gepubliceerd op 27 september 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende het stelsel van conventionele dagen dienstvrijstelling voor het niet-gesubsidieerd contractueel personeel van de Hogescholen in de Franse Gemeenschap
10 SEPTEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende het stelsel van conventionele dagen dienstvrijstelling voor het niet-gesubsidieerd contractueel personeel van de Hogescholen in de Franse Gemeenschap (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende het stelsel van conventionele dagen dienstvrijstelling voor het niet-gesubsidieerd contractueel personeel van de Hogescholen in de Franse Gemeenschap.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 september 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN ____ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2006 Stelsel van conventionele dagen dienstvrijstelling voor het niet-gesubsidieerd contractueel personeel van de Hogescholen in de Franse Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 7 juni 2007 onder het nummer 83190/CO/225)
Artikel 1.Deze overeenkomst is van toepassing : - op de niet-gesubsidieerde contractuele bedienden van de Hogescholen van het gesubsidieerd vrij onderwijs in de Franse Gemeenschap; - op de niet-gesubsidieerde bedienden van de VZW's die verbonden zijn met de Hogescholen en die activiteiten organiseren die gekoppeld zijn aan de taken die voorbehouden zijn aan de Hogescholen door het decreet van 5 augustus 1995 initiële opleiding, voortgezette opleiding, onderzoek, diensten voor de gemeenschap...
Art. 2.Onverminderd de wettelijke bepalingen inzake jaarlijkse vakantie kent deze overeenkomst conventionele dagen dienstvrijstelling toe aan de niet-gesubsidieerde bedienden van de vrije Hogescholen om een stelsel te bereiken dat vergelijkbaar is met datgene dat van kracht is in het gesubsidieerd vrij onderwijs voor het contractueel personeel gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Art. 3.De bedienden die een onderwijstaak hebben (initiële of voortgezette opleiding - Voorbeeld: een bediende die gedurende 10/10 antropologie onderwijst, een bediende die 10/10 voortgezette opleiding Engels geeft aan vroegere studenten. Of een bediende die 4/10 cursus geeft in initiële opleiding en 6/10 in voortgezette opleiding) in een gesubsidieerde vrije Hogeschool genieten een stelsel van wettelijke jaarlijkse vakantie en conventionele dagen dienstvrijstelling, die een totaal vormen van 60 dagen voor een volledige taak en als volgt vastgelegd : a) de wintervakantie: twee weken die de feestdagen van Kerstmis en Nieuwjaar omvatten;de data worden bepaald door de Franse Gemeenschap; b) de lentevakantie: twee weken die samenvallen met de vakantie in het basis- en het secundair onderwijs;de data worden bepaald door de Franse Gemeenschap; c) de zomervakantie: zeven weken tussen 1 juli en het nieuwe academiejaar, waarvan ten minste vier opeenvolgende;d) vijf dagen mogen vastgelegd worden door de inrichtende macht, overeenkomstig de beslissing van de ondernemingsraad. De data van deze verlofdagen en conventionele dagen worden aan al het personeel meegedeeld vóór 30 juni van het vorige academiejaar.
Art. 4.§ 1. De bedienden van een gesubsidieerde vrije Hogeschool die buiten het onderwijs (initiële of voortgezette opleiding - Voorbeeld : een bediende belast met administratief werk, een bediende belast met toegepaste wetenschap, een bediende belast met het onderhoud van informaticamateriaal, ...) nog een job hebben, genieten een stelsel van wettelijke jaarlijkse vakantie en conventionele dagen dienstvrijstelling dat als volgt is bepaald (een tabel neemt de toewijzing van het verlof als bijlage over) : - minder dan 45 jaar : 30 werkdagen in het kader van de 5 dagenweek; - tussen 45 en 50 jaar : 31 werkdagen in het kader van de 5 dagenweek; - 50 jaar en meer : 32 werkdagen in het kader van de 5 dagenweek. § 2. De bedienden die niet belast zijn met onderwijstaken (initiële of voortgezette opleiding) genieten bijkomende conventionele dagen dienstvrijstelling waarvan de duur als volgt wordt bepaald, volgens hun leeftijd : - 60 jaar : 1 werkdag in het kader van de 5 dagenweek; - 61 jaar : 2 werkdagen in het kader van de 5 dagenweek; - 62 jaar : 3 werkdagen in het kader van de 5 dagenweek; - 63 jaar : 4 werkdagen in het kader van de 5 dagenweek; - 64 jaar : 5 werkdagen in het kader van de 5 dagenweek.
De leeftijd die in aanmerking wordt genomen voor de bepaling van het verlof is deze die door het personeelslid is bereikt op 1 juli van het lopende jaar. §3. Het verlof bedraagt ten minste 21 opeenvolgende kalenderdagen en maximaal 31 opeenvolgende dagen. Het algemeen kader van de verloven wordt bepaald overeenkomstig artikel 63 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 en in overleg met de directeur en de betrokken personeelsleden, eventueel volgens een beurtrol en rekening houdend met de uitvoering van een aantal administratieve taken, vereist voor de goede werking van de instelling.
Na aftrek van het aantal dagen genomen in de maanden juli en augustus, nemen de bedienden die niet belast zijn met onderwijstaken (initiële of voortgezette opleiding), in principe, hun dagen verlof bij voorkeur tijdens de winter- of lentevakantie of tijdens de 5 verlofdagen bepaald door de inrichtende macht, overeenkomstig de beslissing van de ondernemingsraad en bij ontstentenis overeenkomstig artikel 63 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967. (artikel 63 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 : "De paritaire comités kunnen beslissingen treffen omtrent de datum van de vakantie en de eventuele verdeling ervan. De Minister van sociale voorzorg moet ten laatste op 31 december van het jaar dat datgene voorafgaat waarin de vakantie moet worden genomen, over deze beslissingen worden ingelicht.
Indien het paritair comité zijn beslissing op genoemde datum niet heeft meegedeeld, mag de ondernemingsraad omtrent ditzelfde object beslissingen treffen. Bij ontstentenis van ondernemingsraad of indien de ondernemingsraad geen beslissing heeft getroffen mogen de regelingen op het vlak van de onderneming getroffen worden tussen de werkgever eendeels en de syndicale afvaardiging anderdeels of bij ontstentenis van deze laatste, de werknemers. Indien op deze verschillende vlakken geen beslissing wordt genomen, worden de regelingen getroffen bij individueel akkoord tussen de werkgever en de werknemer").
Art. 5.§ 1. Niettegenstaande paragraaf 2 is de betaling van de wettelijke vakantiedagen diegene die wettelijk van kracht is.
De betaling van de conventionele dagen dienstvrijstelling is gelijk aan 100 pct. van de gewone betaling. § 2. Bij de start van de activiteit worden de resterende dagen wettelijk verlof die door de bediende moeten worden genomen en waarvan de betaling gedekt is door een voorgaand contract niet betaald door de nieuwe werkgever. § 3. Aan het einde van het contract zijn de resterende conventionele dagen dienstvrijstelling verloren.
Art. 6.§ 1. Tabellen 1, 2 en 3, evenals een voorbeeld, als bijlage, nemen per deel van een opdracht van 1/10 het aantal wettelijke verlofdagen en het aantal conventionele dagen dienstvrijstelling over. § 2. De feestdagen die samenvallen met een conventionele dag dienstvrijstelling, toegekend door deze overeenkomst, hebben niet de opschorting van de vastgestelde vakantie tot gevolg. Een onvoorziene feestdag tijdens de periode van conventionele dagen dienstvrijstelling heeft de vermindering met een dag tot gevolg van het aantal conventionele dagen dienstvrijstelling. Bijgevolg geniet de bediende het aantal conventionele dagen dienstvrijstelling min een dag en plus een feestdag.
Als de feestdag samenvalt met een zondag tijdens de aanvullende jaarlijkse vakantie, wordt die niet gerecupereerd. § 3. Om, bij de indiensttreding, het aantal conventionele dagen dienstvrijstelling te bepalen, neemt men eerst het aantal dagen wettelijk verlof in aanmerking.
Art. 7.§ 1. Wanneer een bediende in dienst is getreden tijdens het schooljaar wordt het aantal dagen conventionele dienstvrijstelling opgesteld naar rato van de uitgevoerde en/of gelijkgestelde prestaties tijdens het jaar. § 2. Wanneer de wekelijkse arbeidsduur lager is dan de gebruikelijke normale duur in de Hogeschool, wordt het aantal conventionele dagen dienstvrijstelling opgesteld naar rato van de duur van de effectieve en/of gelijkgestelde prestaties.
Art. 8.§ 1. De bedienden waarvan de tewerkstelling verdeeld wordt over de onderwijstaken in de zin van artikel 2 en over ander werk in de zin van artikel 3 genieten conventionele dagen dienstvrijstelling berekend naar rato van de belangrijkheid van hun taken in volledige tienden in de categorie bedoeld in artikel 2 volgens de daar bepaalde principes en naar rato van de belangrijkheid van hun taken in tienden in de categorie bedoeld in artikel 3 volgens de daar bepaalde principes (zie bijlage). De berekening van de dagen wettelijk verlof en van de conventionele dagen dienstvrijstelling gebeurt apart voor elke functie (onderwijs of andere). § 2. De bediende kan in verlof zijn of vrijgesteld van activiteit in een functie en niet in een andere.
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 september 2006 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd mits naleving van een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de gesubsidieerde instellingen van het vrij onderwijs.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 september 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende het stelsel van conventionele dagen dienstvrijstelling voor het niet-gesubsidieerd contractueel personeel van de Hogescholen in de Franse Gemeenschap Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De afronding van de decimalen gebeurt naar de hogere eenheid vanaf 0,5.
Een voorbeeld van de berekening van de conventionele dagen dienstvrijstelling. 1. De berekening gebeurt per kalenderjaar;2. Het personeelslid wordt aangeworven voor 7/10 als onderwijzer en voor 3/10 in de administratie;3. Het personeelslid wordt voor de 1ste maal aangeworven in de Hoge School als contractueel;4. Het jaar begint op 15 september 2006;5. De Hogeschool heeft 3 van de 5 dagen laten vastleggen door de inrichtende macht (cf.artikel 3, § 1, d) van deze overeenkomst) van 30 oktober tot 3 november (week van Allerheiligen). 1. Op hoeveel dagen conventionele dienstvrijstelling heeft dit personeelslid recht voor de 7/10 onderwijs? Het aantal dagen conventionele dienstvrijstelling is gelijk aan het aantal dagen schorsing van onderwijsactiviteit min de wettelijke verlofdagen min de feestdagen in de in aanmerking genomen periode (cfr.artikel 6, § 2).
De dagen "Schorsing van Onderwijsactiviteit" (SOA) komen overeen met 11 dagen, met inbegrip van de feestdagen (die niet op een zaterdag of zondag vallen), oftewel : - 27 september; - 30 en 31 oktober en 1, 2 en 3 november (11 november valt op een zaterdag in 2006); - 25, 26, 27, 28, 29 december (30 en 31 december vallen op een zaterdag en een zondag in 2006).
Waarvan 4 feestdagen.
De dagen "Conventionele Dienstvrijstelling" (CDV) komen overeen met 3 dagen : Het aantal dagen conventionele dienstvrijstelling is gelijk aan het aantal dagen schorsing van onderwijsactiviteit (SOA) (tabel 1, kolom 1) min de wettelijke verlofdagen min de feestdagen in de in aanmerking genomen periode. Het aantal gekregen dagen wettelijk verlof over de prestatieperiode is gelijk aan het aantal dagen wettelijk verlof volgens het deel van een opdracht (tabel 1, kolom 2) vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen van de periode (een maand = 30 dagen) gedeeld door 360.
Oftewel, CDV = SOA (11) - wettelijk verlof (14 x 106/360 = 4,122) - feestdagen (4) CDV = 11 - 4 - 4 = 3 2. Op hoeveel dagen conventionele dienstvrijstelling heeft dit personeelslid recht voor de 3/10 administratieve taken? Het aantal dagen conventionele dienstvrijstelling is gelijk aan het aantal dagen werkelijk verlof min het aantal dagen wettelijk verlof over de in aanmerking genomen periode. Het werkelijk verlof (WerV) naar rato van de prestatieperiode komt overeen met 3 dagen (zonder de feestdagen), Oftewel, WerV = aantal dagen volgens het deel van een opdracht (tabel 2, kolom 1) vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen van de periode (een maand = 30 dagen) gedeeld door 360. Oftewel, WerV = 9 x 106/360 = 2,65 = 3 Het wettelijk verlof (WetV) naar rato van de prestatieperiode komt overeen met het aantal dagen wettelijk verlof volgens het deel van de opdracht (tabel 2, kolom 2) vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen van de periode (een maand = 30 dagen) gedeeld door 360.
Oftewel, 6 x 106/360 = 1,76 = 2 De dagen conventionele dienstvrijstelling (CDV) komen overeen met 1 dag, oftewel : CDV = WerV (3) - WetV (2) ; CDV = 1 Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 september 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN