10 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 12 april 1995 houdende uitvoering van artikel 3, § 1, vierde lid, van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming voor de verkiezing van het Europees Parlement van 12 juni 1994, de provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1994 en de verkiezingen van 21 mei 1995 voor de gelijktijdige vernieuwing van de federale Kamers, de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 76, § 1, 1° en § 3, vervangen door de wet van 18 juli 1990;

Gelet op het ontwerp van officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 12 april 1995 houdende uitvoering van artikel 3, § 1, vierde lid, van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming voor de verkiezing van het Europees Parlement van 12 juni 1994, de provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1994 en de verkiezingen van 21 mei 1995 voor de gelijktijdige vernieuwing van de federale Kamers, de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, opgemaakt door de Centrale dienst voor Duitse vertaling van het Adjunct-arrondissementscommissariaat in Malmedy;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bij dit besluit gevoegde tekst is de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 12 april 1995 houdende uitvoering van artikel 3, § 1, vierde lid, van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming voor de verkiezing van het Europees Parlement van 12 juni 1994, de provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1994 en de verkiezingen van 21 mei 1995 voor de gelijktijdige vernieuwing van de federale Kamers, de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 2.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE

Bijlage MINISTERIUM DES INNERN 12. APRIL 1995 - Königlicher Erlass zur Ausführung von Artikel 3 § 1 Absatz 4 des Gesetzes vom 11.April 1994 zur Organisierung der automatisierten Wahl für die Wahl des Europäischen Parlaments vom 12.

Juni 1994, die Provinzial- und Gemeindewahlen vom 9. Oktober 1994 und die Wahlen vom 21. Mai 1995 zur gleichzeitigen Erneuerung der Föderalen Kammern, des Flämischen Rates, des Wallonischen Regionalrates, des Rates der Region Brüssel-Hauptstadt und des Rates der Deutschsprachigen Gemeinschaft ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruss! Aufgrund des Gesetzes vom 11. April 1994 zur Organisierung der automatisierten Wahl, insbesondere des Artikels 3 § 1 Absatz 4;

Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 18. April 1994 zur Bestimmung der Wahlkantone, in denen ein automatisiertes Wahlverfahren angewandt wird;

Aufgrund des Einverständnisses Unseres Ministers des Haushalts vom 3.

April 1995;

Aufgrund der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat, insbesondere des Artikels 3 § 1 Absatz 1, ersetzt durch das Gesetz vom 4. Juli 1989;

Aufgrund der Dringlichkeit;

In der Erwägung, dass aufgrund der Nähe der Wahlen von Sonntag, dem 21. Mai 1995, zur gleichzeitigen Erneuerung der Föderalen Kammern, des Flämischen Rates, des Wallonischen Regionalrates, des Rates der Region Brüssel-Hauptstadt und des Rates der Deutschsprachigen Gemeinschaft unverzüglich alle Massnahmen in bezug auf die Organisation dieser Wahlen getroffen werden müssen; Auf Vorschlag Unseres Ministers des Innern Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: Artikel 1 - Folgende Höchstnormen gelten in bezug auf die automatisierte Wahlapparatur, für die der Staat sich finanziell in Höhe von 20 % an den Erwerbskosten der Gemeinden für diese Apparatur beteiligt: 1. Die zu berücksichtigende Anzahl Wahlapparate wird ermittelt, indem die Anzahl Wähler, die bei der Wahl, für die die Gemeinde erstmals automatisierte Wahlsysteme angewandt hat, eingetragen waren, durch zweihundert geteilt wird.2. Die zu berücksichtigende Anzahl elektronischer Urnen wird ermittelt, indem die Zahl, die sich aus der unter Nr.1 erwähnten Operation ergibt, durch fünf geteilt wird. 3. Ein System zur Totalisierung der Stimmen auf Ebene des Hauptwahlvorstands der Gemeinde kann je Gruppe von dreissig Wahlbüros berücksichtigt werden;ist die Anzahl der Wahlbüros kein Vielfaches von dreissig, kann ein zusätzliches System berücksichtigt werden, wenn die überschüssigen Wahlbüros mehr als 20 % der Gesamtanzahl Wahlbüros ausmachen, sofern diese Anzahl sich auf höchstens neunzig beläuft, beziehungsweise mehr als 10 % dieser Gesamtanzahl, sofern diese Anzahl über neunzig liegt; umfasst die Gemeinde weniger als dreissig Wahlbüros, wird ungeachtet der Anzahl Büros ein System zur Totalisierung der Stimmen berücksichtigt.

Hinsichtlich der Anzahl, die in Absatz 1 Nr. 1 und 2 berücksichtigt werden muss, wird ein zusätzlicher Wahlapparat oder eine zusätzliche Urne hinzugefügt, wenn die Dezimale der Teilung mindestens 0,5 beträgt.

Liegt die Anzahl der von der Gemeinde erworbenen Wahlapparate, elektronischen Urnen oder Systeme zur Totalisierung der Stimmen unter der in Absatz 1 erwähnten Höchstanzahl, wird die finanzielle Beteiligung des Staates unbeschadet der Artikel 2 bis 4 auf der Grundlage dieser Anzahl berechnet.

Liegt die Anzahl der von der Gemeinde erworbenen Wahlapparate, elektronischen Urnen oder Systeme zur Totalisierung der Stimmen über der in Absatz 1 erwähnten Höchstanzahl, wird die finanzielle Beteiligung des Staates auf diese Höchstanzahl begrenzt.

Art. 2 - In Abweichung von Artikel 1 Absatz 1 Nr. 1 ist der Divisor in den Gemeinden des Verwaltungsbezirks Brüssel-Hauptstadt hundertachtzig anstatt zweihundert.

Art. 3 - In Abweichung von Artikel 1 Absatz 1 Nr. 2 kann in ländlichen Gemeinden oder Stadtgemeinden mit ländlichen Gebieten die Anzahl elektronischer Urnen, die zu berücksichtigen ist, erhöht werden, so dass in gleich vielen Gebäuden Wahlbüros eingerichtet werden können wie bei den Parlamentswahlen, die der Wahl unmittelbar vorhergingen, bei der erstmals ein automatisiertes Wahlsystem angewandt worden ist.

Art. 4 - Ist eine Gemeinde Hauptort eines Wahlkantons, wird die zu berücksichtigende Höchstanzahl Systeme zur Totalisierung der Stimmen um eine Anzahl Systeme erhöht, die gemäss der in Artikel 1 Absatz 1 Nr. 3 vorgesehenen Methode berechnet wird, jedoch unter Berücksichtigung der Gesamtanzahl Wahlbüros des Kantons.

Art. 5 - Der zu berücksichtigende Preis der automatisierten Wahlapparatur ist der Nettopreis, den die Gemeinde wirklich gezahlt hat, inklusive Mehrwertsteuer, wobei folgende Höchstbeträge gelten: 1. 45 500 BF ohne Mehrwertsteuer für Wahlapparate, 2.62 000 BF ohne Mehrwertsteuer für elektronische Urnen, 3. 47 000 BF ohne Mehrwertsteuer für Systeme zur Totalisierung der Stimmen. Art. 6 - Die Gemeinde, auf die die in den vorhergehenden Artikeln erwähnten Bestimmungen anwendbar sind, ist verpflichtet, eine Akte einzureichen, die folgendes enthält: 1. Kopie des Kaufvertrags für die automatisierte Wahlapparatur, 2.diesbezügliche Rechnung, 3. gegebenenfalls Aufstellung der Gebäude, in denen Wahlbüros bei den Parlamentswahlen eingerichtet waren, die unmittelbar der Wahl vorhergingen, bei der erstmals ein automatisiertes Wahlsystem angewandt worden ist, unter Angabe der Lokalisierung dieser Gebäude. Art. 7 - Unser Minister des Innern ist mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt.

Gegeben zu Châteauneuf-de-Grasse, den 12. April 1995 ALBERT Von Königs wegen: Der Minister des Innern J. VANDE LANOTTE Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE