gepubliceerd op 13 oktober 1998
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de landbouw, betreffende de arbeidsduur
10 JUNI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de landbouw, betreffende de arbeidsduur (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 19;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de landbouw;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de landbouw, betreffende de arbeidsduur.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 juni 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971.
Bijlage Paritair Comité voor de landbouw Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1997 Arbeidsduur (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 1997 onder het nummer 45008/CO/144)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de landbouw.
Art. 2.De arbeidsduur per week bedoeld in artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt met ingang van 1 januari 1998 teruggebracht naar 39 uren gemiddeld per week.
Deze arbeidsduur van 39 uren per week wordt bereikt als een gemiddelde op jaarbasis.
De werkelijke prestatieduur per week bedraagt nog steeds 40 uren.
De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur op jaarbasis wordt bereikt door de invoering met ingang van 1 januari 1998 van zes onbetaalde compensatiedagen en dit onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3.
Art. 3.De werknemers die het ganse jaar in dienst zijn van dezelfde werkgever hebben recht op zes onbetaalde compensatiedagen. De werknemers die in de loop van het jaar in dienst komen of uit dienst zijn gegaan, hebben recht op een compensatiedag per schijf van twee maanden dat zij in de onderneming in dienst waren.
Art. 4.Voor de vaststelling van het aantal compensatiedagen wordt rekening gehouden met de effectieve prestaties, met de periodes van jaarlijkse vakantie, de feestdagen en met alle schorsingen van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst die recht geven op een betaling van gewaarborgd loon ten laste van de werkgever.
Art. 5.De compensatiedagen worden genomen overeenkomstig de in dit verband tussen de werkgever en de werknemer op ondernemingsvlak gemaakte afspraken.
Voor zover alle compensatiedagen niet integraal zijn opgenomen in het betrokken jaar, dan worden de resterende compensatiedagen verder uitgeput in de loop van het eerste kwartaal.
Art. 6.Alle betwistingen in verband met de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden voorgelegd aan het Paritair Comité voor de landbouw.
Art. 7.Rekening houdende met hetgeen gesteld is in artikel 3 hierboven, worden met ingang van 1 januari 1998 de werkelijk uitbetaalde lonen en de minimumuurlonen verhoogd met de factor 2,56 pct.
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1998 en geldt voor een onbepaalde duur.
Elk van de ondertekenende partijen kan ze opzeggen door middel van een aan de andere ondertekenende partijen opzeggingstermijn van drie maanden die verstuurd wordt per aangetekende brief, met afschrift aan de voorzitter van het paritair comité.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET