gepubliceerd op 14 augustus 2003
Koninklijk besluit tot regeling van de luchtvaartpassen voor luchtvaartuigen ingeschreven of geregistreerd in België
11 JULI 2003. - Koninklijk besluit tot regeling van de luchtvaartpassen voor luchtvaartuigen ingeschreven of geregistreerd in België
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, inzonderheid op artikel 5, § 1, gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 34.706/4, gegeven op 20 maart 2003;
Op de voordracht van Onze Minister belast met Mobiliteit en Vervoer, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van de procedure en de voorwaarden voor het uitreiken van een luchtvaartpas, vermeld in artikel 27, § 1, van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart en in artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden opgelegd voor de toelating tot het luchtverkeer van ultralichte motorluchtvaartuigen.
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de luchtvaartuigen, die in België zijn ingeschreven of geregistreerd.
Van de toepassing van dit besluit zijn uitgesloten de luchtvaartuigen die voorzien zijn van : 1° een geldig individueel bewijs van luchtwaardigheid;2° een beperkte toelating tot het luchtverkeer.
Art. 3.De luchtvaartpas is een voorlopig document waarbij machtiging wordt verleend aan een luchtvaartuig tot het luchtverkeer binnen het nationaal luchtruim voor de in dit besluit vermelde gevallen.
Art. 4.De luchtvaartpas wordt alleen uitgereikt in de volgende gevallen : 1° hetzij in de plaats van : - een individueel bewijs van luchtwaardigheid of - een beperkte toelating tot het luchtverkeer, waarvan de uitreiking om een of andere reden is uitgesteld, indien het luchtvaartuig voldoet aan alle technische eisen voor het uitreiken van één van deze documenten;2° hetzij om controlevluchten toe te laten;3° hetzij wanneer met het luchtvaartuig proefnemingen gedaan worden;4° hetzij om het uitvoeren van een begeleidingsvlucht van een luchtvaartuig mogelijk te maken wanneer : - zijn bewijs van luchtwaardigheid niet meer geldig is; - het invoeren van dit luchtvaartuig nog aan de gang is.
Art. 5.De technische vereisten en de documenten die door de aanvrager moeten worden voorgelegd om een luchtvaartpas te verkrijgen, worden vastgesteld door de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart.
De directeur-generaal of zijn afgevaardigde stelt de bijzondere voorwaarden vast voor het gebruik van het luchtvaartuig.
Art. 6.Alleen de technische bemanning en diegenen die een essentiële functie uitoefenen in overeenstemming met het doel van de vlucht zijn toegelaten aan boord.
Art. 7.De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart reikt de luchtvaartpas uit en bepaalt zijn geldigheidsduur.
De directeur-generaal trekt de luchtvaartpas in of schorst deze voor de termijn die hij vaststelt wanneer : 1° de algemene of bijzondere voorwaarden van de luchtvaartpas niet nageleefd worden;2° de veiligheid van personen of goederen in gevaar is gebracht tijdens het gebruik van het toestel, dat het voorwerp is van een luchtvaartpas. Voordat er effectief wordt overgegaan tot deze intrekking of schorsing, wordt de houder van de luchtvaartpas gehoord.
Art. 8.Elke vorm van exploitatie voor handelsdoeleinden, in de zin van hoofdstuk VII van het voornoemd koninklijk besluit van 15 maart 1954, door middel van een luchtvaartuig voorzien van een luchtvaartpas, is verboden.
Art. 9.De Minister die de Luchtvaart onder zijn bevoegdheid heeft, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 juli 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. L. ONKELINX