Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juni 1997
gepubliceerd op 01 november 1997

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de bevordering van de tewerkstelling in 1995 en 1996

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012428
pub.
01/11/1997
prom.
10/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/10/1997012428/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JUNI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de bevordering van de tewerkstelling in 1995 en 1996 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de bevordering van de tewerkstelling in 1995 en 1996.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 juni 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995 Bevordering van de tewerkstelling in 1995 en 1996 (Overeenkomst geregistreerd op 27 juni 1995 onder het nummer 38166/CO/124) HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van de titels I en II van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling (Belgisch Staatsblad van 22 april 1995) en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 60 van 20 december 1994 tot bepaling van de doelstellingen en de procedure voor het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de bevordering van de werkgelegenheid, ter uitvoering van het centraal akkoord van 7 december 1994 algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 januari 1995 (Belgisch Staatsblad van 15 maart 1995).

Wat de bepalingen van hoofdstuk IV betreft, is deze overeenkomst eveneens gesloten in uitvoering van de bepalingen van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1987) en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 42 van 2 juni 1987, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juni 1987 (Belgisch Staatsblad van 26 juni 1987).

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de tewerkstellingsbevorderende maatregelen te bepalen die in 1995 en 1996 toepasbaar zijn in de artikel 3 bedoelde ondernemingen.

Art. 3.Deze overeenkomst is toepasselijk op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. Onder arbeiders verstaat men arbeiders en arbeidsters.

Art. 4.Het toepassingsgebied van elke bij deze overeenkomst bepaalde tewerkstellingsbevorderende maatregel is in elke van de vier hoofdstukken houdende bepaling van de maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling, afzonderlijk gepreciseerd (hoofdstukken II tot V inbegrepen). HOOFDSTUK II Het conventioneel brugpensioen op een lagere leeftijd dan 58 jaar Afdeling 1. - Toepassingsgebied

Art. 5.Dit hoofdstuk is van toepassing op de ondernemingen bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst.

Art. 6.Dit hoofdstuk bepaalt de toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen op een lagere leeftijd dan 58 jaar voor de arbeiders die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen bedoeld in artikel 3 en die ontslagen worden door hun werkgever, behalve in het geval van ontslag om dringende reden.

De raad van bestuur van het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf bepaalt de gevallen waarin voor de toepassing van eerste lid, de schorsing van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld kan worden met een tewerkstelling. Afdeling 2. - Het conventioneel brugpensioen vanaf 55 jaar

Art. 7.De in artikel 6 bedoelde arbeiders genieten brugpensioen op 55 jaar voorzover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen : - aan hun werkgever een attest van de arbeidsgeneesheer hebben overgemaakt dat de ongeschiktheid tot verderzetting van hun beroepsactiviteit bevestigt; - ten minste de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst; - op het einde van de arbeidsovereenkomst volgende loopbaan kunnen bewijzen : - een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar als loontrekkende werknemer; - een beroepsloopbaan van minstens 10 jaar in één of meerdere ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het bouwbedrijf; - ten minste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen tijdens de laatste 10 jaar voor het einde van de arbeidsovereenkomst of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; de ligitimatiekaarten door gelijkstelling mogen niet in aanmerking worden genomen; - aanspraak kunnen maken op het genot van werkloosheidsuitkeringen volgens de toepasselijke reglementaire bepalingen terzake; - elke door de terzake toepasselijke reglementering niet toegelaten activiteit stopzetten. Afdeling 3. - Het conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar

Art. 8.Vanaf 1 oktober 1995, genieten de bij artikel 6 bedoelde arbeiders brugpensioen op 56 jaar voor zover ze voldoen aan alle volgende voorwaarden : - minstens de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst; de arbeidsovereenkomst mag niet eindigen vóór 1 oktober 1995; - op het moment van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, minstens 33 jaar beroepsloopbaan als loontrekkende werknemer kunnen bewijzen; - ten minste 15 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen waarvan 5 tijdens de laatste 10 jaar voor het einde van de arbeidsovereenkomst, of 7 gedurende de laatste 15 jaar; - aanspraak kunnen maken op het genot van werkloosheidsuitkeringen volgens de toepasselijke reglementaire bepalingen terzake; - elke door de terzake toepasselijke reglementering niet toegelaten activiteit stopzetten. Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 9.De arbeidsovereenkomst van de bij artikel 6 bedoelde arbeiders moet eindigen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode van de bij artikel 6 bedoelde arbeiders mag echter aflopen buiten de geldigheidsperiode van deze overeenkomst voor zover deze arbeiders de bij artikel 7 en 8 bepaalde minimumleeftijd hebben bereikt tijdens de geldigheidsperiode van deze overeenkomst.

Art. 10.De beroepsloopbaan als loontrekkende werknemer wordt berekend volgens de bepalingen van artikel 10 van voormelde wet van 3 april 1995.

Art. 11.De arbeiders die in toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk tot de regeling van het brugpensioen toetreden, genieten een aanvullende vergoeding waarvan de maandelijkse bijdragen identiek zijn aan deze vastgesteld bij artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid aan de werklieden uit het bouwbedrijf.

Art. 12.De aanvullende vergoeding bedoeld in artikel 11, de bijzondere compenserende werkgeversbijdrage bedoeld in artikel 11 van de wet van 3 april 1995 en de hoofdelijke bijdragen inzake brugpensioen worden ten laste genomen door het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf.

Art. 13.De bepalingen van de artikelen 6 tot 9 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995 zijn van toepassing op dit hoofdstuk. HOOFDSTUK III. - De bis-bedrijfsplannen Afdeling 1. - Definities en toepassingsgebied

Art. 14.Gedurende de toepassingsperiode van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen de in artikel 3 bedoelde ondernemingen die wensen toe te treden tot de bij collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1994 tot organisatie van de suppletieve sectorale regelingen tot herverdeling van de arbeid in het kader van bedrijfsplannen, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 september 1994, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 19 januari 1995 en 8 november 1995 (Belgisch Staatsblad van 19 mei 1995 en 21 decembe 1995) bepaalde suppletieve sectorale regelingen voor arbeidsherverdeling opteren voor een toepassing van deze regelingen volgens de bepalingen vastgesteld door deze overeenkomst.

Art. 15.Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op de werkgevers en arbeiders bedoeld in artikel 3 voorzover deze werkgevers beslissen ertoe toe te treden overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door afdeling 4 van dit hoofdstuk. Afdeling 2. - De suppletieve sectorale regelingen voor

arbeidsherverdeling Onderafdeling 1. - Het halftijds brugpensioen-opleiding

Art. 16.De regeling van het halftijds brugpensioen-opleiding is de regeling vastgesteld bij artikel 4 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1994.

Art. 17.De bepalingen van de artikelen 5 tot 14 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1994 zijn van toepassing op de regeling halftijds brugpensioen-opleiding waartoe de bij artikel 3 bedoelde ondernemingen zijn toegetreden in toepassing van dit hoofdstuk.

Onderafdeling 2. - De regeling arbeid-opleiding

Art. 18.De regeling arbeid-opleiding is de regeling vastgesteld bij artikel 15 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1994.

Art. 19.De bepalingen van de artikels 16 tot 21 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1994 zijn van toepassing op de regeling arbeid-opleiding waartoe de bij artikel 3 bedoelde ondernemingen zijn toegetreden in toepassing van dit hoofdstuk. Afdeling 3. - De sectorale voordelen verbonden aan de toepassing van

de suppletieve regelingen voor arbeidsherverdeling

Art. 20.De bepalingen van de artikelen 22 tot 28 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1994 zijn van toepassing op de bij artikel 3 van onderhavige overeenkomst bedoelde ondernemingen die tot de suppletieve sectorale regelingen voor arbeidsherverdeling zijn toegetreden in toepassing van dit hoofdstuk.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt de verwijzing naar "artikel 36 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 vermeld in de artikelen 22, 23 en 24 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1994, vervangen door de verwijzing naar "artikel 2 van de voormelde wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling". Afdeling 4. - Toetredingsprocedure

Art. 21.De ondernemingen die wensen toe te treden tot de suppletieve sectorale regelingen georganiseerd door dit hoofdstuk of tot één van deze regelingen gebruiken één van de toetredingsformulieren waarvan de modellen als bijlage bij deze overeenkomst zijn opgenomen.

De ondernemingen die op 30 juni 1994 minder dan 50 aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangegeven arbeiders tewerkstellen en die geen vakbondsafvaardiging hebben, gebruiken het toetredingsformulier met het opschrift "Toetredingsakte tot de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995 betreffende de bevordering van de tewerkstelling in 1995 en 1996" (model A bis - Regeling van de bis-bedrijfsplannen).

De andere ondernemingen gebruiken het toetredingsformulier met het opschrift "Collectieve toetredingsovereenkomst tot de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995 betreffende de bevordering van de tewerkstelling in 1995 en 1996" (model B bis - Regeling van de bis-bedrijfsplannen).

Art. 22.Voor de ondernemingen, bedoeld in artikel 21, tweede lid, geeft de werkgever aan elke arbeider een copie van het behoorlijk ingevulde toetredingsformulier (model A bis) evenals een copie van het hoofdstuk II van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1994.

Deze afgifte kan gebeuren samen met de afgifte bedoeld in artikel 16 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1994.

Gedurende 8 dagen te rekenen vanaf deze afgifte, houdt de werkgever een register ter beschikking van de arbeiders waarin deze hun opmerkingen kunnen optekenen.

Gedurende dezelfde termijn van 8 dagen, kan de arbeider of zijn vertegenwoordiger eveneens zijn opmerkingen meedelen aan het districthoofd van de Inspectie der Sociale Wetten van de plaats waar de onderneming gevestigd is. De naam van de arbeider mag niet worden meegedeeld noch verspreid.

Art. 23.Op het einde van de in artikel 22 vastgestelde termijn van 8 dagen, moet de werkgever : - de toetredingsakte tekenen (model Abis); - deze toetredingsakte evenals het register voor de opmerkingen bedoeld in artikel 22 neerleggen op de griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid; - een door hem voor eensluidend verklaard afschrift van de toetredingsakte en van het register voor opmerkingen overmaken aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Art.24. Voor de ondernemingen bedoeld in artikel 21, derde lid, geeft de werkgever een kopie van de behoorlijk ingevulde collectieve toetredingsovereenkomst (model Bbis) aan de vakbondsafvaardiging.

Art. 25.De collectieve toetredingsovereenkomst (model Bbis) wordt getekend door de werkgever en een vertegenwoordiger van elk van de vakorganisaties die zitting hebben in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en die vertegenwoordigd zijn in de vakbondsafvaardiging van de onderneming.

Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging in de onderneming, wordt de in het eerste lid bedoelde overeenkomst getekend door de werkgever en een vertegenwoordiger van minstens twee vakorganisaties die zitting hebben in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en die het meest representatief zijn voor het arbeiderspersoneel van de onderneming.

Art. 26.De werkgever legt de overeenkomstig de bepalingen van artikel 25 ondertekende collectieve toetredingsovereenkomst (model Bbis) neer op de griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

De werkgever maakt een door hem voor eensluidend verklaard afschrift van de collectieve toetredingsovereenkomst over aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Art. 27.Het beperkt comité van het paritair comité bedoeld in artikel 56 spreekt zich uit over de goedkeuring van de toetredingsakten en -overeenkomsten volgens de modaliteiten vastgesteld in hoofdstuk VI van deze overeenkomst. HOOFDSTUK IV. - De regeling van de steunploeg Afdeling 1. - Definities en toepassingsgebied

Art. 28.Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op de werkgevers en arbeiders bedoeld in artikel 3 voorzover deze werkgevers beslissen ertoe toe te treden overeenkomstig de modaliteiten bepaald door afdeling 4 van dit hoofdstuk.

Art. 29.In uitvoering van de bepalingen van de in artikel 1, tweede lid van deze overeenkomst bedoelde wet en overeenkomst, wijkt dit hoofdstuk af van artikel 4, 1° van de wet van 6 april 1960 betreffende de uitvoering van bouwwerken (Belgisch Staatsblad van 3 juni 1960) evenals van de artikels 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1965).

Art. 30.De regeling van de steunploeg is de regeling waardoor de werkgever voor welbepaalde ploegen of groepen arbeiders een dagelijks uurrooster organiseert dat verschilt van het normale uurrooster dat van toepassing is in de onderneming.

De toepassing van de regeling van de steunploeg beantwoordt aan de doelstelling het presteren van overuren te vermijden of te verminderen door over te gaan tot bijkomende aanwervingen van arbeiders. Afdeling 2. - Gebruiksvoorwaarden

Art. 31.De steunploeg wordt samengesteld, afhankelijk van het aantal verwezenlijkte nieuwe aanwervingen gedurende de toepassingsperiode van deze collectieve arbeidsovereenkomst, waarbij elke nieuwe aanwerving recht geeft op het scheppen van drie arbeidsposten in de regeling van de steunploeg.

Het aantal in de regeling van de steunploeg tewerkgestelde arbeiders mag echter niet meer dan 20 pct. van het totaal aantal in de onderneming tewerkgestelde arbeiders overtreffen.

Art. 32.De verschillende in het kader van de regeling van de steunploegen toepasselijke dagelijkse uurroosters moeten worden ingeschreven in het arbeidsreglement van de onderneming onder de titel "Steunploegen - Collectieve arbeidsovereenkomst van het bouwbedrijf van 11 mei 1995".

De aanpassing van het arbeidsreglement gebeurt volgens de procedure vastgesteld bij de artikelen 41 en 44, derde lid van deze overeenkomst.

Art. 33.De inschakeling van de arbeiders van de onderneming in de regeling van de steunploeg gebeurt mits hun voorafgaand, schriftelijk meegedeeld akkoord.

Art. 34.De arbeider die vóór zijn overgang naar de regeling van de steunploeg volgens een andere arbeidsregeling in de onderneming was tewerkgesteld, wordt terug in zijn aanvankelijke arbeidsregeling ingeschakeld binnen dertug dagen volgend op zijn vraag tot wederopname.

Art. 35.De arbeiders die tijdens de toepassingsduur van deze overeenkomst werden aangeworven voor tewerkstelling in de regeling van de steunploeg worden aangeworven met een voltijds arbeidsovereenkomst en voor onbepaalde duur. Afdeling 3. - Werking van de regeling

Art. 36.De uurroosters die van toepassing zijn in het kader van de regeling van de steunploeg worden opgesteld rekening houdend met grenzen van aanvang en einde van de arbeidsdag die als volgt zijn vastgesteld : - 7 uur - 19 uur : gedurende de winterperiode; - 6 uur - 20 uur : buiten de winterperiode.

Voor de toepassing van dit artikel, begint de winterperiode op 1 oktober en eindigt op 31 maart.

Art. 37.Behalve in geval overmacht, bedoeld bij artikel 26 van de arbeidswet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971), mag de arbeidsduur van de in de regeling van de steunploeg tewerkgestelde arbeiders niet meer bedragen dan 8 uur.

Art. 38.De wijzigingen van de uurroosters worden minstens 2 werkdagen vóór de toepassing van het nieuw uurrooster aan de arbeiders van de steunploeg ter kennis gebracht door individuele kennisgeving of door middel van aanplakking in de lokalen van de onderneming of op de bouwplaatsen. Afdeling 4. - Toetredingsprocedure

Art. 39.De ondernemingen die wensen toe te treden tot de regeling van de steunploeg, georganiseerd door dit hoofdstuk, gebruiken één van de toetredingsformulieren waarvan de modellen als bijlage bij deze overeenkomst zijn opgenomen.

De ondernemingen die op 30 juni 1994 minder dan 50 aan de R.S.Z. aangegeven arbeiders tewerkstellen en die geen vakbondsafvaardiging hebben, gebruiken het toetredingsformulier "Toetredingsakte tot de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995 betreffende de bevordering van de tewerkstelling in 1995 en 1996" (model C - Regeling van de steunploeg).

De andere ondernemingen gebruiken het toetredingsformulier "Collectieve toetredingsovereenkomst tot de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid in 1995 en 1996" (model D - Regeling van de steunploeg).

Art. 40.Voor de ondernemingen, bedoeld in artikel 39, tweede lid geeft de werkgever een copie van de behoorlijk ingevulde toetredingsakte (model C) aan elk van zijn arbeiders waarbij een geschrift is gevoegd dat de aanduiding bevat van de verschillende, overeenkomstig de bepalingen van artikel 32, in het arbeidsreglement in te voeren uurroosters.

De werkgever geeft eveneens aan elk van zijn arbeiders een copie van hoofdstuk IV van deze overeenkomst.

Gedurende een periode van 8 dagen, te rekenen vanaf de afgifte bedoeld in het eerste lid, moet de werkgever een register ter beschikking van de arbeiders houden waarin de arbeiders hun opmerkingen kunnen optekenen.

Gedurende dezelfde termijn van 8 dagen, kan de arbeider of zijn vertegenwoordiger eveneens zijn opmerkingen meedelen aan het districthoofd van de Inspectie der Sociale Wetten van de plaats waar de onderneming is gevestigd. De naam van de arbeider mag niet worden meegedeeld noch verspreid.

Art. 41.Op het einde van de termijn van 8 dagen vastgesteld bij artikel 40, moet de werkgever : - een copie van het bij artikel 40, eerste lid, bedoelde geschrift dat de aanduiding van de verschillende uurroosters bevat, invoegen in het arbeidsreglement van de onderneming; - de toetredingsakte (model C) tekenen; - deze toetredingsakte en de bij artikel 40, eerste lid, bedoelde bijlage evenals het register voor opmerkingen op de griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid neerleggen; - een door hem voor eensluidend verklaard afschrift van de toetredingsakte, van de bij artikel 40, eerste lid, bedoelde bijlage en van het register voor opmerkingen, overmaken aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Art. 42.In het geval dat de opmerkingen betreffende de in het bij artikel 40, eerste lid, bedoelde geschrift opgenomen uurroosters aanleiding geven tot meningsverschillen die niet binnen de onderneming zelf kunnen worden bijgelegd, wordt de wijziging van het arbeidsreglement van de onderneming uitgesteld in afwachting van een gemotiveerd advies dat het beperkt comité van het paritair comité, bedoeld in artikel 56, terzake zal verstrekken overeenkomstig de bij artikel 63 bepaalde procedure.

Art. 43.Voor de bij artikel 39, derde lid bedoelde ondernemingen, geeft de werkgever de vakbondsafvaardiging een copie van de behoorlijk ingevulde collectieve toetredingsovereenkomst (model D) evenals een copie van een geschrift dat de aanduiding bevat van de verschillende, overeenkomstig de bepalingen van artikel 32, in het arbeidsreglement in te voeren uurroosters.

Art. 44.De collectieve toetredingsovereenkomst (model D) wordt getekend door de werkgever en door een vertegenwoordiger van elk van de vakorganisaties die zitting hebben in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en die vertegenwoordigd zijn in de vakbondsafvaardiging van de onderneming.

Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging in de onderneming wordt de in het eerste lid bedoelde overeenkomst getekend door de werkgever en door een vertegenwoordiger van ten minste twee vakorganisaties die zetelen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en die het meest representatief zijn voor het arbeidspersoneel van de onderneming.

Het bij artikel 43 bedoelde geschrift dat de verschillende uurroosters bevat, wordt geparafeerd door de ondertekenaars van de toetredingsovereenkomst. Een copie van dit geschrift wordt bij voormelde overeenkomst gevoegd en een andere copie wordt in het arbeidsreglement van de onderneming ingevoegd.

Art. 45.De werkgever : - legt de overeenkomstig de bepalingen van artikel 44 ondertekende collectieve toetredingsovereenkomst (model D) en haar geparafeerde bijlage neer op de griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid; - maakt een door hem voor eensluidend verklaard afschrift van de collectieve toetredingsovereenkomst en haar bijlage over aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Art. 46.Het bij artikel 56 bedoelde beperkt comité van het paritair comité spreekt zich uit over de goedkeuring van de toetredingsakten en -overeenkomsten volgens de modaliteiten bepaald bij de artikelen 61 en 62 van deze overeenkomst. HOOFDSTUK V. Algemeen kader voor het sluiten van akkoorden ter bevordering van de tewerkstelling in de bedrijven Afdeling 1. - Toepassingsgebied

Art. 47.Dit hoofdstuk heeft tot doel het kader waarbinnen de bij artikel 3 van deze overeenkomst bedoelde ondernemingen, op hun niveau, ter uitvoering van artikel 5, 3° van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr 60, specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregelen kunnen bepalen, vast te stellen.

Art. 48.Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op de bij artikel 3 van deze overeenkomst bedoelde werkgevers en arbeiders voorzover deze werkgevers beslissen op hun niveau een in uitvoering van dit hoofdstuk opgestelde specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregel vast te stellen.

Art. 49.De specifieke en concrete tewerkstellingsbevorderende maatregelen die in uitvoering van dit hoofdstuk op het niveau van de ondernemingen kunnen worden opgesteld, moeten het verminderen of vermijden van overuren door bijkomende aanwervingen in de betrokken ondernemingen, als doel hebben. Afdeling 2. - Procedure voor het opstellen van de

tewerkstellingsbevorderende akkoorden.

Art. 50.De in uitvoering van dit hoofdstuk vastgestelde ondernemingsakkoorden met specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregelen worden opgesteld in de vorm van : - een collectieve arbeidsovereenkomst in de ondernemingen met een vakbondsafvaardiging; - een toetredingsakte in de ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging.

De titel van de in het eerste lid bedoelde overeenkomsten en akten moeten uitdrukkelijk verwijzen naar de titel van hoofdstuk V van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

De in het eerste lid bedoelde overeenkomsten en akten bevatten de uitdrukkelijke aanduiding dat ze opgesteld zijn onder voorbehoud van hun goedkeuring door het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Art. 51.Het ontwerp van toetredingsakte met betrekking tot specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregelen wordt schriftelijk aan elke arbeider van de onderneming meegedeeld.

Gedurende 8 dagen te rekenen vanaf deze mededeling houdt de werkgever een register ter beschikking van de arbeiders waarin ze, overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr 60 van 20 december 1994, hun opmerkingen kunnen optekenen.

Op het einde van de termijn van 8 dagen tekent de werkgever de toetredingsakte en legt ze samen met het in het tweede lid van dit artikel bedoelde register neer op de griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

Art. 52.Het ontwerp van collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregelen wordt meegedeeld aan de vakbondsafvaardiging van de onderneming.

De werkgever legt de door hem en een vertegenwoordiger van elk van de vakorganisaties die zitting hebben in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en die vertegenwoordigd zijn in de vakbondsafvaardiging van de onderneming, getekende collectieve arbeidsovereenkomst neer op de griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

Art. 53.De bij artikel 50 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomsten en toetredingsakten moeten worden goedgekeurd door het Paritair Comité voor het bouwbedrijf overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de artikels 59 en 60 van deze overeenkomst. Afdeling 3. - Bijzondere bepalingen

Art. 54.Dit hoofdstuk wijkt niet af van de procedure voor de wijziging van het arbeidsreglement zoals bepaald door de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.

Art. 55.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn opgesteld zonder afbreuk te doen aan de eventuele toepassing van de bepalingen van de voornoemde wet van 17 maart 1987 en van de voorgenoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr 42 van 2 juni 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen. HOOFDSTUK VI. Goedkeuringsprocedure voor de toetredingsovereenkomsten en -akten

Art. 56.In uitvoering van artikel 3 van voormelde wet van 3 april 1995 wordt een beperkt comité opgericht in de schoot van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. Dit beperkt comité is samengesteld uit 6 effectieve en 6 plaatsvervangende leden, die voor de helft de representatieve werknemersorganisaties en voor de helft de representatieve werkgeversorganisaties die zitting hebben in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, vertegenwoordigen.

Art. 57.Overeenkomstig de bepalingen van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr 60 van 20 december 1994, heeft het bij artikel 56 bedoelde beperkt comité tot taak zich gemotiveerd uit te spreken over de aanvragen tot goedkeuring van de collectieve arbeidsovereenkomsten en toetredingsakten die werden opgesteld in uitvoering van de bepalingen van hoofdstuk V - Algemeen kader voor het sluiten van tewerkstellingsbevorderende akkoorden in de ondernemingen - van deze overeenkomst.

Art. 58.Het beperkt comité, bedoeld in artikel 56, heeft eveneens de bevoegdheid : - zich uit te spreken over de aanvragen tot goedkeuring van de toetredingsovereenkomsten en -akten die werden opgesteld in uitvoering van de bepalingen van de hoofdstukken III en IV van deze overeenkomst; - een gemotiveerd advies te geven in het kader van de betwisting bedoeld in artikel 43 van deze overeenkomst. Afdeling 1. - Goedkeuring van de collectieve arbeidsovereenkomsten en

akten, opgesteld in uitvoering van hoofdstuk V

Art. 59.Het beperkt comité spreekt zich, binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de dag waarop de werkgever het volledige dossier heeft overgemaakt, uit over de goedkeuring van de collectieve arbeidsovereenkomsten en toetredingsakten bedoeld in artikel 50. Het dossier is volledig indien het alle elementen bevat die het beperkt comité toelaten te verifiëren of : - de overeenkomsten en akten overeenstemmen met het doel van bevordering van de arbeid, bepaald bij artikel 49; - de bij afdeling 2 van hoofdstuk V bepaalde procedureregels werden toegepast; - de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake arbeidsduur of aanpassing van de arbeidstijd werden nageleefd.

Het beperkt comité spreekt zich bij eenparigheid van de aanwezige leden uit.

Art. 60.In geval van een gemotiveerde weigering van goedkeuring binnen de in artikel 59 bedoelde termijn, mag de niet-goedgekeurde collectieve arbeidsovereenkomst of toetredingsakte niet worden beschouwd als zijnde opgesteld in uitvoering van hoofdstuk V van deze overeenkomst. Afdeling 2. - Goedkeuring van de toetredingsovereenkomsten en -akten,

opgesteld in uitvoering van de hoofdstukken III en IV

Art. 61.Het beperkt comité spreekt zich bij eenparigheid van de aanwezige leden uit over de goedkeuring van de toetredingsovereenkomsten en -akten bedoeld in de afdelingen 4 van de hoofdstukken III en IV binnen een termijn van zes weken. Deze vangt aan de dag dat de werkgever de behoorlijk ingevulde toetredingsformulieren en de andere volledige documenten waarvan de overlegging is vereist op basis van voormelde afdelingen 4, heeft overgemaakt.

De bevoegdheid van het beperkt comité is strikt beperkt tot het nagaan van de overeenstemming van de toetredingsovereenkomsten en -akten met de bepalingen van de hoofdstukken III en IV van deze overeenkomst.

Op gemotiveerde vraag van een lid van het beperkt comité, kan de in het eerste lid bedoelde termijn van zes weken worden verlengd met een termijn van maximum zes weken, De voorzitter van het paritair comité licht de werkgever in over de verlenging van de termijn.

Art. 62.De voorzitter van het paritair comité informeert de werkgever binnen 8 dagen van de beslissing van het beperkt comité.

Bij ontstentenis van een kennisgeving binnen de bij artikel 61 bedoelde termijn, wordt de toetredingsovereenkomst of -akte beschouwd als zijnde goedgekeurd.

In geval van gemotiveerde weigering van goedgekeuring binnen de bij artikel 61 bedoelde termijn, mag de toetredingsovereenkomst of -akte niet worden beschouwd als zijnde opgesteld in uitvoering van de hoofdstukken III en IV van deze overeenkomst. Afdeling 3. - Gemotiveerd advies

Art.63. Binnen zes weken volgend op de door de werkgever aan de voorzitter van het paritair comité geadresseerde geschreven aanvraag, geeft het beperkt comité een gemotiveerd advies over de betwisting aangaande de in het in artikel 40, eerste lid bedoelde geschrift opgenomen uurroosters. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 64.De artikelen 33 en 36 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1994 zijn van toepassing op hoofdstuk III van deze overeenkomst.

Art. 65.De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe de daadwerkelijke realisatie van de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid die bij deze overeenkomst zijn vastgesteld, te bevorderen.

Art. 66.Elke interpretatievraag en elke moeilijkheid bij de toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst kunnen, op initiatief van de meest gerede partij, worden voorgelegd aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Art. 67.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1995 en verstrijkt op 31 december 1996.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 1997.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995 betreffende de bevordering van de tewerkstelling in 1995 en 1996 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^