gepubliceerd op 04 januari 2011
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestinginrichtingen, houdende raamakkoord betreffende de uitvoering van het Vlaams intersectoraal akkoord van 5 mei 1998 voor de social profitsector
12 DECEMBER 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestinginrichtingen, houdende raamakkoord betreffende de uitvoering van het Vlaams intersectoraal akkoord van 5 mei 1998 voor de social profitsector (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestinginrichtingen, houdende raamakkoord betreffende de uitvoering van het Vlaams intersectoraal akkoord van 5 mei 1998 voor de social profitsector.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 december 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1998 Raamakkoord betreffende de uitvoering van het Vlaams intersectoraal akkoord van 5 mei 1998 voor de social profitsector (Overeenkomst geregistreerd op 28 augustus 1998 onder het nummer 49011/CO/319.01)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is de uitvoering voor de sector van het toepassingsgebied van het Vlaams intersectoraal akkoord van 5 mei 1998 voor de sociaal profitsector, inzonderheid voor wat betreft de overeengekomen formalisatie in collectieve arbeidsovereenkomsten van de Vlaamse middelen die vanaf 1 juli 1998 ter beschikking worden gesteld voor het wegwerken van de overdreven werkdruk en actuele problemen en het oplossen van anomalieën, alsmede de selectieve toewijzing van de middelen die worden gegenereerd door de Sociale Maribel.
Art. 2.Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers, ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap (319.01).
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden en bediendepersoneel.
Art. 3.Toewijzing De in artikel 1 omschreven middelen worden toegewezen overeenkomstig de tabel 1 in bijlage en volgens de bepalingen van deze overeenkomst. § 1. Gehandicaptenzorg 1. Een compensatie van de werkdruk (200 mio algemeen + 150 mio compensatie twee verlofdagen), inzetbaar volgens de door de sociale partners overeengekomen criteria en modaliteiten.Bedoeld wordt een lineaire toewijzing aan de voorzieningen als compensatie voor werkdruk op basis van het aantal tewerkgestelde fulltime-equivalenten. 2. Tewerkstelling specifieke probleemsituaties bij de veralgemening van de 38 urenweek (10 mio), inzetbaar volgens de door de sociale partners overeengekomen criteria en modaliteiten.3. Tewerkstelling tot gedeeltelijke verdere invulling van de personeelsnorm (190 mio). De globale "PR/PN"-verhouding (huidige maximaal subsidieerbaar personeelskader versus de personeelsnorm voor de personeelsstop) op het niveau van de voorziening wordt op 80 pct. berekend.
Het aantal aldus berekende aan te werven FTE zal prioritair worden ingezet om de norm begeleidend- opvoedend personeel op minmaal 85 pct. te brengen, alvorens andere personeelscategorieën kunnen aangeworven worden.
De invulling van de resterende functies zal op definitieve basis worden vastgesteld in overleg met de syndicale afvaardiging, bij ontstentenis met de werknemers, in functie van de meest prioritaire werkdrukverlichting, voor zover de betrokken personeelsnorm niet reeds voor 100 pct. is ingevuld.
In het vaststellen van de 100 pct.-invulling van de personeelsnorm per functie, wordt uitsluitend uitgegaan van de regulier gesubsidieerde tewerkstelling en normering.
Om het overleg over de optimale spreiding van het personeelsbestand over de erkenningscategorieën mogelijk te maken zal de syndicale afvaardiging kunnen beschikbare over de informatie met betrekking tot de huidige aanwending van het gesubsidieerde personeel vanuit elke erkenningscategorie en functiegroep. 4. Tewerkstelling weekend- en vakantienorm in de "Tehuizen voor Werkenden" (70 mio);inzetbaar ter realisatie van 1/2de van de weekend- en vakantienorm van de tehuizen voor niet-werkenden (Besluit Vlaamse Regering van 29 juli 1989). 5. Tewerkstelling weekend- en vakantienorm in de MPI's/OBC's (104 mio). Inzetbaar ter realisatie van onderstaande verbeteringen aan de noodzakelijke minimale personeelsomkadering : 10 - 20 pct. : + 0,25 per leefgroep; 20 - 30 pct. : + 0,5 per leefgroep; + 30 pct. : + 1 per leefgroep, ongeacht de huidig opgelegde beperkingen onder invloed van de personeelsstop. 6. Tewerkstelling tijdens weekend van het bijkomend personeel ten gevolge van afspraken rond punten 4 en 5 (20 mio).7. Tewerkstelling ter verbetering van de zorgvraag van kinderen/jongeren "categorie 14" (55 mio) inzetbaar in de functies "licentiaat" en "gezinsbegeleider van A1-niveau" in gelijke verhouding van aantal.Voor de toegang tot de functies gezinsbegeleider A1 wordt uitdrukkelijk de A1 kwalificatie, zoals bepaald voor de functievereisten "opvoeder-begeleider klasse 1", gelijkgesteld met de sociale of paramedische A1-kwalificatie. Bedoeld wordt de verhoging van de norm licentiaat x 1,5 en de norm maatschappelijk werk x 1,5. (In de internaten die kinderen/jongeren met doelgroep categorie 14 opvangen; niet de OBC's en semi-internaten). Dit geeft een contingent van 18 licentiaten en 18 maatschappelijk werkers. De invulling van het contingent maatschappelijk werk wordt verruimd tot A1 opvoedend personeel.
Bij de toekenning van licentiaaturen kunnen de eventueel tot op heden ingezette andere functie-uren voor deze opdracht terug keren naar de oorspronkelijk genormeerde functiegroep. 8. Tewerkstelling projecten "Zelfstandig Wonen" (5 mio);inzetbaar naar de diensten waar de arbeidsdruk het hoogst is volgens de daartoe overeengekomen modaliteiten en besluiten. 9. Tewerkstelling en verbetering van de omkaderings- en managementsfuncties (40 mio).a. Upgrading Administratie A2 naar A1 : Optrekken van 0,5 FTE per voorziening die geen erkenning heeft boven 90. Deze maatregel kan op generlei wijze aanleiding geven tot geheel of gedeeltelijk ontslag van huidig tewerkgestelde A2-administratieve werknemers en heeft als absolute finaliteit de tewerkstelling van + 0,5 FTE administratieve kracht op A1-niveau, behorende tot de personeelslijst van de voorziening. Zolang dit onmogelijk is kan het overeenstemmende bedrag worden aangewend voor de boekhouding. b. Diensthoofd "Maatschappelijk werk" : vanaf 3 eenheden maatschappelijk werk wordt één werknemer benoemd tot diensthoofd en bezoldigd aan het barema "107 pct.", zijnde het barema hoofdbegeleider.
De berekening gebeurt op het niveau van de voorziening. c. Diensthoofd "paramedische Dienst" : uit 8 eenheden paramedisch personeel wordt één werknemer benoemd tot diensthoofd en bezoldigt aan het barema "107 pct.", zijnde het barema hoofdbegeleider. Uit 24 eenheden paramedisch personeel wordt het derde diensthoofd benoemd tot algemeen coördinator paramedische dienst en bezoldigd aan het barema "opvoeder-groepschef".
De berekening gebeurt op het niveau van de voorziening. d. Directiemedewerkers : als aanzet ter verbetering van het management wordt een fractie van bijkomende tewerkstelling "directiemedewerker" (minimaal 0,5 FTE) toegekend aan de residentiële voorzieningen met een erkenning tussen 75 en 89 of met een erkenning tussen 150 en 179, bezoldigd aan het barema licentiaat en met een maximum van 1 bijkomende directiemedewerker per voorziening.e. Voor zover op het ogenblik van de invoering van de maatregelen a tot en met d andere gesubsidieerde functie-uren werden aangewend, zullen deze na invoering terugkeren naar de oorspronkelijk genormeerde en gesubsidieerde functiegroep.10. Tewerkstelling ter verbetering van de personeelsbezetting in de Tehuizen werkenden (25 mio) : aanvullend inzetbaar bij de in de begroting 1998 van het "Vlaams Fonds voor sociale integratie van personen met een handicap" reeds voorziene 25 miljoen, om de norm begeleiding 1 per 8 mogelijk te maken voor de overdag aanwezige bewoners.11. Tewerkstelling ter compensatie van de coördinatietaken in de Diensten Begeleid Wonen (29 mio) : Inzetbaar als bijkomende begeleidingsuren in deze diensten ten einde de coördinatietaken mogelijk te maken, overeenkomstig onderstaande tabel : 12 - 23 : + 0,25 FTE 24 - 35 : + 0,5 FTE 36 - 47 : + 0,75 FTE 48 + : + 1 FTE § 2.Bijzondere jeugdbijstand 1. Tewerkstelling gezinsbegeleiders residentiële zorg (180 mio) (alle erkenningen binnen categorie 1, 1bis, 2 en 3) + 0,5 FTE per en vanaf 10 jongeren 2.Tewerkstelling residentiële voorzieningen kleiner dan 10 / projecten (5 mio) (werkdrukvermindering) + 0,05 FTE per jongere 3. Tewerkstelling gezinsbegeleiders pleegzorg (26 mio) (niet cumulatief) + 0,5 FTE erkenningen vanaf 36 tot en met 71 + 0,66 FTE vanaf erkenning 72 + 0,33 FTE per bijkomende schijf van 36 vanaf erkenning 108. § 3. Gezinszorg ("Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning"; "Centra voor integrale Gezinszorg") 1. Teneinde de tewerkstelling in deze sector te behouden en de uitvoering van de overeenkomsten inzake anciënniteitsgroei en kwalificatievereisten mogelijk te maken, wordt een bedrag van 32 miljoen loonanomalie ingezet. De collectieve arbeidsovereenkomsten inzake de loon- en arbeidsvoorwaarden, inclusief de anciënniteitregelingen conform de bijzondere jeugdbijstand, zullen worden hersteld voor onbepaalde duur. 2. Tewerkstelling ter verbetering van het personeelskader (45 mio). Er wordt een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten inzake een minimale personeelsomkadering, inclusief de bepalingen inzake de kwalificatiecriteria, die de modaliteiten van inzetbaarheid bepaalt. 3. Tewerkstelling vanuit het Sociaal Fonds"VOHI" (21 mio CKG en CIG). De toekenning van bijkomende tewerkstelling aan de betrokken voorzieningen wordt op definitieve basis mogelijk gemaakt door integratie van de noodzakelijke middelen. § 4. Algemeen welzijnswerk 1. Harmonisering van de loon- en arbeidsvoorwaarden voor alle werknemers in de autonome centra van het Algemeen Welzijnswerk (20 mio). Er wordt een protocol gesloten bepalende dat de nodige initiatieven worden genomen om hoger genoemde werknemers te doen ressorteren onder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap, met inbegrip van de nodige overgangsbepalingen.
Er wordt een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten inzake de loon- en arbeidsvoorwaarden conform het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap inclusief de classificatiecriteria (logistiek, administratief en hulpverlenend personeel) en de anciënniteitregels overeenkomstig het Besluit op de Bijzondere Jeugdbijstand.
Alle vigerende collectieve arbeidsovereenkomsten van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap zullen van toepassing worden gemaakt, via een "Harmonisatie CAO". 2. Tot behoud van het volume van de tewerkstelling wordt de anomalie in de betoelaging van 80 FTE werkdrukverlichters (momenteel aan 1 miljoen per FTE) geregulariseerd naar 1,3 miljoen per FTE (24 mio).3. Tewerkstelling ter verbetering van het personeelskader (31 mio);in functie van de werkdruk van het hulpverlenend personeel. 4. Tewerkstelling vanuit het bestaande Sociaal Fonds "VOHI" (4 mio); de toekenning van bijkomende tewerkstelling aan de betrokken voorzieningen wordt op definitieve basis mogelijk gemaakt door integratie van de noodzakelijke middelen. § 5. Algemene bepalingen inzake de versoepeling van de "clicheringsverhouding" van de A1/A2 begeleiderscategorieën (91 mio : 68 mio + 23 mio); 1. Normalisatie : opvoerders-begeleiders die tussen 1 januari 1974 en 31 december 1997 als gevolg van de clicherings-maatregel werden uitbetaald aan het barema A2, doch in deze periode hetzij een kwalificatie van opvoeder-begeleider klasse 1 behaald hebben, hetzij bij aanwerving in deze periode over deze kwalificatie beschikten, zullen uiterlijk op 30 september 1998 volgens de baremaschaal klasse 1 worden uitbetaald aan de toepasselijke baremieke anciënniteit waarop zij rechthebbende zijn. De tewerkgestelde opvoeders-begeleiders die op 31 december 1997 in dienst waren en die in het schooljaar 97-98 hun A1 kwalificatie zullen behalen, worden hiermee gelijkgesteld. 2. In de gehandicaptenzorg zal het na punt 1 resterende bedrag worden aangewend om het aantal subsidieerbare A1 gekwalificeerde op te trekken tot minimaal 30 pct.. In de bijzondere jeugdzorg zal het resterende bedrag worden aangewend om het aantal subsidieerbare A1 gekwalificeerden op te trekken naar een nieuw gemiddelde van de erkenningscategorie.
Het onder 1 en 2 bepaalde zal leiden tot de vaststelling van het hernieuwde instellingsclicheringsgetal, dat niet wordt beïnvloed door eventuele uitdiensttredingen. De maatregel bedoeld onder 2 kan geen aanleiding geven tot ontslag van het huidig aanwezige A2 begeleidend personeel. 3. Sector Gezinszorg (geen meerkost) De in de personeelsnormering begrepen minimale aantallen A1-gekwalificeerden zijn, gezien de financiering, niet onderhevig aan de eventuele beperkingen van het clicheringsbesluit.4. Harmonisatie van de promotieregelingen opvoedend- en begeleidend personeel (geen meerkost). Om de promotiekansen van het opvoedend-begeleidend personeel in de functies hoofdopvoeder en opvoeder-groepschef te vrijwaren dient de regelgeving mogelijk te maken dat de dienstjaren als opvoeder-begeleider met kwalificatie klasse 1 in aanmerking worden genomen en niet langer de baremiek betaalde loonjaren als klasse 1, wanneer de clicheringsmaatregel deze zou beperkt hebben tot de uitbetaling van een A2-barema aan een A1-gekwalificeerde. 5. Evolutie van de clicheringsmaatregel Om een verdere negatieve evolutie van het aantal A1 - gekwalificeerden in de clicheringsverhoudingen te voorkomen - waardoor de maatregelen genoemd onder 2 en 3 hun effect op korte termijn zouden verliezen - dient de toegekende begeleidersnorm voor bijkomend erkende of nieuw erkende capaciteit aan het gemiddelde van de erkenningscategorie te kunnen worden ingevuld.
Art. 4.Sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten In uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst en conform de tabellen in bijlage sluiten de sociale partners volgende collectieve arbeidsovereenkomsten : 1. de veralgemening van de 38-urenweek; 2. het vastleggen van de arbeidstijdtelling op basis van de slapende nacht (8 = 3), de vakantiekampen (8 + 3 + 1 compensatie) als absolute voorwaarde toekennen voor de toepasbaarheid van collectieve arbeidsovereenkomst 4.1.; 3. het toekennen van twee bijkomende conventionele verlofdagen per jaar;4. het actualiseren van de collectieve arbeidsovereenkomst syndicale delegatie, met verlaging minimumdrempel tot 10 werknemers, met 2 effectieve mandaten van 10 tot 20 werknemers die samen aanspraak kunnen maken op 15 dagen syndicale vorming, het optrekken van de kredieturen syndicale vorming effectieven tot 15 dagen.Het aantal mandaten boven 20 werknemers blijft onveranderd.
De totstandkoming van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gekoppeld aan het nemen van een beslissing door het paritair subcomité omtrent de minimumprestaties en het oprichten van een beperkt comité in uitvoering van de wet van 1948; 5. het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst over carenzdag en verlenging opzegtermijnen arbeiders;6. het verlengen van de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst brugpensioen en halftijds brugpensioen;7. eindeloopbaanthema en het recht op vrijwillige uitstapregelingen in het kader van de eindeloopbaan;8. de veralgemening van de collectieve arbeidsovereenkomst van de syndicale premie; 9. collectieve arbeidsovereenkomst loonharmonisering Algemeen Welzijnswerk en aanpassing toepassingsgebied (319.01); 10. collectieve arbeidsovereenkomst over de personeelsomkadering in de sector gezinszorg;11. collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvoorwaarden en de anciënniteit in de sector gezinszorg;12. collectieve arbeidsovereenkomst houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling (Sociale Maribel); 13. noodzakelijke aanpassingen aan de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten om de uitvoering van het raamakkoord mogelijk te maken (onder meer inzake classificaties, barema's,...).
Art. 5.Partijen beklemtonen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst één globaal geheel vormt.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1998 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door elk van de partijen mits een opzegging van 3 maanden betekend bij aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 december 2010.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het koninklijk besluit 12 december 2010.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET