Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 maart 2015
gepubliceerd op 19 maart 2015

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing, betreffende de opleidingsplannen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2015012035
pub.
19/03/2015
prom.
10/03/2015
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 MAART 2015. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing, betreffende de opleidingsplannen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing, betreffende de opleidingsplannen.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 maart 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2014 Opleidingsplannen (Overeenkomst geregistreerd op 14 juli 2014 onder het nummer 122415/CO/219)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing.

Onder "werknemers" worden verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werknemers.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wijzigt en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2008 betreffende de opleidingsplannen, geregistreerd onder het nummer 87295/CO/219 en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 maart 2009 (Belgisch Staatsblad van 9 april 2009) rekening houdende : - met artikel 11, § 4 van het nationaal akkoord 2009-2010, gesloten op 7 december 2009, geregistreerd onder het nummer 96992/CO/219 en algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 30 juli 2010 (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2010); - met de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 2011 tot wijziging van artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2008 betreffende de opleidingsplannen, geregistreerd onder het nummer 103478/CO/219 en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 oktober 2011 (Belgisch Staatsblad van 8 november 2011); - met artikel 8.4. van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 2014 betreffende het nationaal akkoord 2013-2014.

Art. 3.De ondertekenende partijen onderschrijven de noodzaak van permanente vorming als middel tot verhoging van de competenties van de bedienden en bijgevolg ook van de ondernemingen. Permanente vorming veronderstelt ook een wederzijds engagement, zowel van de werkgever als van de bediende.

De sector onderkent dat verplichte opleidingsplannen een belangrijke bijdrage leveren om de globale interprofessionele doelstelling inzake opleiding te bereiken.

Art. 4.Onder "beroepsopleiding" moet worden verstaan alle vormen van opleiding : - die de kwalificatie van de bediende bevorderen; - die georganiseerd worden door of gevolgd worden op initiatief van de werkgever; - waarvan de kosten (inschrijvingsgeld, cursusmateriaal, verplaatsingen, en dergelijke) ten laste van de werkgever zijn; - die in principe tijdens de werkuren gebeuren. Opleiding buiten de werkuren kan als beroepsopleiding beschouwd worden voor zover ze noodzakelijk is, opgenomen wordt in de opleidingsplannen of de tussentijdse aanpassingen ervan, enkel buiten de normale arbeidsuren wordt aangeboden en voor zover er voor deze opleidingsuren loon betaald wordt; - met inbegrip van on-the-job-training; - met uitsluiting van louter onthaal- en introductieactiviteiten.

Het gaat dus zowel om formele als informele opleidingsinitiatieven : - Formele beroepsopleidingen zijn cursussen of stages die ontwikkeld zijn voor het geven van beroepsopleiding en beroepsonderwijs door lesgevers of sprekers. Deze opleidingen kunnen binnen of buiten het bedrijf doorgaan, maar steeds op een plaats die duidelijk afgescheiden is van de werkplek; - Informele beroepsopleidingen zijn initiatieven buiten cursussen en stages. Daartoe behoren vorming, begeleiding en mentorschap die rechtstreeks op de werkvloer of in een werksituatie gebeuren.

Een kwalitatieve opleiding met toegevoegde waarde zou minimum 2 uur moeten duren.

Onder "on-the-job-training" moet worden verstaan initiatieven waarbij : - het leerproces op de werkplaats of in de werksituatie zelf gebeurt met de instrumenten, materialen en arbeidsmiddelen die de werknemer in zijn (toekomstige) functie moet gebruiken; - leren wat het hoofddoel is en de opleidingsdoelstellingen aan de individuele werknemer zijn aangepast; - altijd een theoretisch deel hoort en er gestreefd wordt naar een goed evenwicht tussen praktijk en theorie in functie van de te bereiken opleidingsdoelen; - de werknemer voldoende mogelijkheden krijgt tot toepassen en inoefenen; - de begeleiding gebeurt door een meer ervaren collega of een leidinggevende; - specifiek leermateriaal beschikbaar is.

Art. 5.Jaarlijks zal vóór 30 april een opleidingsplan ter informatie en voor advies aan de ondernemingsraad en ter bespreking aan de vakbondsafvaardiging worden voorgelegd. Bij die gelegenheid zal de werkgever zijn beslissing om bepaalde opleidingen al dan niet te doen motiveren.

Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging zal het opleidingsplan jaarlijks vóór 30 april overgemaakt moeten worden aan de voorzitter van het paritair comité, die het voor informatie en advies overmaakt aan het paritair comité.

Ondernemingen die geen opleidingsplan voorleggen of overmaken, kunnen geen beroep doen op de financiële tussenkomsten van de paritaire opleidingsinstantie van de sector. Hetzelfde geldt voor ondernemingen die een opleidingsplan voorleggen of overmaken dat niet voldoet aan de minimale criteria zoals vermeld in de artikelen 4, 6 en 7 van deze overeenkomst.

Art. 6.Het opleidingsplan geeft een globaal overzicht van enerzijds de opleidingsbehoeften in de onderneming en anderzijds de wijze waarop deze zullen worden ingevuld.

Het opleidingsplan zal aandacht schenken aan alle werknemerscategorieën : administratieve bedienden, technische bedienden en, indien van toepassing in de onderneming, ook administratieve en technische kaderleden. Bijzondere aandacht zal besteed worden aan bedienden van 45 jaar en ouder en aan laaggeschoolden. Onder "laaggeschoolden" wordt verstaan : bedienden die niet beschikken over een diploma van het secundair onderwijs of een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.

Het opleidingsplan bevat minstens de formele opleidingen, bedoeld in artikel 4.

Desgevallend kan het opleidingsplan opgesplitst worden per afdeling.

Art. 7.In ondernemingen met een ondernemingsraad of, bij ontstentenis, een vakbondsafvaardiging zal op ondernemingsvlak afgesproken worden welke informatie wordt opgenomen in het opleidingsplan.

Voor ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging bevat het verplichte opleidingsplan minimaal volgende gegevens : - de opleidingsbehoeften/leernoden, met aanduiding van de categorieën van bedienden waarop ze van toepassing zijn; - de concrete opleidingsinitiatieven om aan deze opleidingsbehoeften/leernoden tegemoet te komen; - de duur en de spreiding van de opleidingen; - de doelgroep/functiegroep en het aantal werknemers van de doelgroep/functiegroep waarvoor de opleidingen bedoeld zijn.

De bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst bevat een model van opleidingsplan dat beantwoordt aan de minimale inhoudelijke criteria uit het vorige lid van dit artikel.

Dit model kan door de ondernemingen worden gebruikt.

Art. 8.De ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de vakbondsafvaardiging zal minstens één keer per jaar geïnformeerd worden over de uitvoering van het opleidingsplan, alsook over de tijdens het lopende jaar eventuele aangebrachte wijzigingen eraan.

Ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging zullen jaarlijks aan de voorzitter van het paritair comité, samen met het nieuwe opleidingsplan, meedelen in welke mate het opleidingsplan van het voorbije jaar gerealiseerd werd en welke wijzigingen eraan aangebracht werden. De voorzitter maakt deze verslagen over aan de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het paritair comité.

Art. 9.De volgende collectieve arbeidsovereenkomsten worden opgeheven : - de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2008 betreffende de opleidingsplannen, geregistreerd onder het nummer 87295/CO/219 en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 maart 2009 (Belgisch Staatsblad van 9 april 2009); - de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 2011 tot wijziging van artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2008 betreffende de opleidingsplannen, geregistreerd onder het nummer 103478/CO/219 en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 oktober 2011 (Belgisch Staatsblad van 8 november 2011).

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan slechts opgezegd worden mits aangetekend schrijven aan de voorzitter van het paritair comité en met respect van een opzeggingstermijn van 6 maanden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 2015.

De Minister van Werk, K. PEETERS

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing, betreffende de opleidingsplannen PC 219 - Paritair Comité voor de diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing Opleidingsplan ........... (jaartal)

Naam en adres van de onderneming :

. . . . . . . . . . . . . . .

Contactpersoon : . . . . .

Aantal bedienden op 1 januari van het refertejaar :

. . . . . . . . . .

(koppen) (voltijds equivalenten)

Aantal kaderleden op 1 januari van het refertejaar :

. . . . . . . . . .

(koppen) (voltijds equivalenten)


1. Opleidingsbehoeften - leernoden

Categorie van bedienden/Specifieke doelgroep of functiegroep

Omschrijving van de opleidingsbehoeften en leernoden

Administratieve bedienden


Technische bedienden


Administratieve kaderladen


Technische kaderladen


2.Planning van opleidingsinitiatieven

Doelgroep of functiegroep

Type opleiding Naam opleiding

Aantal betrokken bedienden (eventueel opgesplitst per afdeling)

Totaal aantal uren (eventueel opgesplitst per afdeling)

Opleidings- verstrekker : intern/extern eventueel naam

Geplande datum/data

Totaal

Waarvan 45+

Waarvan laaggeschoolden (1)


TOTALEN


Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 2015.

De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Onder « laaggeschoolden » wordt verstaan : bedienden die niet beschikken over een diploma van het secundair onderwijs of een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.

^