gepubliceerd op 28 juli 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de eindejaarspremie - algemeen regime
11 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de eindejaarspremie - algemeen regime (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de eindejaarspremie - algemeen regime.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 mei 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999 Eindejaarspremie - algemeen regime (Overeenkomst geregistreerd op 3 april 2000 onder het nummer 54456/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, maar met uitzondering van de ondernemingen die aangesloten zijn bij de Federatie van de Elektriciteit en de Elektronica (FEE) of bij de beroepsvereniging van de Radio- en Televisiedistributie (RTD).
Deze organisaties bezorgen, ieder jaar, en dit tegen uiterlijk 1 maart hun ledenlijsten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art. 2.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art. 3.Door de ondertekenende partijen werd een paritair samengesteld en beheerd bestuurscomité opgericht, in de schoot van het « Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector der elektriciens », met als doel het innen en betalen van de eindejaarspremie te verzekeren. HOOFDSTUK III. - Financiering
Art. 4.§ 1. Alle werkgevers storten via de diensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en dit per kwartaal, 7,30 pct. van de brutolonen, aan 108 pct., van hun werklieden, verhoogd met de patronale bijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. § 2. Vanaf 1 juli 1997 wordt in § 1 vermelde bijdrage verhoogd tot 7,80 pct. Enkel wanneer de gecumuleerde reserves van het « Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector der elektriciens », voor de eindejaarspremie, 50 000 000 BEF overschrijden en nadat de tijdelijke maatregelen voorzien in artikel 9, § 2, zijn opgeheven, kan deze basisbijdrage verlaagd worden, evenwel nooit lager dan 7,70 pct. § 3. Rekening houdend met de verschuldigde patronale Rijksdienst voor Sociale Zekerheidsbijdrage bepaalt de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid per kwartaal de totale bijdrage die door de werkgevers verschuldigd is. HOOFDSTUK IV. - Doel van de raad van bestuur in het fonds voor bestaanszekerheid
Art. 5.Het fonds voor bestaanszekerheid ontvangt de gestorte bijdragen van de werkgevers. Het bestuurscomité ter uitbetaling van de eindejaarspremie, beheert deze bedragen op paritaire wijze.
Art. 6.Het bestuurscomité vervult alle administratieve modaliteiten en doet de noodzakelijke wettelijke inhoudingen betreffende de eindejaarspremie.
Art. 7.Het bestuurscomité draagt zorg voor de uitbetaling van de eindejaarspremie.
Art. 8.Het bestuurscomité houdt de nodige administratiekosten, voor de financiering van zijn taak, op de gestorte bijdragen in. HOOFDSTUK V. - Bedrag van de eindejaarspremie
Art. 9.Het fonds voor bestaanszekerheid betaalt vanaf 1992 een eindejaarspremie uit van 8,33 pct. op hun brutolonen tijdens de referteperiode (artikel 17) aan de werklieden, die voldoen aan de modaliteiten bepaald in hoofdstuk VI - Toekenningsmodaliteiten. HOOFDSTUK VI. - Toekenningsmodaliteiten
Art. 10.De eindejaarspremie wordt aan de werklieden toegekend die op 30 juni van het beschouwde jaar sedert ten minste drie maanden in het personeelsregister van de onderneming zijn ingeschreven.
Art. 11.De dagen van arbeidsonderbreking ingevolge een ongeval, beroepsziekte, gewone ziekte, gedeeltelijke of tijdelijke werkloosheid en palliatief verlof komen in aanmerking voor de eindejaarspremie; het maximum aantal aldus gelijkgestelde dagen dat in aanmerking genomen wordt, wordt bepaald op een derde van het aantal gepresteerde dagen tijdens de referteperiode en dit vanaf de eindejaarspremie 1997 (referteperiode van 1 juli 1996 tot en met 30 juni 1997).
Onder gepresteerde dagen wordt verstaan de dagen die betaald worden ingevolge de wetgeving en in uitvoering van alle toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten.
Art. 12.In geval van schorsing van de overeenkomst voor zwangerschaps- en bevallingsrust worden vijftien weken gelijkgesteld.
Art. 13.De werklieden die de onderneming vrijwillig verlaten of die voor een dringende reden ontslagen werden, verliezen het recht op de eindejaarspremie voor de referteperiode waarin dit ontslag plaatsvond.
De werklieden, tewerkgesteld in een onderneming met het kengetal van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid "067", die de onderneming vrijwillige verlaten om bij een andere werkgever met het kengetal van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid "067" te gaan werken behouden het recht op een volledige premie.
Art. 14.De werklieden die met pensioen gaan, en de werklieden die gedurende de referteperiode ontslagen worden om gelijk welke andere reden dan de dringende reden, genieten de premie naar rata van de geleverde prestaties gedurende de referteperiode.
De werklieden waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van overmacht genieten de premie naar rata van de geleverde prestaties gedurende het refertejaar.
Art. 15.De rechthebbenden van een overleden werkman genieten van de premie, naar rata van de door de overleden werkman geleverde prestaties tijdens de referteperiode. Onder rechthebbende wordt verstaan de fysische persoon die de begrafeniskosten gedragen heeft.
Art. 16.De werklieden die ontslagen worden omwille van brugpensioen ontvangen een volledige premie.
Art. 17.Voor de toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst dient onder referteperiode te worden verstaan de periode van twaalf maanden van 1 juli van het vorige kalenderjaar tot en met 30 juni van het lopende kalenderjaar.
Art. 18.De werklieden die tijdens de referteperiode minder dan één jaar dienst hebben, doch meer dan drie maanden in het personeelsregister van de onderneming ingeschreven zijn, hebben recht op een eindejaarspremie berekend naar rata van de gepresteerde dagen tijdens de referteperiode.
De werklieden die, tijdens de referteperiode, een of meerdere contracten hebben van bepaalde duur, waarbij de globale duur minstens drie maanden bedraagt hebben recht op een eindejaarspremie naar rata van de geleverde prestaties binnen de referteperiode. HOOFDSTUK VII. - Uitbetaling van de eindejaarspremie
Art. 19.Het bestuurscomité berekent individueel de eindejaarspremie.
Om gedeeltelijk de administratieve kosten te dekken, zal het bestuurscomité op de basispremie een administratieve inhouding toepassen ten belope van 8 pct., met een maximum van 2 500 BEF. De basispremie verminderd met de administratieve inhouding wordt beschouwd als de bruto premie. Op de aldus berekende brutopremie past de raad van bestuur vervolgens de geldende reglementering toe inzake afhouding voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en bedrijfsvoorheffing.
Art. 20.Het bestuurscomité stelt een formulier op met vermelding van de berekening van de eindejaarspremie, zoals omschreven in artikel 19.
Art. 21.Het bestuurscomité maakt het in artikel 20 bedoelde formulier alsmede een circulaire cheque op naam van de werkman over aan de werkgever vóór 31 december volgend op het einde van de referteperiode.
De werkgever is ertoe gebonden de in vorig lid genoemde documenten onmiddellijk na ontvangst aan zijn werklieden te overhandigen.
Art. 22.De bij een representatieve werknemersorganisatie aangesloten werklieden kunnen na overhandiging van een deel van het formulier, zoals vermeld in artikel 21, de administratieve inhouding waarvan melding in artikel 19 bij hun organisatie recupereren. HOOFDSTUK VIII. - Saldo na uitbetaling van de eindejaarspremie
Art. 23.De modaliteiten van de aanwending van het eventuele saldo, na uitbetaling van de eindejaarspremie, wordt vastgesteld door het bestuurscomité van het « Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector der elektriciens ». HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 24.Het fonds voor bestaanszekerheid verzekert middels de financiering voorzien in zijn statuten, in ieder geval de bij artikel 9 bedoelde eindejaarspremies aan alle regelmatig in het personeelsregister ingeschreven werklieden van de in artikel 1 bedoelde werkgevers.
Art. 25.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 10 juli 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de eindejaarspremie algemeen regime, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 mei 1999, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23 december 1999. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1997 en is gesloten voor een onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen, na 1 januari 2001 worden opgezegd met een opzegging van zes maanden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 mei 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX