gepubliceerd op 16 november 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de flexibiliteit
10 OKTOBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de flexibiliteit (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de edele metalen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de flexibiliteit.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 oktober 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de edele metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007 Flexibiliteit (Overeenkomst geregistreerd op 6 augustus 2007 onder het nummer 84189/CO/149.03) In uitvoering van artikel 13 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 mei 2007. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten Afdeling 1. - Seizoenspieken
Art. 2.Om het hoofd te kunnen bieden aan een te voorziene toename van het werk in het bedrijf tijdens sommige periodes van het jaar, kunnen de ondernemingen een glijdende werkweek instellen, zoals voorzien in artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, volgens de hiernavolgende modaliteiten, op voorwaarde dat zij, over een periode van één jaar, de conventionele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, zijnde 38 uren, niet overschrijden.
Art. 3.§ 1. Over een periode van één jaar die overeenstemt met het kalenderjaar, bedraagt het te presteren aantal arbeidsuren 52 maal de wekelijkse arbeidsduur, voorzien in het arbeidsreglement van de onderneming, hierna genoemd "arbeidsreglement".
De rustdagen bepaald bij de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen en de periodes van schorsing van uitvoering van de arbeidsovereenkomst (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1974) vastgesteld bij de wet van 3 juli 1978, betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) gelden als arbeidstijd voor de berekening van de arbeidsduur die over het jaar moet nageleefd worden. § 2. Het aantal uren dat gepresteerd mag worden beneden of boven het normaal dagrooster dat voorzien is in het arbeidsreglement, bedraagt maximum 2 uur per dag. De dagelijkse arbeidsduur mag evenwel nooit de 9 uren overschrijden. § 3. Het aantal uren dat gepresteerd mag worden beneden of boven de wekelijkse grens van de arbeid, zoals vastgesteld in het arbeidsreglement, bedraagt maximum 5 uur per week. De wekelijkse arbeidsduur mag evenwel nooit de 45 uren overschrijden. § 4. De arbeidsperiodes tijdens dewelke de wekelijkse arbeidsduur mag worden overschreden, worden bepaald met een maximum van 60 arbeidsdagen per jaar. De uren die boven de gewone in artikel 3 bedoelde grenzen worden verricht, worden gerecupereerd in de loop van drie kalendermaanden die op deze periode volgen, echter binnen de grenzen bepaald in § 1. § 5. De keuze van de periode(s) gebeurt vóór 31 december van het voorafgaande kalenderjaar. § 6. In de ondernemingen waar een vakbondsafvaardiging bestaat, worden het stelsel en de periodes bepaald volgens een paritair akkoord tussen de vakbondsafvaardigingen en de werkgever.
In de ondernemingen met minder dan 50 werknemers en zonder vakbondsafvaardiging kan de procedure inzake aanpassing van het arbeidsreglement slechts opgestart worden ten vroegste 30 dagen nadat zij die aanpassing hebben meegedeeld op een vergadering van het paritair subcomité. § 7. De nationale vakbondsorganisaties of de voorzitter van het paritair subcomité ontvangen een afschrift van de beslissing die in de onderneming wordt uitgehangen. Afdeling 2. - Buitengewone vermeerdering van het werk of werkzaamheden
ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid
Art. 4.De arbeiders hebben binnen het wettelijk kader de keuzemogelijkheid om de eerste 65 overuren per kalenderjaar in het kader van buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971) te recupereren of uitbetaald te krijgen.
Art. 5.Noch op het sectorale niveau, noch op het vlak van de onderneming wordt een mogelijkheid voorzien om een bijkomende schijf van 65 overuren per kalenderjaar in het kader van buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971) in te voeren.
Art. 6.Conform artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971 (buitengewone vermeerdering van werk) en conform artikel 26, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971 (werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid) kunnen overuren in dit kader enkel worden gepresteerd mits het voorafgaande akkoord van de vakbondsafvaardiging. HOOFDSTUK III. - Algemene bepaling
Art. 7.Bovenstaande bepalingen doen geen afbreuk aan de wettelijke bepalingen, aan de bestaande ondernemingsovereenkomsten of aan de besprekingen die in de ondernemingen aan de gang zijn. HOOFDSTUK IV. - Duurtijd
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2007 en treedt buiten werking op 30 juni 2009.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 oktober 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN