedures voor de opsporing van virussen en van virologische normen, wordt de gezondheidscontrole gebaseerd op tellingen van faecale bacteriën. De onderzoeken om na te gaan of aan de in dit hoofdstuk vastgestelde eisen wordt voldaan, worden uitgevoerd volgens de wetenschappelijk erkende methoden waarvan de deugdelijkheid in de praktijk is bewezen. HOOFDSTUK III. - Verpakking 1. De verpakking van levende tweekleppige weekdieren moet onder bevredigende hygiënische omstandigheden geschieden. De recipiënten of containers : - mogen de organoleptische eigenschappen van de levende tweekleppige weekdieren niet kunnen aantasten, - mogen geen voor de menselijke gezondheid schadelijke stoffen op levende tweekleppige weekdieren kunnen overbrengen, - moeten voldoende stevig zijn om de levende tweekleppige weekdieren op doeltreffende wijze te beschermen. 2. Oesters moeten met de holle kant naar beneden worden verpakt.3. Alle verpakkingen van levende tweekleppige weekdieren moeten zijn gesloten op het moment dat ze het verzendingscentrum verlaten en moeten verzegeld blijven tot zij aan de consument of de kleinhandelaar worden geleverd. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12 maart 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET