gepubliceerd op 02 juli 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 1994 over de algemene politiesteundienst
11 JUNI 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 1994 over de algemene politiesteundienst
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, inzonderheid op de artikelen 5, 8 en 9;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 1994 over de algemene politiesteundienst, inzonderheid op de artikelen 2, 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat in het licht van de nakende politiehervorming en gelet op de pijnpunten die zich in de werking van de algemene politiesteundienst manifesteren, er een dringende noodzaak is om de bestuursorganen van de algemene politiesteundienst aan te passen ten einde ze in staat te stellen de hen toevertrouwde opdrachten naar behoren te vervullen;
Overwegende dat het aangewezen is de raad van bestuur van de algemene politiesteundienst te versterken om deze in staat te stellen de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken beter bij te staan in de opdrachten die hen door artikel 9 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt zijn toevertrouwd, met name de coördinatie van het algemene politiebeleid en van het beheer van de algemene politiediensten;
Overwegende dat het daarom noodzakelijk is de raad van bestuur uit te breiden met een vertegenwoordiger van de bestuurlijke overheden en een vertegenwoordiger van de gerechtelijke overheden, daartoe respectievelijk aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie;
Overwegende dat zich bovendien een hervorming opdringt van het directiecomité van de genoemde dienst ten einde deze toe te laten het dagelijks bestuur van de algemene politiesteundienst op een efficiëntere wijze uit te oefenen; dat immers is gebleken dat de collegiale samenstelling van het directiecomité dat wordt geacht bij consensus te beslissen, aanleiding geeft tot problemen in de besluitvorming;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 2, § 2; artikel 8, eerste, tweede en derde lid; artikel 9, derde lid, 2°, 3° en 4°; artikel 11, tweede lid; artikel 12, derde lid; en artikel 13, tweede lid, van het koninklijk besluit van 11 juli 1994 over de algemene politiesteundienst worden de woorden « het directiecomité » vervangen door de woorden « de directeur ».
In artikel 7, laatste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « een van de directeurs van het directiecomité » vervangen door de woorden « de directeur ».
Art. 2.Artikel 3, § 2, 4°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° de centrale diensten gespecialiseerd in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, inzonderheid de valsmunterij en de sluikhandel in verdovende middelen; ».
Art. 3.In artikel 3, § 2 wordt de 11° opgeheven.
Art. 4.In artikel 4, § 2 wordt een 8° ingevoegd, luidend als volgt : « 8° een vertaaldienst ».
Art. 5.Artikel 9, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « De raad van bestuur is een collegiaal orgaan bestaande uit : 1° de commandant van de rijkswacht;2° de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie;3° een hoofdcommissaris van de gemeentepolitie, aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken na advies van de Minister van Justitie;4° twee leden die geen politieambtenaren zijn, waarbij de ene wordt aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken en de andere door de Minister van Justitie. De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen bij meerderheid van stemmen. »
Art. 6.Artikel 9, derde lid, 1°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° hij omschrijft, onverminderd de bepalingen van artikel 10, § 2, de taken van de directeur en van de hoofden van de afdelingen opgenoemd in artikel 2. »
Art. 7.In artikel 9, vierde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « door de titularis van één van de in het eerste lid bedoelde ambten » vervangen door de woorden « door de titularis van een ambt, bedoeld in het in het eerste lid, 1°, 2° en 3°. »
Art. 8.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De directeur wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken en door de Minister van Justitie in onderling akkoord aangewezen voor een vernieuwbare termijn van drie jaar.
Indien de directeur lid is van een algemene politiedienst, mag het ambt van directeur tijdens de volgende ambtstermijn niet worden bekleed door een lid van dezelfde algemene politiedienst. De directeur mag niet behoren tot dezelfde algemene politiedienst als die waartoe de voorzitter van de raad van bestuur behoort. § 2. De directeur is belast met het dagelijks bestuur van de algemene politiesteundienst.
In dat raam : 1° houdt hij toezicht op de wijze waarop de afdelingen, bedoeld in artikel 2, hun opdrachten, nader omschreven in de artikelen 3, § 1, 4, § 1, 5 en 6, § 1, vervullen en brengt hieromtrent verslag uit bij de raad van bestuur;2° formuleert hij de adviezen, voorstellen en aanbevelingen ter verbetering van de werking van de algemene politiesteundienst en zendt hij die aan de raad van bestuur;3° ontvangt hij de voorstellen en adviezen van de hoofden van de afdelingen en geeft er het gepaste gevolg aan. Onverminderd de bevoegdheden van de raad van bestuur, vertegenwoordigt de directeur of zijn afgevaardigde de algemene politiesteundienst bij externe besprekingen in binnen- en buitenland en brengt hierover verslag uit bij de raad van bestuur. § 3. De directeur verdeelt er de taken.
Hij staat in voor de betrekkingen met de raad van bestuur waarvan hij de opdrachten krijgt en waaraan hij zijn verslagen, adviezen, voorstellingen en aanbevelingen toestuurt.
Hij staat ook in voor de betrekkingen met de in afdeling 3 bedoelde overheden, waarvan hij in voorkomend geval de opdrachten ontvangt en er het gepaste gevolg aan geeft. § 4. De directeur wordt bijgestaan door stafmedewerkers en door administratief en technisch personeel waarvan het aantal en de vereiste kwalificaties op voordracht van de raad van bestuur door de Ministers in onderling akkoord worden bepaald. »
Art. 9.Art. 14, § 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De Ministers bepalen in onderling akkoord en na advies van de raad van bestuur, de nadere organisatie, de werking, de opdrachten en de personeelssamenstelling van de diensten van de directeur en de diensten die onder de afdelingen ressorteren.
Zij wijzen in onderling akkoord en op voordracht van de raad van bestuur, die vooraf het advies inwint van de directeur, de hoofden aan van de in artikel 2 bedoelde afdelingen.
De hoofden van de in artikel 2, 1° en 2° bedoelde afdelingen behoren niet tot dezelfde algemene politiedienst ».
In artikel 14, § 2 wordt het derde lid opgeheven.
Art. 10.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 juni 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. TOBBACK De Minister van Justitie, T. VAN PARYS