Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juli 2003
gepubliceerd op 15 oktober 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012609
pub.
15/10/2003
prom.
10/07/2003
ELI
eli/besluit/2003/07/10/2003012609/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JULI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de houthandel;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 juli 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de houthandel Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 Loon- en arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 28 september 2001 onder het nummer 59008/CO/125.03)

Artikel 1.Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de houthandel, alsook op de werklieden die zij tewerkstellen.

Onder "werklieden" verstaat men : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.

Art. 2.Juridisch kader De collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996) en houdt eveneens rekening met de bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000.

Art. 3.Voorafgaande bepaling De partijen gaan akkoord om naar een harmonisering te streven inzake de arbeids- en loonsvoorwaarden tussen de verschillende subsectoren die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de houthandel, inzonderheid tussen de sector van de zagerijen en de sector van de houthandel.

Art. 4.Koopkracht De partijen gaan akkoord om de koopkracht als volgt te verhogen : - ongeschoolden bij aanwerving : de aanvangslonen bedragen 0,37 EUR minder dan de lonen van een ongeschoolde werknemer na 6 maanden dienst. De periode van tewerkstelling als uitzendkracht wordt in mindering gebracht; - ongeschoolden na 6 maanden : 0,53 EUR; - geoefenden : 0,55 EUR; - geschoolden : 0,57 EUR; - meer dan geschoolden : 0,58 EUR. De loonsverhogingen worden als volgt in de tijd gespreid : - 1 januari 2001 : indexatie; - 1 april 2001 : indexatie; - 1 juli 2001 : 0,12 EUR (index inbegrepen); - 1 oktober 2001 : indexatie; - 1 januari 2002 : 0,10 EUR (index inbegrepen); - 1 april 2002 : indexatie; - 1 juli 2002 : indexatie; - 1 oktober 2002 : correctie rekening houdend met de hoger vermelde bedragen; - de vergoeding voor de vorming ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid, wordt verhoogd van 0,37 EUR tot 0,50 EUR per effectief gepresteerde en gelijkgestelde dag; - de syndicale premie wordt verhoogd met 116,51 EUR vanaf 1 januari 2001. Dezelfde verhoging geldt eveneens voor de bruggepensioneerden en diegene die een aanvullend pensioen genieten.Dit betekent dat vanaf 1 januari 2002 hun syndicale premie zal worden verhoogd tot 9,72 EUR per maand.

Art. 5.Sociaal voordeel Vanaf 1 januari 2001 wordt het sociaal voordeel op 5,2 pct. gebracht.

Aan de nieuwkomers in de sector die nog steeds in dienst zijn op 30 november van het jaar van indiensttreding wordt een sociaal voordeel toegekend van 54,54 EUR per maand. Dit voordeel wordt toegekend per gepresteerde maand tussen 1 januari en 30 juni. Indien het contract voor de zestiende van de maand aanvangt wordt de maand als gepresteerd beschouwd. Indien het contract na de vijftiende van de maand aanvangt, wordt de maand als niet-gepresteerd beschouwd.

Art. 6.Brugpensioen - behoud van de bestaande regeling, zijnde 58 jaar voor het voltijds brugpensioen, mits voldaan wordt aan de wettelijke bepalingen en de voorwaarden zoals vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1999; - de maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid wordt vanaf 1 januari 2002 gebracht op 105,11 EUR. Er is een administratieve afhouding van 10 pct. ten laste van niet-gesyndiceerde werknemers.

Indien bovenvermeld bedrag lager ligt dan het bedrag dat moet betaald worden ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, is de werkgever verplicht het verschil bij te passen. - Inzake halftijds brugpensioen verwijzen de partijen naar de regeling die ingevoerd wordt inzake toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende het tijdskrediet.

Werknemers die aangesloten zijn bij een vakbondsorganisatie genieten bovendien van een syndicale premie van 9,72 EUR per maand. Deze premie wordt samen met het aanvullend brugpensioen uitbetaald.

Voor bruggepensioneerden is er een bij wet opgelegde solidariteitsafhouding als bepaalde inkomensgrenzen overschreden worden (werkloosheidsuitkering + aanvullend brugpensioen).

Deze afhouding, die wordt berekend op basis van een maandelijks forfaitbedrag, is echter ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid.

De hoofdelijke bijdrage die werkgevers moeten betalen aan de Rijksdienst voor Werknemerspensioenen en aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening is ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 7.Aanvullend pensioen Aan de werknemers die op pensioen gaan vanaf de leeftijd van 60 jaar, onder de voorwaarden dat hun laatste werkgever tot de sector van de houthandel behoort, zij het wettelijk statuut van gepensioneerde verwerven, minstens 25 jaar als loontrekkende bewijzen en minstens 10 jaar gewerkt hebben in de sector van de houtindustrie, en minstens 7 sociale voordelen hebben genoten in de loop van de laatste 10 jaar wordt een aanvullend pensioen toegekend tot hun 65 jaar. Dit aanvullend pensioen bedraagt vanaf 1 januari 2002 157,66 EUR per maand.

Art. 8.Verplaatsingskosten De werkgevers zullen het interprofessioneel akkoord terzake toepassen en vanaf 1 januari 2001 60 pct. terugbetalen van het sociaal abonnement voor openbaar vervoer. Deze 60 pct. is ook van toepassing op het privé vervoer.

Vanaf 1 januari 2001 wordt een fietsvergoeding toegekend van 0,15 EUR per kilometer en dit met een maximum van 100 dagen per jaar. De fietsvergoeding geldt vanaf 0 kilometer. De fietsvergoeding wordt toegekend op basis van een verklaring op eer. Eens deze vergoeding is uitgeput wordt de geldende regeling van sociaal abonnement toegepast.

Art. 9.Tewerkstelling In uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst verklaren de ondertekenende partijen dat de werknemers ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de houthandel gebruik kunnen maken van de aanmoedigingspremies voor zorgkrediet, opleidingskrediet, landingsbanen, ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering, loopbaanvermindering 1/5e, toegekend door de Gewesten of de Gemeenschappen, en van eventueel bijkomende maatregelen.

Art. 10.Familiaal verlof en klein verlet De werkgevers zijn bereid om tijdens de duurtijd van de collectieve arbeidsovereenkomst één dag familiaal verlof te betalen in geval van hospitalisatie van een kind of van de partner. Dit kan enkel gebeuren op basis van een medisch attest waarin vermeld staat dat de aanwezigheid van de betrokkene noodzakelijk was.

Inzake de toekenning van klein verlet voor samenwonenden worden de bepalingen van de vorige collectieve arbeidsovereenkomst verlengd.

Art. 11.Risicogroepen en opleiding Inzake de vorming en opleiding voor risicogroepen wordt de wettelijk voorziene bijdrage, zoals voorzien in het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid (Belgisch Staatsblad van 13 februari 1997), namelijk 0,10 pct. gestort in het sectoraal fonds. De concrete noden van opleiding zullen onderzocht worden en een activering van de opleiding zal uitgewerkt worden. Er zal tevens een balans van de vorming en opleiding op regelmatige tijdstippen worden voorgelegd aan het paritair subcomité.

Art. 12.Fonds voor bestaanszekerheid De aanvullende vergoeding die vanuit het fonds voor bestaanszekerheid wordt toegekend ingeval van ziekte, arbeidsongeval of tijdelijke werkloosheid om economische redenen wordt volgens de bestaande regeling verhoogd van 3,72 EUR naar 4,09 EUR. Vanaf 1 januari 2001 wordt een bijzondere aanvullende bijdrage geheven door het fonds voor bestaanzekerheid van 1 pct. op de brutolonen aan 108 pct. ten voordele van het "Studie en Onderzoeksfonds voor de Houthandel" (SOFHOUT-FERCOB), en dit voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2001.

Art. 13.Overgangsbepalingen van Belgische frank naar euro Tijdens de overgangsperiode van Belgische frank naar euro, namelijk tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001 worden de hoger genoemde bedragen uitbetaald in Belgische frank zoals vermeld in bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 14.Statuut chauffeurs De partijen zijn akkoord om het statuut van de chauffeurs aan te passen. Die aanpassing betekent dat zij vanaf 1 januari 2001, 48 overuren per jaar mogen presteren, zonder overloon.

Art. 15.Kwaliteit op het werk De partijen zijn bereid om inspanningen te leveren om de stress op het werk te verminderen. Zij zullen dit doen in samenwerking met het "Technisch Centrum van de Houtnijverheid" (TCHN-CTIB).

Art. 16.Toenadering statuut arbeiders en bedienden Inzake het statuut arbeiders - bedienden gaan de partijen akkoord om de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad toe te passen.

Art. 17.Geldigheidsduur en slotbepalingen Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002, behalve de bepalingen inzake brugpensioen die blijven gelden tot 30 juni 2003. De ondertekenende partijen verbinden er zich toe om gedurende de looptijd van dit akkoord geen nieuwe eisen te stellen inzake de inhoud van dit akkoord en de sociale vrede te bewaren.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juli 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 Tijdens de overgangsperiode tussen de Belgische frank en de euro, namelijk tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001 worden de bedragen, vermeld in het protocolakkoord betaald in Belgische frank.

Dit heeft als gevolg dat de artikels als volgt worden aangepast :

Art. 4.Koopkracht De partijen gaan akkoord om de koopkracht als volgt te verhogen : - ongeschoolden bij aanwerving : de aanvangslonen zijn 15 BEF minder dan de lonen van een ongeschoolde werknemer na 6 maanden dienst; - ongeschoolden na 6 maanden : 21,5 BEF; - geoefenden : 22 BEF; - geschoolden : 23 BEF; - meer dan geschoolden : 23,5 BEF. De loonsverhogingen worden als volgt in de tijd gespreid : - 1 januari 2001 : indexatie; - 1 april 2001 : indexatie; - 1 juli 2001 : 5 BEF (index inbegrepen); - 1 oktober 2001 : indexatie; - 1 januari 2002 : 4 BEF (index inbegrepen); - 1 april 2002 : indexatie; - 1 juli 2002 : indexatie; - 1 oktober 2002 : correctie rekening houdend met de hoger vermelde bedragen. - de vergoeding voor de vorming, ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid, wordt verhoogd van 15 BEF tot 20 BEF per effectief gepresteerde en gelijkgestelde dag; - de syndicale premie wordt verhoogd tot 4 700 BEF vanaf 1 januari 2001. De zelfde verhoging geldt eveneens voor de bruggepensioneerden en diegene die een aanvullend pensioen genieten.Dit betekent dat zij vanaf 1 januari 2002 een verhoging zullen krijgen van hun syndicale premie van 392 BEF per maand.

Art. 5.Sociaal voordeel Vanaf 1 januari 2001 wordt het sociaal voordeel op 5,2 pct. gebracht.

Aan de nieuwkomers in de sector die nog steeds in dienst zijn op 30 november van het jaar van indiensttreding wordt een sociaal voordeel toegekend van 2 200 BEF per maand. Dit voordeel wordt toegekend per gepresteerde maand tussen 1 januari en 30 juni. Indien het contract voor de zestiende van de maand aanvangt wordt de maand als gepresteerd beschouwd. Indien het contract na de vijftiende van de maand aanvangt wordt de maand als niet gepresteerd beschouwd.

Art. 6.Brugpensioen - behoud van de bestaande regeling, zijnde 58 jaar voor het voltijds brugpensioen, mits te voldoen aan de wettelijke bepalingen; - de maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid wordt vanaf 1 januari 2002 gebracht op 4 240 BEF. Er is een administratieve afhouding van 10 pct. ten laste van de niet-gesyndiceerde werknemers.

Werknemers die aangesloten zijn bij een vakbondsorganisatie genieten bovendien van een syndicale premie van 392 BEF per maand. Deze premie wordt samen met het aanvullend pensioen uitbetaald.

Voor bruggepensioneerden is er een bij wet opgelegde solidariteitsafhouding als bepaalde inkomensgrenzen overschreden worden (werkloosheidsuitkering + aanvullend brugpensioen).

Deze afhouding, die wordt berekend op basis van een maandelijks forfaitbedrag, is echter ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid.

De hoofdelijke bijdrage die werkgevers moeten betalen aan de Rijksdienst voor Werknemerspensioenen en aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening is ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 7.Aanvullend pensioen Aan de werknemers die op pensioen gaan vanaf de leeftijd van 60 jaar, en onder de voorwaarden dat hun laatste werkgever tot de sector van de houthandel behoort, zij het wettelijk statuut van gepensioneerde verwerven, minstens 25 jaar als loontrekkende bewijzen en minstens 10 jaar gewerkt hebben in de sector van de houtindustrie, en minstens 7 sociale voordelen hebben genoten in de loop van de laatste 10 jaar wordt een aanvullend pensioen toegekend tot hun 65 jaar.

Dit aanvullend pensioen bedraagt vanaf 1 januari 2002, 6 360 BEF per maand.

Art. 8.Verplaatsingskosten De werkgevers zullen het interprofessioneel akkoord terzake toepassen en vanaf 1 januari 2001 60 pct. terugbetalen van het sociaal abonnement voor openbaar vervoer, ongeacht het vervoermiddel. Vanaf 1 januari 2001 wordt er een fietsvergoeding toegekend van 6 BEF per kilometer en dit met een maximum van 100 dagen per jaar. De fietsvergoeding wordt toegekend op basis van een verklaring op eer.

Eens deze vergoeding is uitgeput wordt de geldende regeling van sociaal abonnement toegepast.

Art. 12.Fonds voor bestaanszekerheid De aanvullende vergoeding die vanuit het fonds voor bestaanszekerheid wordt toegekend in geval van ziekte, arbeidsongeval of tijdelijke werkloosheid om economische redenen wordt, volgens de bestaande regeling, verhoogd van 150 BEF naar 165 BEF. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juli 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^