gepubliceerd op 29 oktober 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de arbeidsduur, de overuren en de arbeidsorganisatie
10 OKTOBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de arbeidsduur, de overuren en de arbeidsorganisatie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de arbeidsduur, de overuren en de arbeidsorganisatie.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 oktober 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 2007 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de arbeidsduur, de overuren en de arbeidsorganisatie (Overeenkomst geregistreerd op 25 juni 2007 onder het nummer 83425/CO/121)
Artikel 1.Artikel 21 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 september 2004 (Belgisch Staatsblad van 28 september 2004) wordt vervangen door volgende bepalingen : «
Art. 21.Werklieden en werksters hebben recht op anciënniteitsverlof in functie van hun anciënniteit in de sector, gerekend op 1 januari van elk jaar.
De periodes die worden gepresteerd in uitvoering van contracten van bepaalde duur, worden meegeteld voor de berekening van de anciënniteit (bijvoorbeeld scholen enz.).
Artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de personeelsovername, voorziet dat het personeel wordt overgenomen met zijn anciënniteit.
Het aantal dagen is één per 1 000 RSZ dagen, vermeld op 5 opeenvolgende eindejaarspremies.
Jaarlijks, in de loop van de maand december, zal het sociaal fonds bezorgen : - aan de werkgevers, de lijst van de rechthebbenden; - aan de werknemers, het attest dat het aantal dagen anciënniteitsverlof waarop zij recht hebben vermeldt.
De waarde van een anciënniteitsverlofdag wordt berekend zoals het loon van een feestdag.
De dagen anciënniteitsverlof worden toegekend en genomen in de loop van het kalenderjaar. »
Art. 2.Artikel 27 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door volgende bepalingen : «
Art. 27.De sociale partners dringen aan op de toepassing van de wetgeving betreffende het gezondheidsonderzoek, zoals bepaald in artikel 4, afdeling 3 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers dat bepaalt : « § 1. De werkgever neemt de nodige maatregelen opdat de werknemers die een veiligheidsfunctie, een functie met verhoogde waakzaamheid, een activiteit met welbepaald risico, of een activiteit verbonden met voedingswaren uitoefenen, verplicht onder gezondheidstoezicht staan, en opdat de uitvoering van dit gezondheidstoezicht verloopt overeenkomstig de voorschriften van dit besluit. § 2. Het gezondheidstoezicht van werknemers is niet verplicht wanneer uit resultaten van de risicoanalyse die uitgevoerd is in samenwerking met de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en die aan het voorafgaand advies van het comité werd voorgelegd, blijkt dat dit niet nodig is. § 3. Over de betwistingen die kunnen voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen bedoeld in § 1 en § 2 zal beslist worden door de geneesheer-arbeidsinspecteur van de medische arbeidsinspectie. » Zijn verplicht onderworpen aan het jaarlijks gezondheidonderzoek, de personen die gewoonlijk betaald worden in categorie 1B om redenen vermeld in de beschrijving van de categorie 1B. Zijn eveneens onderworpen aan het gezondheidonderzoek volgens hetzelfde ritme als het personeel van de klant, de personen die blootgesteld zijn aan gelijkaardige risico's als het personeel van de klant en voor dewelke een gezondheidonderzoek noodzakelijk is.
Hebben eveneens recht op jaarlijks gezondheidonderzoek, de personen betaald in categorie 1.B voor hun werk in sanitairen gedurende 3 uren per dag.
De controle op de correcte toepassing van deze bepalingen behoort tot de bevoegdheid van het comité voor preventie en bescherming. Bij ontstentenis van een comité voor preventie en bescherming zal de taak worden overgenomen door syndicale afvaardiging en bij ontstentenis van een syndicale afvaardiging, door de bevoegde gewestelijke vakbondssecretarissen. »
Art. 3.Artikel 32 van dezelfde colectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door volgende bepalingen : «
Art. 32.Overeenkomstig de samenwerkingsovereenkomst van 27 januari 2003, verbinden de werkgevers zich ertoe alles in het werk te stellen om het beroep doen op onderaanneming te vermijden; bijgevolg zal prioriteit worden verleend aan interne aanwervingen en aan de uitbreiding van de uurroosters van deeltijdse werknemers.
De werkgevers verbinden zich ertoe slechts tijdelijk beroep te doen op onderaanneming in geval van : 1. problemen die zich voordoen bij de invulling van bepaalde functies;2. indien aan de invulling van de behoefte niet voldaan kan worden met eigen personeel;3. tijdelijke onvoldoende interne capaciteit;4. niet of onvoldoende nodige specialisatie aanwezig in de onderneming. De werkgevers verbinden zich ertoe, voor schoonmaakwerkzaamheden die beantwoorden aan het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, uitsluitend beroep te doen op onderaannemers die behoren tot het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen.
In geval van economische werkloosheid, mogen de werkgevers geen beroep doen op onderaanneming voor dezelfde persoon, voor dezelfde arbeidspost, op dezelfde werf.
Alhoewel de beslissing om beroep te doen op onderaanneming uitsluitend toekomt aan de onderneming, wordt zij evenwel meegedeeld aan de ondernemingsraad, of bij ontstentenis aan de syndicale delegatie, of bij ontstentenis aan de bevoegde regionale vakbondssecretaris.
Daartoe stelt de werkgever maandelijks een schriftelijk verslag op betreffende de onderaanneming dat volgende gegevens bevat : - naam en adres van de onderaannemer; - ondernemingsnummer van de onderaannemer; - registratienummer van de onderaannemer; - RSZ nummer van de onderaannemer, met opgave van het voorzetsel; - naam en adres van de werf waarvoor beroep wordt of werd gedaan op onderaanneming; - rechtvaardiging van de beslissing om beroep te doen op onderaanneming.
Een type voorbeeld van dit schriftelijk verslag is gevoegd in bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Een kopie van deze maandelijkse verslagen wordt door de werkgever aan het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsbedrijven" (SFSOO) verzonden. Het SFSOO zal trimestrieel een brief versturen aan de ondernemingen die geen verslag instuurden met het oog op de vaststelling van het feit dat er geen beroep werd gedaan op onderaanneming.
De sociale partners vestigen de aandacht op de wetgeving betreffende de hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale en fiscale schulden in geval van onderaanneming en op de wetgeving betreffende het welzijn op het werk.
De schoonmaakbedrijven die beroep doen op onderaannemers, verplichten zich ertoe in hun kaderovereenkomst te voorzien dat de bewijzen van de DIMONA of LIMOSA aangifte van de werknemers op elk moment kunnen opgevraagd worden.
In geval van geschil, zal de meest gerede partij het probleem voorleggen aan het paritair comité. »
Art. 4.Na artikel 32 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt een nieuw hoofdstuk "Uitzendarbeid" ingevoegd : « Uitzendarbeid
Art. 33.De schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen verbinden zich er toe om de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers en de collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad nr. 36 van 27 november 1981, houdende conservatieve maatregelen betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, strikt na te leven, evenals de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58, gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad van 7 juli 1994, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 47 van 18 december 1990, betreffende de na te leven procedure en de duur van de tijdelijke arbeid.
De sociale partners brengen in herinnering : - Dat een gebruiker op uitzendkrachten beroep kan doen in drie gevallen : 1. om in de vervanging van een vaste werknemer te voorzien;2. om te beantwoorden aan een tijdelijke vermeerdering van werk;3. om te zorgen voor de uitvoering van een uitzonderlijk werk. - Dat onder vervanging van een vaste werknemer wordt verstaan : 1. de tijdelijke vervanging van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst in haar uitvoering is geschorst, behoudens bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken of bij slechte weersomstandigheden;2. de tijdelijke vervanging van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst is beëindigd;3. de tijdelijke vervanging van een persoon wiens rechtspositie eenzijdig door de overheid is geregeld en die zijn functie niet of slechts deeltijds uitoefent;4. de tijdelijke vervanging van een werknemer in het kader van een loopbaanonderbreking, zijn arbeidsprestaties heeft verminderd voor zover de wijziging van de arbeidsvoorwaarden niet voor een onbepaalde tijd werd gesloten. - Dat in geval van tijdelijke vervanging van een vaste werknemer de tijdelijke werknemer tot dezelfde beroepscategorie dient te behoren. - Dat het uitzendbureau geen uitzendkrachten bij een gebruiker mag tewerkstellen of aan het werk houden in geval van staking of lock-out of bij weigering of bij gebrek aan een akkoord. - Dat het loon van de uitzendkracht niet lager mag zijn dan datgene waarop hij recht zou hebben gehad, indien hij onder dezelfde voorwaarden als vast werknemer door de gebruiker was in dienst genomen. - Dat het uitzendbureau een uitzendkracht slechts mag ter beschikking stellen van een gebruiker indien deze laatste zich verbindt de toepassing te eerbiedigen van de bepalingen van de wetgeving inzake de reglementering en de bescherming van de arbeid, welke gelden op de plaats van het werk.
Vervanging van een vaste werknemer - Dat bij tijdelijke vervanging van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst is beëindigd door ontslag met een opzeggingstermijn en wanneer deze vervanging gebeurt door middel van uitzendarbeid, de duur van de vervanging beperkt is tot een periode van zes maanden, die ingaat bij de beëindiging van de overeenkomst en dat een verlenging met een duur van zes maanden mogelijk is; - Dat deze vervangingen maar kunnen gebeuren met de voorafgaande toestemming van de vakbondsafvaardiging van de onderneming waar de werknemer moet worden vervangen. Binnen drie werkdagen na de ontvangst van de toestemming moet de gebruiker de bevoegde inspecteur-districtshoofd van de administratie van de arbeidsbetrekkingen en -reglementering op de hoogte brengen. - Dat bij tijdelijke vervanging van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst is beëindigd door ontslag om dringende reden en wanneer deze vervanging gebeurt door middel van uitzendarbeid, de duur van de vervanging beperkt is tot een periode van zes maanden, die ingaat bij de beëindiging van de overeenkomst en dat een verlenging met een duur van zes maanden mogelijk is; - Dat deze vervangingen maar kunnen gebeuren met de voorafgaande toestemming van de vakbondsafvaardiging van de onderneming waar de werknemer moet worden vervangen. Binnen drie werkdagen na de ontvangst van de toestemming moet de gebruiker de bevoegde inspecteur-districtshoofd van de administratie van de arbeidsbetrekkingen en -reglementering op de hoogte brengen. - Dat bij tijdelijke vervanging van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst anders is beëindigd dan door ontslag met een opzeggingstermijn of door ontslag om dringende reden en wanneer deze vervanging gebeurt door middel van uitzendarbeid, de duur van de vervanging beperkt is tot een periode van zes maanden, die ingaat bij de beëindiging van de overeenkomst en dat verlengingen met een totale duur van maximum zes maanden mogelijk zijn; - Dat deze vervanging niet onderworpen is aan bepaalde voorwaarden of modaliteiten, maar dat de verlenging met maximum zes maanden onderworpen is aan de voorafgaande toestemming van de vakbondsafvaardiging van de onderneming waar de werknemer moet worden vervangen. Binnen drie werkdagen na de ontvangst van de toestemming moet de gebruiker de bevoegde inspecteur-districtshoofd van de administratie van de arbeidsbetrekkingen en -reglementering op de hoogte brengen. - Dat bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging de vervangingen en de verlengingen maar kunnen gebeuren voor zover het uitzendbureau de naam en het adres van de gebruiker alsook het nummer van het paritair comité waaronder deze laatste ressorteert, aan het "Sociaal Fonds voor de Uitzendkrachten" meedeelt.
Tijdelijke vermeerdering van werk - Dat bij tijdelijke vermeerdering van werk, tijdelijke arbeid door middel van uitzendarbeid toegelaten is met de voorafgaande toestemming van de vakbondsafvaardiging van het personeel van de onderneming.
Binnen drie werkdagen na de ontvangst van de toestemming, moet de gebruiker de bevoegde inspecteur-districtshoofd van de administratie van de arbeidsbetrekkingen en -reglementering op de hoogte brengen. - Dat de gebruiker in zijn aanvraag het aantal betrokken werknemers moet vermelden evenals de periode gedurende dewelke de uitzendarbeid zal worden uitgeoefend. Dat de aanvraag een periode van meer dan één kalendermaand mag bestrijken en dat ze telkens hernieuwbaar is; - Dat de toestemming van de vakbondsafvaardiging zowel betrekking heeft op het aantal betrokken werknemers als op de periode gedurende welke de uitzendarbeid uitgeoefend zal worden. - Dat bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging alleen een beroep op tijdelijke arbeid door middel van uitzendarbeid om te beantwoorden aan een tijdelijke vermeerdering van werk voor een periode van ten hoogste zes maanden, verlengbaar met een duur van zes maanden, zal kunnen worden gedaan, voor zover het uitzendbureau de naam en het adres van de gebruiker alsook het nummer van het paritair comité waaronder deze laatste ressorteert, aan het "Sociaal Fonds voor de Uitzendkrachten" meedeelt.
Art. 34.In de driemaandelijkse informatie welke aan de ondernemingsraad/syndicale afvaardiging wordt verstrekt, zal verslag worden uitgebracht over de aanwezigheid van interimarissen in het bedrijf. De resultaten van dit verslag zullen besproken worden in het licht van wettelijke bepalingen betreffende interim-arbeid.
Art. 35.De werkgevers mogen maar beroep doen op interim-arbeid voor dezelfde persoon, voor dezelfde arbeidspost, op dezelfde werf, met inachtneming van bovenstaande wetgeving. »
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2007 en is aangegaan voor onbepaalde duur. Zij wordt eventueel opgezegd door een der partijen, mits inachtneming van een opzeggingstermijn van 3 maanden. Opzegging geschiedt bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 oktober 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 oktober 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN