Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 mei 2001
gepubliceerd op 19 september 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 september 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012389
pub.
19/09/2001
prom.
10/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/10/2001012389/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 september 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 september 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 mei 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 september 1997 Arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 2 maart 1998 onder het nummer 47237/CO/128.06) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werklieden, de werksters en op de huisarbeiders en -arbeidsters, hierna genoemd "werklieden" en op de werkgevers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels.

Wanneer de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst slechts van toepassing zijn op de "regelmatige huisarbeiders" wordt hiervan telkens melding gemaakt.

Onder "regelmatige huisarbeider" wordt verstaan, de huisarbeider die, tijdens de betrokken toepassingsperiode, een loon verdiende dat ten minste gelijk is aan 90 pct. van het referteloon van een fabriekarbeider die is tewerkgesteld in dezelfde functieklasse als de belanghebbende. In het loon is noch de vergoeding voor het gebruik van eigen machine of materiaal, noch de vergoeding voor de levering van bijhorigheden begrepen.

Het in vorig lid bedoelde referteloon wordt vastgesteld door het conventioneel minimumuurloon te vermenigvuldigen met het hierna vastgestelde aantal uren, eventueel verminderd met het aantal uren verloren wegens ziekte, bevalling, militaire dienst, betaalde vakantie, ongeval van de belanghebbende, evenals met zijn gecontroleerde werkloosheidsdagen voor de in aanmerking genomen periode.

Dit aantal uren wordt voor vijf werkdagen per week op acht uur per dag vastgesteld. HOOFDSTUK II. - Classificatie van de functies en beloning

Art. 2.§ 1. De minimumuurlonen van de werklieden worden op 1 januari 1997, voor een arbeidstijdregeling van 38 uren per week, als volgt vastgesteld : A. Werkterrein. 1.1. Bandagisterie.

Bandagisterie omvat de techniek tot en de wetenschap om te bespreken, te ontwerpen, maat te nemen, aan te passen, af te leveren en te controleren van bandages en drukverbanden, zowel voorlopige als definitieve, zowel "immediate fitting" als naar maat, zowel esthetische als functionele, alsook van hulpmiddelen voor thuisverzorging en verplaatsingsmiddelen. De limitatieve omschrijving van de materie is deze beschreven in de nomenclatuur RIZIV Bandagisterie, artikelen 27 en 28. 1.2. Orthesiologie.

Orthesiologie omvat de techniek tot en de wetenschap te bespreken, ontwerpen, maatnemen, vervaardigen, aanpassen, afleveren en controleren van orthesen, zowel statische als dynamische, zowel voorlopige als definitieve, zowel "immediate fitted" als na individuele maatname, zowel esthetische als functionele, werkend door eigen lichaamskracht of uitwendige krachtbron, evenals de antikeloide hulpmiddelen en bestralingstherapie hulpmiddelen. 1.3. Prothesiologie.

Prothesiologie omvat de techniek tot en de wetenschap om te bespreken, ontwerpen, maatnemen, vervaardigen, aanpassen, afleveren, en controleren van prothesen, zowel voorlopige als definitieve, zowel "immediate fitted" als na individuele maatname, zowel esthetische als functionele, aangedreven door om het even welke krachtbron. 1.4. Orthopedische schoentechniek.

Orthopedische schoentechniek omvat de techniek tot en de wetenschap om de loopfuncties van loopgestoorde gehandicapten en/of patiënten te verbeteren of te normaliseren door middel van orthopedische, podologische en functionele voorzieningen onder vorm van diverse schoentypes, orthesen, prothesen, aanvullingen, evenals door schoentechnische voorzieningen die in bepaalde gevallen aan en in confectieschoenen kunnen worden aangebracht.

B. Functieclassificatie - orthopedisch schoeisel.

B.1. Categorie I : Zonder kwalificatie - Basisloon = 304,20 BEF. B.1.1. Onder deze categorie vallen de werknemers die in de sector orthopedisch schoeisel tewerkgesteld zijn en die een functie vervullen waarvoor geen specifieke beroepskwalificatie of bekwaamheid in het vak van de orthopedische schoentechniek vereist is. De functie omvat onder meer het technische onderhoud, het inlijmen, het vastlijmen, het onderhoud van de werkplaatsen, boodschappen verrichten, logistieke opdrachten, enz...

B.1.2. Onder deze categorie vallen eveneens de werknemers, die in het bezit zijn van een diploma hoger secundair onderwijs, specialisatie orthopedische technieken en dit gedurende de eerste vierentwintig maanden van hun tewerkstelling in de sector.

B.1.3. Onder deze categorie vallen eveneens de werknemers, die in het bezit zijn van een diploma hoger paramedisch onderwijs, specialisatie orthopedische schoentechniek, en dit gedurende de eerste twee jaar van hun verplichte stage.

B.2. Categorie II : Aspirant A - Basisloon = 329,05 BEF. Onder deze categorie vallen de werknemers die tewerkgesteld zijn in de sector orthopedisch schoeisel en bekwaam zijn om onder begeleiding en op aanwijzen van een door het RIZIV erkend orthopedisch schoenmaker een of meer van de volgende handelingen te stellen : - opbouwen van orthese, steunzolen of supplementen, zonder afwerking; - monteren en aanbrengen van beschermingen en verstijvingen voor koker en binnenschoen; - assembleren van proefschoenen; - aanbrengen van orthopedische voorzieningen aan confectieschoeisel.

Opleiding erkend orthopedisch schoentechnieker vanaf het derde jaar stage.

B.3. Categorie III : Aspirant B - Basisloon = 363,35 BEF. B.3.1. Onder deze categorie vallen de werknemers die tewerkgesteld zijn in de sector orthopedisch schoeisel en bekwaam zijn om in opdracht van een door het RIZIV erkend orthopedisch schoenmaker een of meerdere van de volgende handelingen te stellen : - het maken van patronen en schachten; - het stikken en assembleren van schachten; - het maken van onderwerken.

Opleiding orthopedisch schoentechnieker vanaf het vierde jaar stage.

B.4. Categorie IV : Assistent - Basisloon = 396,45 BEF. Onder deze categorie vallen de volledig geschoolde werknemers, die tewerkgesteld zijn in de sector orthopedisch schoeisel en in staat zijn om in opdracht van een door het RIZIV erkend orthopedisch schoenmaker alle bewerkingen uit te voeren, met inbegrip van alle taken opgesomd in de categoriën II en III en van de leestenbouw.

Vallen eveneens onder deze categorie : de werknemers met een opleiding orthopedisch schoentechnieker vanaf het vijfde jaar stage.

B.5. Categorie V : Gekwalificeerde werknemer zonder erkenning - Basisloon = 435,25 BEF. Onder deze categorie vallen de volledig geschoolde en gekwalificeerde werknemers die tewerkgesteld zijn in de sector orthopedisch schoeisel, die niet beschikken over een RIZIV-erkenning als orthopedisch schoenmaker, of deze RIZIV-erkenning wel hebben, maar gezien hun functie in het bedrijf zelf geen prestaties verstrekken aan de patiënt in het kader van de RIZIV-reglementering.

Zij dienen benevens de aktiviteiten opgesomd in de categoriën II, III en IV bekwaam te zijn tot het volledig ontwerpen, interpreteren en uitvoeren van voorschriften, in of buiten het bedrijf, werkfiches te kunnen opstellen en tevens te kunnen fungeren als meestergast of werkleider in het bedrijf of een afdeling ervan.

C. Functieclassificatie - Prothesen en orthesen.

C.1. Categorie I : Zonder kwalificatie - 289,30 BEF. C.1.1. Onder deze categorie vallen de werknemers die in de sector orthesen en prothesen tewerkgesteld zijn en die een functie vervullen waarvoor geen specifieke beroepskwalificatie of bekwaamheid in het vak van de orthesen en/of prothesen vereist is, zoals het gieten van gips of een vervangprodukt, technisch onderhoud, het inlijmen, het vastlijmen, het onderhoud van de werkplaatsen, boodschappen verrichten, logistieke opdrachten, enz...

Hieronder vallen eveneens de werknemers die een opleiding volgen voor aspirant.

C.1.2. Onder deze categorie vallen de werknemers, die in het bezit zijn van een diploma hoger secundair onderwijs, specialisatie orthopedische technieken, en dit gedurende de eerste twaalf maanden van hun tewerkstelling in de sector.

C.1.3. Onder deze categorie vallen de werknemers, die in het bezit zijn van een diploma hoger paramedisch onderwijs, specialisatie orthopedische technieken, en dit gedurende het eerste jaar van hun verplichte stage.

C.2. Categorie II : Aspirant.

C.2.1. Onder deze categorie vallen de werknemers die tewerkgesteld zijn in de sector prothesen en orthesen en onder begeleiding van een door het RIZIV-erkende orthopedische technicus de volgende handelingen dienen te kunnen uitvoeren, zonder dat de produkten volledig afgewerkt zijn : modeleren, lamineren, voorbereiden tot garneren en monteren : 311,40 BEF. C.2.2. Onder deze categorie vallen de werknemers, die in het bezit zijn van een diploma secundair onderwijs, specialisatie orthopedische technieken, en dit vanaf de dertiende maand tewerkstelling in de sector : 321,45 BEF. C.2.3. Onder deze categorie vallen eveneens de werknemers, die in het bezit zijn van een getuigschrift orthopedist-prothesist, afgeleverd na voleindiging van de leertijd in het kader van de Middenstandsopleiding : 321,45 BEF. C.2.4. Onder deze categorie vallen de werknemers, die in het bezit zijn van een diploma hoger paramedisch onderwijs, specialisatie orthopedische technieken, en dit gedurende het tweede jaar van hun verplichte stage : 331,50 BEF. C.2.5. Onder deze categorie vallen eveneens de werknemers die onder toezicht orthesen of prothesen kunnen opbouwen en minstens zesendertig maanden beroepservaring binnen de sector kunnen bewijzen : 336,50 BEF. C.2.6. Tot deze categorie behoren eveneens de werknemers, die tot de groepen C.2.2., C.2.4, en C.2.5. behoren en : - tewerkgesteld zijn onder de afdeling orthesen en zich willen vervolmaken in de prothesen; - tewerkgesteld zijn onder de afdeling prothesen en zich willen vervolmaken in de orthesen : 336,50 BEF. Deze werknemers zullen zich voor deze bijkomende opleiding schriftelijk melden bij de werkgever door middel van een aangetekende brief. De werknemers zullen zich slechts voor een bijkomende opleiding kunnen melden, voor zover het bedrijf over een dergelijke afdeling beschikt, dat verschuiving mogelijk is, en er arbeidskracht noodzakelijk is voor deze afdeling.

C.3. Categorie III : Assistent A. Tot deze categorie behoren de werknemers zoals bepaald in de groep C.2.6. en die zich hebben bekwaamd in orthesen of prothesen en twee jaar praktijk in beide disciplines kunnen bewijzen : 346,55 BEF. C.4. Categorie IV : Assistent B. C.4.1. Tot deze categorie behoren de werknemers zoals bepaald in categorie III, en die zonder hulp of begeleiding orthesen en prothesen kunnen vervaardigen en afwerken, onder toezicht van een door het RIZIV-erkend orthopedisch technicus : 361,60 BEF. C.4.2. Tot deze categorie behoren eveneens de werknemers die de vaardigheid en de kennis bezitten een orthese en een prothese op te bouwen en af te werken en te passen bij de patiënten, zonder hulp of begeleiding van een door het RIZIV-erkend orthopedisch technicus.

Deze werknemers moeten : - ofwel zich in de disciplines van orthese en prothese hebben bekwaamd zoals opgegeven in punt C.2.6.; - ofwel een diploma van het hoger paramedisch onderwijs orthopedie hebben behaald en minstens vierentwintig maanden stage hebben gevolgd; - ofwel een diploma van het hoger paramedisch onderwijs orthopedie hebben behaald met onmiddelijke verwerving van het RIZIV-erkenningsnummer orthesen en/of prothesen, zonder verplichte stage zoals beschreven in C.1.3. en C.2.3., gedurende het eerste jaar; - ofwel beschikken over een RIZIV-erkenning als orthopedisch technicus orthesen en prothesen : 376,70 BEF. C.5. Categorie V : Gekwalificeerde werknemers zonder erkenning of niet gebruikte erkenning.

C.5.1. Onder deze categorie vallen de volledig geschoolde en gekwalificeerde werknemers in de sector orthesen en prothesen, zoals bepaald in groep C.4.2., en die niet beschikken over een RIZIV-erkenning voor orthopedie, prothesen, of deze RIZIV-erkenning wel hebben, maar gezien hun functie in het bedrijf zelf geen prestaties verstrekken aan de patiënt in kader van de RIZIV-reglementering. Zij dienen bovendien bekwaam te zijn tot : - het volledig zelfstandig ontwerpen, maatnemen, interpreteren en uitvoeren van voorschriften in of buiten het bedrijf; - het fungeren als meestergast of werkleider in het bedrijf of een afdeling ervan, alsook het opmaken van de werkfiches : 396,80 BEF. C.5.2. Tot deze categorie behoren eveneens werknemers met een diploma hoger paramedisch onderwijs in de sector orthesen en prothesen met een erkenningsnummer RIZIV gedurende het tweede jaar of indien zij na het bekomen van het diploma onmiddellijk de RIZIV-erkenning verwerven, zonder verplichte stage, zoals beschreven in C.1.3. en C.2.3.

D. Functieclassificatie - bandagisten.

D.1. Categorie I : Zonder kwalificatie.

Onder deze categorie vallen de werknemers die in de sector bandagisterie tewerkgesteld zijn en die een functie vervullen waarvoor geen specifieke beroepskwalificatie of bekwaamheid in het vak van de bandagist vereist is. Zij werken onder begeleiding van de ondernemer of zijn aangestelde. Hieronder vallen eveneens de werknemers die een opleiding volgen voor assistent.

Hieronder worden verstaan : 1° de werknemers of stiksters, die stukwerk en herstellingen voor bandages en/of steunzolen uitvoeren;2° de werknemers, die rolwagens onderhouden en/of herstellen en/of aanpassingen uitvoeren : 291,30 BEF. D.2. Categorie II : Assistent.

Onder deze categorie vallen de werknemers, die een opleiding van minstens zesendertig maanden in de sector hebben genoten en zich bekwaamd hebben in het vervaardigen van bandages en/of steunzolen en of een wettelijk erkend diploma of getuigschrift "Bandagisterie" kunnen voorleggen en bovendien bekwaam zijn zonder begeleiding bandages te snijden en samen te stellen, volgens de aanduidingen van een door het RIZIV-erkend bandagist, of de ondernemer, of zijn aangestelde, en/of een rolwagen kunnen aanpassen en instellen volgens de aanduidingen van een door het RIZIV-erkend bandagist, of de ondernemer, of zijn aangestelde : 316,40 BEF. D.3. Categorie III : Gekwalificeerd personeel.

Onder deze categorie vallen de volledig geschoolde en gekwalificeerde werknemers in de sector bandage, rolwagens, zoals bepaald in groep D.2, en die niet beschikken over een RIZIV-erkenning voor bandage of rolwagens, of deze RIZIV-erkenning wel hebben, maar gezien hun functie in het bedrijf zelf geen prestaties verstrekken aan de patiënt in het kader van de RIZIV-reglementering. Zij dienen bovendien bekwaam te zijn tot : - het volledig zelfstandig ontwerpen, maatnemen, interpreteren en uitvoeren van voorschriften in of buiten het bedrijf; - het fungeren als meestergast of werkleider in het bedrijf of een afdeling ervan, alsook het opmaken van de werkfiches : 341,55 BEF. § 2. De minimumuurlonen en de werkelijk uitbetaalde uurlonen van de werklieden worden verhoogd met 3 BEF op 1 juli 1997 en met 3 BEF op 1 januari 1998.

Stukwerk en huisarbeid.

Art. 3.Voor stukwerk uitgevoerd op de fabriek of thuis, is het loon van één uur arbeid ten minste gelijk aan het in het artikel 2 vastgestelde minimumuurloon, verhoogd met 10 pct.

Art. 4.De tarieven voor de huisarbeid worden in tijdseenheden uitgedrukt.

Aan de huisarbeiders wordt een sleuteltabel van omzetting van de tijden in geldsommen ter beschikking gesteld. Deze wordt eveneens aangeplakt in de werkplaatsen en plaatsen waar zij hun benodigdheden komen halen. HOOFDSTUK III. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 5.De lonen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 1969, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het huiden- en lederbedrijf, betreffende de koppeling van de lonen en uitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen in de ondernemingen welke ressorteren onder dit paritair comité, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 mei 1969, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 juli 1969, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1969, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 oktober 1969, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 november 1969. HOOFDSTUK IV. - Eindejaarspremie

Art. 6.De werklieden hebben, ten laste van hun werkgever, recht op een eindejaarspremie. Het bedrag van de eindejaarspremie wordt vastgesteld op 8,33 pct. van het door de werklieden bij hun werkgever verdiende loon in de loop van elk dienstjaar dat gaat van 1 december van het voorgaande jaar tot 30 november van het lopende jaar.

Onder "verdiend loon" wordt verstaan het brutoloon dat door de werkman tijdens de referteperiode wordt verdiend, zoals bepaald bij de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, zonder evenwel de vergoedingen voor betaalde feestdagen, kort verzuim, gewaarborgd loon en vergoedingen voor bestaanszekerheid uit te sluiten.

Art. 7.Vanaf 1982 wordt aan de werklieden en regelmatige huisarbeiders die ten minste twaalf maanden door een arbeidsovereenkomst zijn verbonden een minimumbedrag gewaarborgd van 10.000 BEF. Dat minimumbedrag wordt verleend per twaalfde voor iedere maand of gedeelte van maand aanwezigheid in de onderneming, met dien verstande dat de hierna vermelde afwezigheden met aanwezigheden worden gelijkgesteld ten belope van maximum : a) gedeeltelijke of toevallige onvrijwillige werkloosheid : de totaliteit;b) ziekte en/of ongeval : twee maanden;c) zwangerschap en bevalling met of zonder ziekte en/of ongeval : drie maanden;d) dagen werkloosheid wegens economische redenen : de totaliteit.

Art. 8.De eindejaarspremie wordt betaald tussen 15 en 31 december van het jaar waarop de premie betrekking heeft.

Wanneer evenwel de arbeidsovereenkomst in de loop van het jaar wordt verbroken, dan geschiedt de betaling tegelijkertijd met de laatste uitbetaling van het loon.

Art. 9.Voor de gewesten en ondernemingen waar, in verband met de eindejaarspremie, gunstiger toepassingsmodaliteiten bestaan, blijven deze laatste behouden. HOOFDSTUK V. - Werkgereedschap

Art. 10.De werkgever moet alle werkgereedschappen gratis ter beschikking stellen van de werklieden, zonder onderscheid van leeftijd.

Aan de huisarbeiders die eigen materieel gebruiken, wordt buiten hun loon, een behoorlijke vergoeding toegekend. HOOFDSTUK VI. - Huisarbeid - Opzeggingstermijn

Art. 11.De bepalingen vervat in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de regelmatige huisarbeiders evenals op hun werkgevers.

Art. 12.Indien de arbeidsovereenkomst voor een onbepaalde tijd wordt gesloten, heeft elke partij het recht ze te doen eindigen door opzegging aan de andere.

Dit recht kan slechts worden uitgeoefend met inachtneming van een opzeggingstermijn. De termijn van opzegging gaat in de maandag welke volgt op de week waarin ze werd betekend. Op straffe van nietigheid geschiedt de opzegging door overhandiging aan de andere partij van een geschrift met vermelding van de aanvang en de duur van de opzeggingstermijn. De handtekening van deze partij op het dubbel van dit geschrift geldt enkel als bewijs van ontvangst van de betekening.

De betekening kan ook geschieden, ofwel bij een ter post aangetekende brief welke uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending, ofwel bij deurwaardersexploot.

Art. 13.De opzeggingstermijn is vastgesteld op achtentwintig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en op veertien dagen wanneer zij van de huisarbeider uitgaat.

Deze termijnen worden verdubbeld voor de huisarbeiders die ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven gedurende ten minste twintig jaar.

Zij moeten worden berekend volgens de verworven anciënniteit op het ogenblik dat de opzeggingstermijn ingaat.

Art. 14.Zijn nietig, alle bedingen waarbij de door de werkgever in acht te nemen opzeggingstermijn wordt ingekort of waarbij de door de huisarbeider na te leven termijn wordt verlengd.

Nochtans wanneer het huisarbeiders betreft die minder dan zes maanden ononderbroken dienst bij dezelfde onderneming tellen, mag de overeenkomst van de beschikkingen van het voorgaand artikel afwijken, zonder dat de door de werkgever in acht te nemen termijn korter mag zijn dan zeven dagen. De door de huisarbeider na te leven duur van de opzeggingstermijn mag de helft van de opzeggingstermijn overeengekomen voor de opzegging gedaan door de werkgever niet overtreffen.

Art. 15.Indien de overeenkomst zonder tijdsbepaling is gesloten, dan is de partij welke de verbintenis verbreekt zonder gegronde reden en zonder voldoende inachtneming van de opzeggingstermijn of voor het verstrijken daarvan, gehouden aan de andere partij een vergoeding te betalen gelijk aan het loon dat overeenkomt met de duur van de opzeggingstermijn, of met het nog te lopen gedeelte van deze termijn.

Is nietig, elke bepaling welke in geval van verbreking van de verbintenis door de werkgever voorziet in een lagere vergoeding. HOOFDSTUK VII. - Kort verzuim

Art. 16.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 juli 1970, 22 juli 1970, 18 november 1975, 16 januari 1978, 12 augustus 1981, 8 juni 1984, 27 februari 1989 en 7 februari 1991, worden de volgende voordelen met behoud van het normaal loon toegekend aan de in artikel 1 bedoelde werklieden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 17.Voor de toepassing van artikel 16, nrs. 2, 3, 6, 9 en 10, wordt het aangenomen of natuurlijk erkend kind gelijkgesteld met het wettelijk of gewettigd kind.

Art. 18.Voor de toepassing van artikel 16, nrs. 7 en 8, worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de echtgenote van de werkman gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de werkman.

Art. 19.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt gelijkgesteld met de echtgenoot of de echtgenote van de werklieden : de met de werklieden op een duurzame wijze samenwonende persoon op voorwaarde dat zulks gestaafd wordt aan de hand van een officieel document. HOOFDSTUK VIII. - Vakbondsverlof

Art. 20.De werkgevers staan aan de werklieden, die door de werknemersorganisaties welke in het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels zijn vertegenwoordigd als vakbondsafgevaardigden worden beschouwd, een vakbondsverlof toe ten einde deel te nemen aan vakbondsvergaderingen.

Art. 21.De werkgevers moeten geen loon betalen voor de vakbondsverlofdagen. Deze dagen worden evenwel beschouwd als gelijkgesteld met werkelijk gewerkte dagen en als dusdanig aangegeven bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid.

Art. 22.De vakbondsverlofdagen mogen voor de goede organisatie van het werk geen onoverkomelijke hinderpaal uitmaken. Gebeurlijke betwistingen zullen worden geregeld in gemeen akkoord met de vakbondsafvaardiging of met de betrokken werknemersorganisatie. HOOFDSTUK IX. - Anciënniteitsverlofdagen

Art. 23.De anciënniteitsverlofdagen worden als volgt vastgesteld : - vanaf 5 tot en met 9 jaren dienst in de bedrijfstak : 1 dag; - vanaf 10 tot en met 14 jaren dienst in de bedrijfstak : 2 dagen; - vanaf 15 tot en met 19 jaren dienst in de bedrijfstak : 3 dagen; - vanaf 20 tot en met 24 jaren dienst in de bedrijfstak : 4 dagen; - vanaf 25 jaren en meer dienst in de bedrijfstak : maximum 5 dagen.

De toepassingsmodaliteiten van de in dit hoofdstuk bepaalde anciënniteitsverlofdagen worden vastgesteld op het vlak van de onderneming, rekening houdend met de specifieke bevoegdheden terzake van de ondernemingsraad, van de vakbondsafvaardiging of van de syndicale vertegenwoordiger. HOOFDSTUK X. - Carensdag

Art. 24.De betaling van de carensdag bij ziekte is ten laste van de werkgever. HOOFDSTUK XI. - Werkzekerheid

Art. 25.De werkgevers verbinden er zich toe niet over te gaan tot ontslagen omwille van economische, technische en/of structurele redenen. Indien er zich toch onoverkomenlijke moeilijkheden zouden voordoen, zal voorafgaandelijk een beurtrol-systeem van werkloosheid worden toegepast met inachtname van de bestaande overlegstructuren op lokaal, regionaal en nationaal vlak. HOOFDSTUK XII. - Geldigheid

Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan worden opgezegd door één van de partijen met een opzeggingstermijn van drie maanden, mits voorafgaandelijk overleg met de betrokken partijen, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels.

De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt gestuurd. De opzeggingstermijn mag evenwel ten vroegste een aanvang nemen op 1 oktober 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 mei 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^