gepubliceerd op 28 april 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de bijdrage aan het sociaal fonds
11 MAART 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de bijdrage aan het sociaal fonds (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de bijdrage aan het sociaal fonds.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 maart 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor het garagebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001 Bijdrage aan het sociaal fonds (Overeenkomst geregistreerd op 4 december 2001 onder het nummer 60023/CO/112) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de werklieden en de werksters van de garageondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder « werklieden » verstaan : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Bijdrage
Art. 2.Overeenkomstig artikel 33, § 1, van de statuten van het « Sociaal Fonds voor het garagebedrijf », geordend door de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001 wordt vanaf 1 januari 2001 de bijdrage voor het sociaal fonds bepaald op 1,95 pct. van de niet geplafonneerde brutolonen van de arbeiders.
Vanaf 1 januari 2002 wordt de bijdrage gebracht op 2,95 pct. van de niet geplafonneerde brutolonen van de arbeiders.
Van deze bijdrage wordt 1 pct. voorbestemd om het sectoraal pensioenfonds te financieren, zoals werd bepaald in artikel 6 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 3 mei 2001.
Die bedrijven, die gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst of een akkoord op ondernemingsvlak dat reeds bestond op 31 december 2000 en voorzover dat deze overeenkomst of dit akkoord, alsook het reglement van deze aanvulling op het wettelijke pensioenstelsel, werden neergelegd bij het Fonds voor bestaanszekerheid van het garagebedrijf ten laatste op 30 september 2001, kunnen vrijgesteld worden van de supplementaire bijdrage zoals voorzien in alinea 3 van het huidige artikel, waarbij deze voornoemde ondernemingen de 1 pct. aanwenden voor de verbetering van hun individueel pensioenfonds. HOOFDSTUK III. - Inning en invordering
Art. 3.De inning en de invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid (Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958). HOOFDSTUK IV. - Duur
Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig vanaf 1 januari 2001 en geldt voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van zes maanden betekend bij een ter post aangetekend brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het garagebedrijf.
Deze opzeg kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 januari 2003.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 maart 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX