Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juli 2003
gepubliceerd op 05 augustus 2003

Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk ressorteren (1)

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012589
pub.
05/08/2003
prom.
10/07/2003
ELI
eli/besluit/2003/07/10/2003012589/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JULI 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) ressorteren (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 61, § 1, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991;

Gelet op het voorstel van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat er, in het belang van de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk ressorteren, aanleiding toe bestaat de opzeggingstermijnen zonder uitstel te wijzigen om economische en sociale redenen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk ressorteren.

Art. 2.In afwijking van de bepalingen van artikel 59 tweede en derde lid van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt de te geven opzeggingstermijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden, gesloten voor onbepaalde tijd, vastgesteld op : - vijf weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en twee weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die minder dan vijf jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - zes weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en twee weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen vijf en minder dan tien jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - tien weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en drie weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen tien en minder dan vijftien jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - veertien weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en drie weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen vijftien en minder dan twintig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - twintig weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en vier weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen twintig en minder dan vijfentwintig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - tweeëntwintig weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en zes weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die ten minste vijfentwintig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven.

Art. 3.In geval van opzegging met het oog op brugpensioen gelden de opzeggingstermijnen zoals bepaald in artikel 59, tweede en derde lid van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art. 4.De opzeggingen betekend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen behouden.

Art. 5.Het koninklijk besluit van 21 juni 2001 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk ressorteren, wordt opgeheven.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 7.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 juli 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 20 juli 1991, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1991.

^