gepubliceerd op 24 september 1998
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende de toekenning van bijkomende sociale voordelen ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel
10 JUNI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende de toekenning van bijkomende sociale voordelen ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de houthandel;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende de toekenning van bijkomende sociale voordelen ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 juni 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de houthandel Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 1997 Toekenning van bijkomende sociale voordelen ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 1997 onder het nummer 44988/CO/125.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Subcomité voor de houthandel ressorteren alsook op hun werklieden.
Onder "werklieden", bedoeld men de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art. 2.Krachtens artikel 3 van de statuten vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1996, tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel en vaststelling van zijn statuten, geregistreerd onder het nummer 41800/CO/125.03, worden de bijkomende sociale voordelen vastgesteld bij deze collectieve arbeidsovereenkomst toegekend aan de werklieden bedoeld onder artikel 1.
De toekennings- en uitbetalingsmodaliteiten van deze voordelen worden door het beheerscomité van het fonds voor bestaanszekerheid vastgesteld binnen de perken voortvloeiend uit deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK III. - Bestaanszekerheid
Art. 3.Vanaf de prestaties 1997 (uitbetaling 1998) wordt het bedrag van het sociaal voordeel, vastgesteld bij artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1991, zoals gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1993, verhoogd met 0,90 pct.
Art. 4.Het criterium van 30 juni voor het bekomen van dit sociaal voordeel wordt gehandhaafd.
De werklieden die tussen 1 januari en 30 juni van het toekenningsjaar door de werkgever worden ontslagen, behalve om dringende redenen, en die gedurende heel het vorige jaar ingeschreven waren in het personeelsregister van één of meerdere onder artikel 1 bedoelde werkgevers kunnen evenwel ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel een forfaitair sociaal voordeel genieten.
De werklieden die na 1 januari in dienst treden en nog in dienst zijn op 30 november genieten eveneens van het forfaitair voordeel.
Het forfaitair sociaal voordeel bedoeld in de vorige twee alineas bedraagt 2 000 F per maand van inschrijving in het personeelsregister gedurende de periode van 1 januari tot 30 juni van het toekenningsjaar.
Indien de overeenkomst vóór de zestiende van de maand een einde neemt, wordt deze maand als niet gepresteerd beschouwd.
Indien de overeenkomst ten vroegste op de zestiende van de maand een einde neemt wordt deze maand als gepresteerd beschouwd.
De werkman die zijn werk vrijwillig verlaat mag het genot van deze bepaling niet inroepen.
Indien de overeenkomst een aanvang neemt vóór de zestiende van de maand, wordt de maand als gepresteerd beschouwd.
Indien de overeenkomst aanvangt na de vijftiende van de maand, wordt de maand als niet gepresteerd beschouwd.
Art. 5.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt met "dag" bedoeld iedere dag voor dewelke een wettelijke sociale vergoeding werd toegekend tengevolge de schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen, wegens ziekte of arbeidsongeval.
Art. 6.De bijkomende bestaanszekerheidsvergoeding wordt toegekend : 1° vanaf de 31ste dag tot de 343ste dag in geval van ziekte;2° vanaf de 31ste dag tot de 120ste dag in geval van arbeidsongeval;3° vanaf de 31ste dag tot de 120ste dag in geval van tijdelijke werkloosheid om economische redenen. De berekening van de dagen geschiedt per kalenderjaar.
De carensperiode van 30 dagen wordt globaal maar eens per jaar toegepast, ongeacht de aard van de schorsing(en) van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst die aanleiding geven tot uitbetaling van de bijkomende bestaanszekerheidsvergoeding.
Art. 7.Het bedrag van de dagelijkse bestaanszekerheidsvergoeding, wordt vanaf 1 januari 1996, uitbetaling juni 1997, vastgesteld op 150 F per dag. HOOFDSTUK IV. - Afhouding wegens administratieve onkosten
Art. 8.Het beheerscomité van het fonds voor bestaanszekerheid bepaalt het bedrag van de afhoudingen wegens administratieve onkosten.
Deze afhouding mag 10 pct. van het toegekende bedrag niet overschrijden en is niet van toepassing op de bijkomende vergoedingen vastgesteld bij door hoofdstuk III van deze collectieve arbeisovereenkomst.
Het beheerscomité van het fonds voor bestaanszekerheid kan beslissen de in dit artikel bedoelde afhouding niet toe te passen ten aanzien van sommige werkliedencategorieën. HOOFDSTUK V. - Syndicale premie
Art. 9.§ 1. De bij een vakbond aangesloten werklieden die van het in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld sociaal voordeel genieten ontvangen een syndicale premie van 3.500 F per jaar. § 2. De bij een vakbond aangesloten werklieden die van het in artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld forfaitair sociaal voordeel genieten ontvangen een syndicale premie van 300 F per maand gedekt door dit forfaitair voordeel. § 3. De bij een vakbond aangesloten werklieden die van de bijkomende brugpensioenvergoeding genieten, vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 1997 betreffende het brugpensioen op 58 jaar ontvangen een syndicale premie van 300 F per maand voor dewelke zij een bijkomende vergoeding ontvangen. HOOFDSTUK VI. - Bijkomend pensioen voor de werklieden van 60 jaar en meer die op pensioen gaan
Art. 10.De werklieden van 60 jaar en ouder, die het genot van een pensioen vragen, genieten vanaf 1 april 1997 van een bijkomend pensioen van 6.000 F per maand voor zover zij terzelfdertijd aan de volgende voorwaarden voldoen : - de laatste werkgever ressorteerde onder het Paritair Subcomité voor de houthandel; - 25 jaar loondienst bewijzen; - zij bewijzen ten minste 7 sociale voordelen tijdens de laatste 10 jaren in dienst bij één of meerdere werkgevers die ressorteren onder één van de paritaire subcomités van het Paritair Comité voor de houtnijverheid (125.01, 125.02 en 125.03).
Het bijkomend pensioen bedoeld onder dit artikel neemt een einde op het ogenblik dat de arbeider die wettelijke pensioenleeftijd bereikt. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen en geldigheidsduur
Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 31 augustus 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, tot toekenning van bijkomende voordelen ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel geregistreerd onder het nummer 40029/CO/125.03.
Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en is gesloten voor onbepaalde duur Ze kan door elk van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van drie maanden, betekend bij aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de houthandel.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET