gepubliceerd op 31 juli 2001
Koninklijk besluit tot wijziging, wat de voortgezette verzekering betreft, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
10 JULI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat de voortgezette verzekering betreft, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 32, eerste lid, 6°;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 247, § 1;
Gelet op het advies gegeven door het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, op 19 april 2000;
Gelet op het advies gegeven door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van de Dienst voor geneeskundige verzorging van hetzelfde Instituut op 24 november 2000;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 januari 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 februari 2001;
Gelet op het advies 31.426/1 van de Raad van State, gegeven op 19 april 2001;
Op de voordracht van onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 247, § 1 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) het 1° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° de werkloze gerechtigde wie werkloosheidsuitkeringen ontzegd zijn met toepassing van de volgende artikelen van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering : a) de artikelen 30 tot 34, 37, 38 en 85, omdat hij de gestelde toelaatbaarheidsvoorwaarden niet vervult;b) artikel 44, omdat hij niet zonder arbeid en zonder loon is;c) de artikelen 52, § 3, 52bis, § 2, 56, § 1, eerste lid, en 155, tweede lid;d) artikel 81, omdat de duur van zijn werkloosheid het in deze bepaling gestelde maximum overschrijdt;e) artikel 71, omdat hij de verplichtingen inzake controle niet vervult. De voortgezette verzekering wordt toegestaan voor een duur die niet korter mag zijn dan één maand en niet langer dan twaalf maanden; in de gevallen bedoeld onder punten b) en e) kan de voortgezette verzekering niet toegestaan worden, wanneer de uitgeoefende activiteit van bedrieglijke aard is, gelet op de verplichtingen opgelegd door de sociale wetgeving; » B) het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° de werkloze gerechtigde die voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op werkloosheidsuitkeringen, doch daarvan vrijwillig afziet, zonder dat hij evenwel de voorwaarden vervult, bepaald in artikel 246, eerste lid, 11°.
De voortgezette verzekering wordt toegestaan voor een duur welk niet korter mag zijn dan één maand en niet langer dan drie maanden; » C) het 3° wordt opgeheven.
Art. 2.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 juli 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE