gepubliceerd op 10 januari 2003
Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoeld Rijksinstituut bij de openbare instellingen van sociale zekerheid
10 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoeld Rijksinstituut bij de openbare instellingen van sociale zekerheid
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit waarvan wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als hoofdoel een aantal bepalingen uit te voeren van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, voert in de sociale zekerheid het concept van bestuursovereenkomsten in.
Sinds de jaren 80 is de responsabilisering van de actoren van de sociale zekerheid een belangrijke politieke bekommernis. Het gaat om het bewaren van de verworvenheden van de sociale zekerheid, terwijl een duurzame financiering verzekerd blijft. Een nieuwe stap zal gezet worden in 2002 met de inwerkingtreding van de eerste bestuursovereenkomsten, gesloten tussen de Belgische Staat en de sociale parastatalen. De doelstelling is de sociale zekerheid uit te rusten met een nieuw werkkader, dat dankzij een toegenomen verantwoordelijkheid van het administratief beheer zal toelaten de doeltreffendheid van de aangeboden diensten te verhogen.
In het verslag aan de Koning van het voornoemde besluit van 3 april 1997 wordt een bestuursovereenkomst bepaald als zijnde « een contract tussen het orgaan dat delegeert (de Staat) en het orgaan dat de taak uitvoert (de instelling van sociale zekerheid : het beheerscomité en persoon belast met het dagelijks bestuur), waarbij deze laatste een bepaalde output (d.i. dienstverlening) moet leveren en daartoe over voldoende ruimte beschikt in de inrichting van de interne organisatie en in de aanwending van het hem toegemeten budget ». Er wordt ook gepreciseerd dat « de bestuursovereenkomsten met instellingen van sociale zekerheid enkel betrekking hebben op het beheer van de instellingen en niet op de inhoud van de sociale programma's. De algemene veranderingen t.o.v. de vroegere bestuurlijke situatie behelzen hierbij : - uitdrukkelijk omschrijven van producten en diensten (« output »); - daaraan gekoppeld toekennen van middelen (« input »); - inzake het gebruik van middelen; - afspraken over bewaking van voortgang en verantwoording; - één en ander vastgelegd in expliciete contracten.
De belangrijkste voordelen van dit soort overeenkomst zijn : een efficiëntere bedrijfsvoering door de instelling, een grotere mate van kostenbewustheid, met als gevolg besparingen, een betere arbeidsvoldoening en snellere besluitvormingsprocedures. » De politieke overheid blijft dus bekwaam voor het bepalen van het sociaal beleid, met eerbiediging van de overlegprocedures met de sociale partners en om opdrachten toe te kennen aan de parastatale instellingen. Zodra deze opdrachten bepaald zijn, zullen deze instellingen verantwoordelijk worden gehouden voor hun uitvoering en de graad van doeltreffendheid van deze uitvoering in het kader van de bestuursautonomie die hen zal worden toegekend. Het doel van de bestuursovereenkomsten is de openbare instellingen van sociale zekerheid te responsabiliseren inzake administratieve efficiëntie.
De relatie van toezicht die heden bestaat tussen een Minister en een instelling zal worden vervangen door een contractuele relatie die ieders verplichtingen bepaalt. Dit betekent concreet dat de bestuursovereenkomst de opdrachten van de instelling bepaalt, de doelstellingen inzake administratieve efficiëntie vaststelt, evenals een beheersbegroting die haar in staat moet stellen deze doelstellingen te bereiken. Bovendien zorgt een nieuw wettelijk en reglementair kader ervoor dat de instelling over een grotere autonomie beschikt inzake begroting en personeel.
De bestuursovereenkomst regelt de volgende aangelegenheden (artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 7 april 1997) : « 1° de taken die de instelling op zich neemt ter vervulling van de opdrachten die haar door of krachtens de wet, of bij Regeringsbeslissing zijn toevertrouwd; 2° de gekwantificeerde doelstellingen inzake efficiëntie en kwaliteit met betrekking tot deze taken;3° in de mate dat de instellingen rechtstreeks contact hebben met het publiek, de gedragsregels ten aanzien van het publiek;4° de methodes voor het meten en het opvolgen van de mate waarin de doelstellingen en gedragsregels worden nageleefd;5° de berekeningswijze en de vaststelling van de beheerskredieten die voor de uitvoering van deze taken ter beschikking worden gesteld;6° de berekeningswijze en de vaststelling van het maximaal bedrag aan personeelskredieten dat betrekking heeft op statutaire ambtenaren;7° binnen het kader bepaald door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit, de positieve sancties voor de instelling bij naleving van de verbintenissen uit de bestuursovereenkomst;8° binnen het kader bepaald door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit, de oplossende maatregelen of sancties bij niet-naleving door één der partijen van haar verbintenissen uit hoofde van de bestuursovereenkomst. § 2, 7° en 8° treden in werking op een door de Koning te bepalen datum. » De eerste bestuursovereenkomsten zullen voor een duur van drie jaar worden afgesloten.
De graad van verwezenlijking van de doelstellingen zal worden bepaald op basis van indicatoren die periodiek zullen gemeten worden en die opgenomen zullen worden in de dashboards. Hiernaast zullen de openbare instellingen van sociale zekerheid een begrotingsplan opmaken waarin de wijze wordt uiteengezet waarop de toegekende taken zullen worden uitgevoerd met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen die zijn bepaald in de bestuursovereenkomst.
De begroting van de openbare instellingen van sociale zekerheid die een overeenkomst hebben afgesloten zal bestaan uit twee delen : - een opdrachtenbegroting, die de ontvangsten en de uitgaven bevat betreffende de wettelijke opdrachten van de instelling; - een beheersbegroting, die de ontvangsten en de uitgaven bevat betreffende het beheer van de instelling.
In de beheersbegroting wordt een onderscheid gemaakt tussen : - de personeelsuitgaven; - de werkingsuitgaven; - de investeringsuitgaven.
De beheersbegroting kan slechts limitatieve kredieten bevatten, met uitzondering van de kredieten betreffende belastingen, verschuldigde bijdragen krachtens fiscale bepalingen of uitgaven ingevolge gerechtelijke procedures of beslissingen. Het beheersorgaan kan echter beslissen kredieten in de beheersbegroting van eenzelfde boekjaar over te dragen mits het gunstig advies van de regeringscommissaris die de Minister van Begroting vertegenwoordigt. De kredieten die voorzien zijn voor de investeringsuitgaven of voor de met het investeringprogramma verbonden werkingsuitgaven, die niet tijdens het begrotingsjaar zullen opgebruikt zijn, zullen opnieuw worden ingeschreven in de beheersbegroting van het volgende begrotingsjaar, voorzover dit nodig is voor de uitvoering van het investeringsprogramma. De opdrachtenbegroting, daarentegen, zal niet-limitatieve kredieten mogen bevatten.
Inzake personeel zal het beheersorgaan zelfstandig het organieke kader mogen vaststellen. Hierin zal het geheel worden beschreven van de betrekkingen die bekleed worden of bekleed kunnen worden door het statutair of het contractueel personeel. Een verhouding zal worden vastgesteld tussen het organieke kader en het functionele organigram van de instelling, wat zodoende de basis vormt voor een echt beleid inzake personeel.
De controle zal zoals daarvoor worden uitgeoefend door middel van twee regeringscommissarissen : een die de toezichthoudende Minister vertegenwoordigt en een ander die de Minister van Begroting vertegenwoordigt. De rol van deze commissarissen is echter belangrijker geworden : « Ze moeten voornamelijk gezien worden als de vertegenwoordigers van een andere partij in een contractuele relatie, waarbij beide partijen gezamenlijk streven naar het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen op de meest efficiënte manier. Dit impliceert een grotere betrokkenheid van de regeringscommissarissen bij de werking van de instelling en het opnemen, door deze laatsten, van een aantal verantwoordelijkheden inzake het tijdig aangeven van risico's tot niet-naleving van de bestuursovereenkomst » (commentaar bij de artikelen van het koninklijk besluit van 3 april 1997).
Jaarlijks zal er een overleg moeten plaatsvinden tussen de regeringscommissarissen, het beheersorgaan en de administrateur-generaal van de instelling, ten einde de goede uitvoering van de bestuursovereenkomst te evalueren.
Gemeenschappelijke bepalingen aan de verschillende overeenkomsten De bepalingen betreffende de verbintenissen van de Staat en de berekening van de beheerskredieten hebben het voorwerp uitgemaakt van een bijzondere aandacht. Het was inderdaad van het grootste belang dat men, voor deze bepalingen, dezelfde tekst terugvindt in alle bestuursovereenkomsten.
De verbintenissen van de Staat houden in : - Het overleg van de Staat met de instellingen van sociale zekerheid naar aanleiding van wijzigingen van de wetgeving; - Het eerbiedigen van een thesaurieplan voor de storting van de subsidies en van de alternatieve financiering; - Het in rekening brengen, tijdens de evaluatie van de overeenkomst, van gebeurtenissen van overmacht of van politieke beslissingen die gevolgen zouden kunnen hebben op de verwezenlijking van de overeenkomst; - De verzekering van een doeltreffende samenwerking van de Federale Ministeries in de opdrachten waar een samenwerking met een instelling noodzakelijk is.
In het hoofdstuk dat handelt over de beheerskredieten, is het noodzakelijk van, en dit voor alle instellingen, eenzelfde bedrag te voorzien waarboven elke beslissing om een onroerend goed te verwerven, te bouwen, te renoveren of te vervreemden onderworpen wordt aan een voorafgaande machtiging. Het is eveneens noodzakelijk een voorafgaande machtiging te voorzien van de voogdijminister en van de Minister van Begroting voor de affectatie van de opbrengst van de verkoop van roerende of onroerende goederen.
Budgettaire aspecten van de bestuursovereenkomsten a) Inleiding Via de omzendbrief van 13 juni 2001 en in het kader van de vaststelling van de budgettaire enveloppes van de bestuursovereenkomsten, heeft de Minister van Begroting een bepaald aantal inlichtingen aan de instellingen gevraagd, te weten : - Het bedrag van de realisaties 1998, 1999 en 2000 alsook het aangepaste budgettaire bedrag voor deze periodes. - De initiële en aangepaste budgettaire bedragen voor 2001. - De budgettaire vooruitzichten voor 2002 alsook een meerjarenraming voor 2003 en 2004. - De evolutie van de daadwerkelijke statutairen en contractuelen sinds 1998.
Het resultaat van de behandeling van deze gegevens is aan het College van administrateur-generaals voorgesteld geweest op 12 oktober 2001. b) Resultaten van de bilaterale vergaderingen Voor het RSVZ werd de bilaterale vergadering gehouden op 6 november 2001.Een afvaardiging van de instelling, vertegenwoordigers van de verschillende betrokken Kabinetten, vertegenwoordigers van het Ministerie van Financiën en van het toezichthoudend ministerie, een vertegenwoordiger van de Regeringscommissaris voor de sociale zekerheid en de Regeringscommissarissen en/of afgevaardigden van het Ministerie van Financiën bij de instelling waren op deze vergadering aanwezig. Er werd nagegaan of de overeenkomst overeenstemming was met de wettelijke bepalingen, inzonderheid artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met het economisch, sociaal en financieel beleid van de Staat, met het Handvest van de sociaal verzekerde en met de administratieve vereenvoudiging.
Ingevolge de beslissingen van de Ministerraad van 7 december 2001 werd de overeenkomst aangepast wat betreft de gemeenschappelijke bepalingen inzake de verbintenissen van de Staat en de wijze van berekening van de beheerskredieten in verband met de beheersbudgetten. c) Meerjarenraming 2003-2004 Voor de genormeerde kosten (personeelskosten, werkingskosten en investeringen uitgezonderd informatica en onroerende goederen), is de toegestane verhoging in 2003 en 2004 in principe de gezondheidsindex en de door de Regering weerhouden verhoging in het kader van zijn stabiliteitsprogramma. De bestuursovereenkomst van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen Naar vorm en inhoud is de bestuursovereenkomst tot stand gekomen vanuit de optie om een zo volledig mogelijk beeld te bieden van de taken van het RSVZ. De bestuursovereenkomst is dan ook, gelet op de diverse uiteenlopende basisopdrachten, vrij omvangrijk en bestaat uit een preambule, zeven titels en drie bijlagen.
Titel I bevat de definities van begrippen die verder in de bestuursovereenkomst worden gehanteerd.
Titel II handelt over de taken en doelstellingen van het RSVZ. In een eerste hoofdstuk wordt een algemene omschrijving gegeven van de taken van het RSVZ. Elk van deze taken wordt in de daaropvolgende hoofdstukken gedetailleerd besproken. Aan elke taak is een kwantitatieve en/of kwalitatieve doelstelling gekoppeld.
Hoofdstuk 2 handelt over de taken en doelstellingen inzake de verzekerings- en/of bijdrageplicht, waarbij telkens een onderscheid wordt gemaakt tussen de natuurlijke personen en de rechtspersonen : - De vaststelling van de verzekeringsplicht van natuurlijke personen, met de opsporing, de ingebrekestelling en desgevallend de ambtshalve aansluiting bij de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen. Een snelle informatie van de zelfstandigen over hun rechten en plichten is het streefdoel. Doelstelling is in de loop van 2002, 60 % van deze beslissingen te nemen binnen de drie en een half maanden, te rekenenen vanaf het ogenblik waarop het RSVZ kennis heeft genomen van een feit dat de verzekeringsplicht met zich meebrengt, en deze termijn tegen eind 2004 terug te brengen tot twee maanden. - De vaststelling van de stopzetting in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, waarbij het RSVZ een bijzondere inspanning zal leveren om de conclusies aan de adviserend geneesheer op diens verzoek mee te delen binnen de dertig dagen volgend op de ontvangst van de verklaring van arbeidsongeschiktheid. - De vaststelling van de bijdrageplicht van de vennootschappen. De procedure start met een informatiebrief, desgevallend gevolgd door een formele ingebrekestelling en zonodig een ambtshalve aansluiting. Het RSVZ verbindt er zich toe vragen of betwistingen met betrekking tot die bijdrageplicht binnen de week te behandelen. Streefdoel is dit in 2002 voor 91 % van de gevallen te doen en dit percentage tegen eind 2004 op te trekken naar 95 %. - Beslissingen inzake verminderde bijdragen en verzaking van verhogingen. Voor de verminderde bijdragen zal het RSVZ in 2002 binnen de drie maanden beslissen in 85 % van de gevallen en dit percentage tegen eind 2004 optrekken naar 95 %. Voor de verzaking aan de verhogingen, zal in 2002 90 % van de aanvragen binnen de drie en een half maanden beslist worden. Tegen eind 2004 zal deze termijn teruggebracht worden tot twee en een half maanden. - Het innen van de solidariteits-, matigings- en consolidatiebijdragen. De overgrote meerderheid van de dossiers bevinden zich reeds in gerechtelijke invordering, zodat de doelstelling erin bestaat de operaties inzake de invordering van deze bijdragen af te sluiten in de loop van deze bestuursovereenkomst. - De aansluiting van zelfstandigen bij de Nationale Hulpkas en de inning van de aan de Nationale Hulpkas verschuldigde sociale bijdragen. Voor de ambtshalve aansluitingen zal de Nationale Hulpkas een termijn van maximaal dertig dagen respecteren tussen de ontvangst van het volledige dossier inzake de verzekeringsplicht en de kennisgeving aan de betrokkene van zijn aansluiting bij de Kas. Voor de vrijwillige aansluitingen zal de Nationale Hulpkas een termijn van viftien dagen respecteren tussen de ontvangst van de volledige aansluitingsaanvraag en de bevestiging aan de betrokkene van zijn aansluiting bij de kas. - De inning van sociale bijdragen. De Nationale Hulpkas zal de sociale bijdrage berekenen en de afrekening waarbij de betaling wordt gevorderd versturen binnen de maand die volgt op de maand waarin de noodzakelijke inlichtingen ontvangen worden. Dezelfde termijn geldt voor het versturen van regularisaties. Het financieel rendement zal zo goed mogelijk verbeterd worden, met bijzondere aandacht voor de gerechtelijke invordering. - De aansluiting van vennootschappen bij de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en de inning van de aan de Nationale Hulpkas verschuldigde vennootschapsbijdragen. Zowel bij een vrijwillige als bij een ambtshalve aansluiting verstuurt het RSVZ het vervaldagbericht binnen de week volgend op de aansluiting. Het RSVZ zal onderzoeken hoe de inzameling van die gegevens met betrekking tot de hoofdelijk aansprakelijken kan versneld worden en streven naar een geleidelijke verbetering van het financieel rendement van de vennootschapsbijdragen, zowel voor de gewone inningen als voor de gerechtelijke invorderingen.
Hoofdstuk 3 handelt over de taken en doelstellingen inzake het toekennen van rechten en het betalen van uitkeringen : - Beslissingen inzake de toekenning van pensioenen. Het RSVZ onderzoekt de rechten op een pensioen hetzij op aanvraag, hetzij ambtshalve ten behoeve van de zelfstandigen (rustpensioen), hun overlevende echtgenoot (overlevingspensioen), of hun uit de echt gescheiden echtgenoot (pensioen van uit de echt gescheiden echtgenoot). Het herrekent het supplement dat in het kader van de vervroegde uittreding in de landbouw wordt toegekend, wanneer de gerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt en berekent, in geval van overlijden van de gerechtigde, het supplement voor de overlevende echtgenoot. Het stelt de pensioenrechten vast die moeten worden overgedragen aan de E.U. en behandelt de dossiers van de onvoorwaardelijke pensioenen. Bovendien voert de Infodienst-Pensioenen ramingen uit van de toekomstige pensioenrechten. - Het RSVZ verbindt zich ertoe 60 % van de aanvragen inzake rustpensioen en pensioen voor de echtgescheiden echtgenoot te beslissen binnen een termijn van drie maanden. Dit percentage zal tegen eind 2004 opgetrokken worden tot 85 %. - De aanvragen inzake overlevingspensioen zullen worden beslist binnen een termijn van twee maanden. - De ramingen van toekomstige pensioenrechten zullen in 2002 voor 85 % meegedeeld worden binnen een termijn van dertig dagen. Tegen eind 2003 zal dit percentage opgetrokken worden naar 100 %. - Omwille van de vigerende wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de vaststelling van de toe te passen coëfficiënten, het ogenblik waarop de sociale verzekeringsfondsen de loopbaan-, inkomens-, en bijdragegegevens van de toekomstige gepensioneerden ten vroegste aan het RSVZ kunnen overmaken en de eenheid van loopbaan, kunnen bovenvermelde termijnen maar beginnen te lopen vanaf het ogenblik dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de pensioenberekening ter beschikking zijn van het RSVZ. Het RSVZ stelt van zijn kant alles in het werk om in de praktijk tot een efficiënte en snellere gegevensinzameling te komen. - Briefwisseling met betrekking tot de individuele pensioensituatie zal op een begrijpelijke en zo volledig mogelijke wijze beantwoord worden binnen een termijn van dertig dagen. In 2002 zal dit gebeuren in 70 % an de gevallen. Tegen eind 2004 wordt dit percentage opgetrokken naar 90 %. - Het RSVZ streeft een "nul fouten"-marge na. - Beslissingen inzake gelijkstelling, voortgezette verzekering en de regularisaties van gewezen kolonisten. Het RSVZ zal deze aanvragen beslissen binnen de drie en een half maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. In 2002 zal dit gebeuren voor 77 % van de aanvragen. Tegen eind 2004 zal dit percentage opgetrokken worden naar 85 %. - De toekenning en de uitbetaling van gezinsbijslagen aan de aangeslotenen van de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen. Aan nieuwe aanvragen zal binnen de drie maanden volgend op hun ontvangst gevolg gegeven worden. In 2002 voor 90 % van de dossiers, tegen eind 2004 voor 95 %. Wijzigingen in dossiers zullen, ten belope van dezelfde percentages binnen de maand worden verwerkt. De inbetalingstelling en desgevallend de uitbetaling voor nieuwe dossiers zal worden uitgevoerd binnen de twee maanden volgend op de beslissing van toekenning. De geregelde maandelijkse betaling van de wettelijk verschuldigde bijslag aan de bijslagtrekkende wordt in 95 % van de lopende dossiers gegarandeerd. Voor de dossiers waar een wijziging optreedt van de betalingsgegevens, zal de regularisatie binnen de maand worden doorgevoerd. Op het vlak van de informatieverstrekking inzake de gezinsbijslagen zal de Nationale Hulpkas binnen de maand gevolg geven aan de informatieaanvraag. - De toekenning en de uitbetaling van de voordelen van de sociale verzekering in geval van faillissement aan de aangeslotenen van de Nationale Hulpkas. De Nationale Hulpkas geeft aan de aanvragen gevolg binnen de drie maanden volgend op het ogenblik van hun ontvangst. In 2002 voor 90 % van de aanvragen, tegen eind 2004 voor 95 %. Op het vlak van de uitbetaling zal de Nationale Hulpkas ten belope van voormelde percentages, tot de uitbetaling overgaan binnen de maand volgend op de toekenning. Op het vlak van de informatieverspreiding inzake de uitkeringen in geval van faillissement, zal de Nationale Hulpkas het nodige gevolg geven binnen de maand volgend op de informatieaanvraag. - De terugvordering en de eventuele verzaking eraan. De gezinsbijslagen en de uitkeringen in geval van faillissement, waarvan wordt vastgesteld dat ze ten onrechte werden uitbetaald, worden teruggevorderd, zo nodig langs gerechtelijke weg. Alle nodige schikkingen worden getroffen om onverschuldigd betaalde bedragen te vermijden of in voorkomend geval te vermijden dat de bedragen van de schuld te aanzienlijk worden. Onverschuldigd betaalde bedragen zullen zo snel mogelijk aan de sociaal verzekerde worden meegedeeld, met de juiste informatie een duidelijke berekening en een motivering.
Aanvragen tot verzaking aan de terugvordering zullen binnen de maand beslist worden. In 2002 voor 91 % van de aanvragen, tegen eind 2004 voor 95 %.
Hoofdstuk 4 handelt over de taken en doelstellingen inzake het bijhouden van de repertoria van de zelfstandigen en van de vennootschappen : - De registratie van de nieuwe aansluitingen en de overgangen naar een ander sociaal verzekeringsfonds. Het gaat om geautomatiseerde procedures ontstaan uit een streven naar administratieve vereenvoudiging en het verkorten van de termijnen. - Het beheer van de identificatie- en loopbaangegevens van de zelfstandigen. Met betrekking tot deze gegevens geldt het principe dat de afzender verantwoordelijk blijft voor de aangeboden gegevens.
Fouten worden gesignaleerd aan de afzender, die geacht wordt zelf correctie aan te brengen. Het RSVZ volgt zowel de bijwerkingen als de foutmeldingen nauwgezet op en vervult een signaal- en bijstandsfunctie voor de meewerkende instellingen. - Het beheer van de inkomensgegevens. Het RSVZ verdeelt de informatie inzake de inkomens van de zelfstandigen, die het meegedeeld krijgt van de administratie der directe belastingen, naar de sociale verzekeringsfondsen die dit gegeven nodig hebben om de bijdragen van de bij hen aangesloten zelfstandigen te berekenen. Deze inkomensgegevens zullen binnen een termijn van één maand toegewezen worden aan alle sociale verzekeringsfondsen die ze nodig hebben. - Het beheer van het secundair netwerk in het kader van de Kruispuntbank. Het RSVZ zal de in- en output van het secundair netwerk nauwgezet opvolgen en waken over de kwaliteit en de regelmaat ervan. - Het repertorium van de vennootschappen. De gegevensuitwisseling tussen het rijksregister en het RSVZ enerzijds en het RSVZ en de sociale verzekeringsfondsen anderzijds, gebeurt op dagelijkse basis.
Deze uitwisseling en de eventuele foutmeldingen worden door het RSVZ nauwgezet opgevolgd.
Hoofdstuk 5 handelt over de taken en doelstellingen inzake het financieel beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen Het RSVZ is belast met de uitvoering van het globaal financieel beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen. Het RSVZ ziet toe op de dagelijkse doorstorting van de door de sociale verzekeringsfondsen geïnde bijdragen en op de regelmatige doorstorting van de rijkssubsidies en van de middelen uit de alternatieve financiering.
Het RSVZ ziet toe op de correcte verdeling van de financiële middelen aan de uitbetalingsorganismen (RVP, RIZIV en sociale verzekeringsfondsen), binnen de met die organismen afgesproken termijnen. Het RSVZ zal de thesauriemiddelen beheren als een goede huisvader. Het RSVZ zal instaan voor een correcte opmaak en opvolging van de beheers- en opdrachtenbegroting van het Rijksinstituut en zal de nodige medewerking verlenen voor de opmaak en de opvolging van de evenwichtstabel van het globaal beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen, opgemaakt door het Algemeen Beheerscomité van het sociaal statuut der zelfstandigen.
Hoofdstuk 6 handelt over de taken en doelstellingen betreffende de ondersteuning van de operationele opdrachten, het beleid inzake het sociaal statuut der zelfstandigen en de goede werking van de instelling.
In de eerste vijf hoofdstukken van Titel II wordt aandacht aan de opdrachten van wat men de operationele diensten noemt. In dit hoofdstuk worden een aantal ondersteunende taken toegelicht.
Titel III bespreekt de engagementen van het RSVZ met betrekking tot de verwerking van aanvragen en de gedragsregels ten aanzien van het publiek.
Bij de algemene bepalingen in hoofdstuk 1 gaat het vooral om de naleving van de wet van 29 juli 1991 op de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen, het Handvest van de gebruiker van de overheidsdiensten van 4 december 1992, de wet van 11 april 1994 met betrekking tot de openbaarheid van bestuur en de wet van 11 april 1995 tot invoering van het Handvest van de sociaal verzekerde. Het RSVZ zal daarbij handelen overeenkomstig de richtlijnen opgenomen in bijlage 3 bij deze overeenkomst.
In deze Titel worden voorts volgende onderwerpen behandeld : informatieverspreiding, uniforme toepassing van de reglementering, leesbaarheid van de gebruikte formulieren, het onthaal en de ombudsdiensten.
In Titel IV engageert het RSVZ zich ertoe de kwantificeerbare doelstellingen en gedragsregels waartoe het zich in deze bestuursovereenkomst verbindt, op regelmatige wijze te meten en evalueren aan de hand van boordtabellen, die onder meer indicatoren als aantallen, saldi en doorlooptijd zullen bevatten. De kwantificeerbare doelstellingen zullen vanaf einde 2002 opgemeten worden. De kwalitatieve en derhalve moeilijk of niet kwantificeerbare doelstellingen zullen gemeten en geëvalueerd worden aan de hand van geëigende werkmethoden, waaronder steekproeven.
Titel V bevat de verbintenissen van de Staat. Het gaat om bepalingen die gemeenschappelijk zijn voor alle instellingen van sociale zekerheid.
Titel VI bevat het budgettaire luik van de bestuursovereenkomst, met de berekeningswijze en vaststelling van de beheerskredieten en van het maximaal bedrag aan personeelskredieten dat betrekking heeft op statutaire ambtenaren.
Het RSVZ is binnen de budgettaire marges gebleven die door de Overheid werden bepaald en die in de overeenkomst zijn opgenomen.
Titel VII bevat een tweetal slotbepalingen, meer bepaald met betrekking tot mogelijkheid van herzieningvan de overeenkomst vóór het verstrijken van de duur ervan en een bepaling waarbij gesteld wordt dat de verbintenissen die in de bestuursovereenkomst worden aangegaan geen afbreuk doen aan de verplichting van het RSVZ om de andere wettelijke opdrachten, waarvoor geen specifieke doelstelling is vastgelegd, efficiënt uit te voeren.
De drie bijlagen bij de overeenkomst hebben betrekking op : de opdeling van de beheerskredieten, de berekeningswijze van de beheerskredieten en de richtlijnen met betrekking tot de wetgeving opgesomd in Titel III van de overeenkomst.
Het besluit werd aangepast aan de bemerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies 33.805/3 van 25 oktober 2002.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister belast met Middenstand, R. DAEMS De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen, L. VAN DEN BOSSCHE
10 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoeld Rijksinstituut bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 april 2002;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, zoals gewijzigd tot op heden;
Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 1, § 1, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 april 2002;
Gelet op het konklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, § 1, VI;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 december 2001;
Overwegende de eerste bestuursovereenkomst afgesloten tussen enerzijds de Staat en anderzijds het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;
Gelet op het besluit van de Ministerraad, over het verzoek om aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op advies 33.805/3 van de Raad van State, gegeven op 25 oktober 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Begroting, Onze Minister belast met Middenstand en Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De bij dit besluit gevoegde bestuursovereenkomst wordt goedgekeurd.
Art. 2.Artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 april 2002, wordt aangevuld als volgt : « Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen ».
Art. 3.In artikel 1, littera D , van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals gewijzigd tot op heden, vervallen de woorden « Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen ».
Art. 4.In artikel 1, § 1, tweede lid, 2° van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, vervangen bij de wet van 22 maart 1999 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 29 april 2002, vervallen de woorden « Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen ».
Art. 5.In artikel 1, § 1, VI van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut vervallen de woorden « Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen ».
Art. 6.Dit besluit en de bijgevoegde bestuursovereenkomst hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Art. 7.Onze Minister van Begroting, Onze Minister belast met Middenstand en Onze Minister van Ambtenarenzaken en modernisering van de openbare besturen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage Bestuursovereenkomst tussen de Belgische Staat en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen.
De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister belast met Middenstand, R. DAEMS De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen, L. VAN DEN BOSSCHE
Bijlage RSVZ - Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen BESTUURSOVEREENKOMST 2002-2004 INHOUDSTAFEL PREAMBULE TITEL I. - Definities TITEL II. - Taken en doelstellingen van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen HOOFDSTUK 1. - Algemene taakomschrijving en doelstellingen HOOFDSTUK 2. - Taken en doelstellingen inzake de verzekerings- en/of bijdrageplicht Afdeling 1. - Controle op naleving van de verzekerings- en
bijdrageplicht Onderafdeling 1. - De vaststelling van de verzekeringsplicht van natuurlijke personen Onderafdeling 2. - De vaststelling van de stopzetting in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering Onderafdeling 3. - De vaststelling van de bijdrageplicht van de vennootschappen Afdeling 2. - Beslissingen inzake verminderde bijdragen en verzaking
van verhogingen Onderafdeling 1. - Verminderde bijdragen Onderafdeling 2. - Verzaking van verhogingen Afdeling 3. - Het innen van de solidariteits-, matigings- en
consolidatiebijdragen Afdeling 4. - De aansluiting van zelfstandigen bij de Nationale
Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en de inning van de aan de Nationale Hulpkas verschuldigde sociale bijdragen Onderafdeling 1. - De aansluitingen Onderafdeling 2. - De inning van sociale bijdragen Afdeling 5. - De aansluiting van vennootschappen bij de Nationale
Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en de inning van de aan de Nationale Hulpkas verschuldigde vennootschapsbijdragen Onderafdeling 1. - De aansluitingen Onderafdeling 2. - De inning van de vennootschapsbijdragen HOOFDSTUK 3. - Taken en doelstellingen inzake het toekennen van rechten en het betalen van uitkeringen Afdeling 1. - Beslissingen inzake de toekenning van pensioenen
Afdeling 2. - Beslissingen inzake gelijkstelling, voortgezette
verzekering en de regularisaties van gewezen kolonisten Afdeling 3 . - De toekenning en de uitbetaling van gezinsbijslagen aan
de aangeslotenen van de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen Afdeling 4. - De toekenning en de uitbetaling van de voordelen van de
sociale verzekering in geval van faillissement aan de aangeslotenen van de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen Afdeling 5. - De terugvordering
Onderafdeling 1. - De terugvordering Onderafdeling 2. - De eventuele verzaking aan de terugvordering HOOFDSTUK 4. - Taken en doelstellingen inzake het bijhouden van de repertoria van de zelfstandigen en van de vennootschappen Afdeling 1. - Het repertorium van de zelfstandigen
Onderafdeling 1. - De nieuwe aansluitingen Onderafdeling 2. - Het beheer van de identificatie- en loopbaangegevens Onderafdeling 3. - Het beheer van de inkomensgegevens Onderafdeling 4. - Het beheer van het secundair netwerk in het kader van de Kruispuntbank Afdeling 2. - Het repertorium van de vennootschappen
HOOFDSTUK 5. - Taken en doelstellingen inzake het financieel beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen HOOFDSTUK 6. - Taken en doelstellingen betreffende de ondersteuning van de operationele opdrachten, het beleid inzake het sociaal statuut der zelfstandigen en de goede werking van de instelling Afdeling 1. - Ondersteuning van de operationele opdrachten
Afdeling 2. - Ondersteuning van het beleid inzake het sociaal statuut
der zelfstandigen Afdeling 3. - Ondersteuning van de werking van de Commissie voor
Vrijstelling van Bijdragen Afdeling 4. - Ondersteuning van de goede werking van de instelling
TITEL III. - Verwerking van aanvragen en gedragsregels ten aanzien van het publiek HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 2. - Informatieverspreiding HOOFDSTUK 3. - Uniforme toepassing van de reglementering HOOFDSTUK 4. - Leesbaarheid van de gebruikte formulieren HOOFDSTUK 5. - Onthaal HOOFDSTUK 6. - De ombudsdiensten TITEL IV. - Meetinstrumenten van de doelstellingen TITEL V. - Verbintenissen van de staat TITEL VI. - Berekeningswijze en vaststelling van de beheerskredieten en van het maximaal bedrag aan personeelskredieten dat betrekking heeft op statutaire ambtenaren HOOFDSTUK 1. - De globale beheerskredieten HOOFDSTUK 2. - Het maximaal krediet voor statutaire personeelsleden TITEL VII. - Slotbepalingen Bijlage 1 : Opdeling van de beheerskredieten Bijlage 2 : Berekeningswijze van de beheerskredieten Bijlage 3 : Richtlijnen met betrekking tot de wetgeving opgesomd in artikel 53 van de overeenkomst
PREAMBULE Overwegende, dat de bestuursovereenkomst geen betrekking heeft op de inhoudelijke aspecten van het sociaal statuut der zelfstandigen, noch op de vastlegging van het bedrag van de ontvangsten of uitgaven; dat de bestuursovereenkomst wel de optimalisering beoogt van de dagelijkse werking en het bestuur van de openbare instellingen van sociale zekerheid, en daartoe aan die instellingen een grotere beleidsmarge toekent inzake personeelsbeleid en het financieel beleid; dat de overeenkomstsluitende partijen zichzelf beschouwen als partners die - slechts samen met andere partners - de opdrachten die aan het Rijksinstituut zijn opgelegd uitvoeren en kunnen uitvoeren; dat deze overeenkomst geen afbreuk kan doen aan de bevoegdheden, opdrachten en verantwoordelijkheden van andere partijen die bij de toepassing van het sociaal statuut der zelfstandigen betrokken zijn; dat deze overeenkomst geen afbreuk doet aan de reglementaire en controlerende bevoegdheden van het Bestuur van het Sociaal Statuut der zelfstandigen; dat de overeenkomst de partijen slechts bindt in het kader van de bestaande bevoegdheidsverdeling tussen het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en de sociale verzekeringsfondsen zoals die reglementair is bepaald; dat de sociale verzekeringsfondsen bevoegd en verantwoordelijk blijven voor de opdrachten toegekend door of krachtens het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen en door of krachtens de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde; dat beide overeenkomstsluitende partijen zich engageren om een optimale omgeving te creëren voor de realisatie van de verbintenissen; wordt, in uitvoering van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij artikel 3 van de wet van 12 december 1997 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, en de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, tussen enerzijds : de Belgische Staat, vertegenwoordigd door : - de heer Rik DAEMS, Minister belast met Middenstand, - de heer Johan VANDE LANOTTE, Minister van Begroting, - de heer Luc VAN DEN BOSSCHE, Minister van Ambtenarenzaken en modernisering van de openbare besturen en anderzijds : het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, openbare instelling van sociale zekerheid met zetel te 1000 Brussel, Jan Jacobsplein 6, vertegenwoordigd : door een afvaardiging van de Raad van Beheer, bestaande uit de heer André DAMSEAUX, voorzitter, Mevr. Anne-Marie BOEL-RAYMAECKERS en de heer Pierre COLIN, ondervoorzitters en de heer Roland WAEYAERT, beheerder; en door de heer Ludo PAEME, administrateur-generaal en Mevr. Monique WARNIER, adjunct-administrateur-generaal, voor de periode die aanvangt op 1 januari 2002 en eindigt op 31 december 2004, overeengekomen wat volgt : TITEL I. - Definities Artikel1. Voor de toepassing van deze bestuursovereenkomst wordt verstaan onder : 1. "Koninklijk besluit nr.38" : het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; 2. "Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen" of "RSVZ" : het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen zoals bedoeld in artikel 21, § 1, van het koninklijk besluit nr.38; 3. "het Bestuur van het sociaal statuut der zelfstandigen" of "het Bestuur" : het Bestuur van het sociaal statuut der zelfstandigen zoals bedoeld in artikel 20, § 2ter , eerste lid, b) van koninklijk besluit nr.38; 4. "Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen" of "Nationale Hulpkas" : de Nationale Hulpkas, opgericht in de schoot van het RSVZ, in uitvoering van artikel 20, § 3, van het koninklijk besluit nr.38; 5. "Sociale verzekeringsfondsen" : de vrije sociale verzekeringskassen voor zelfstandigen zoals bedoeld in artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit nr.38, alsmede de Nationale Hulpkas; 6. "Het globaal financieel beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen" of "globaal financieel beheer" : het globaal financieel beheer ingevoerd bij het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;7. "ARS" : het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; 8. "Het koninklijk besluit van 3 april 1997" : het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;9. "Boordtabellen" : de boordtabellen zoals bedoeld in artikel 10 van het koninklijk besluit van 3 april 1997;10. "Bestuursplan" : het bestuursplan zoals bedoeld in artikel 10 van het koninklijk besluit van 3 april 1997;11. "Federale ombudsmannen" : de federale ombudsmannen, bedoeld in de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen;12. "Ombudsdienst Pensioenen" : de Ombudsdienst Pensioenen opgericht bij het koninklijk besluit van 27 april 1997 tot instelling van een Ombudsdienst Pensioenen met toepassing van artikel 15, 5°, van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en het vrijwaren van de wettelijke pensioenstelsels;13. "Sociaal Handvest" : het handvest van de sociaal verzekerde zoals bedoeld in de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde. TITEL II. - Taken en doelstellingen van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen HOOFDSTUK 1. - Algemene taakomschrijving en doelstellingen
Art. 2.§ 1. Het RSVZ vervult taken met betrekking tot de verzekerings- en/of bijdrageplicht van natuurlijke en rechtspersonen aan het sociaal statuut der zelfstandigen.
Voor wat de verzekeringsplicht betreft omvat deze opdracht het nemen van beslissingen op het vlak van opsporing, ingebrekestelling en controle van de verzekerden. Tot deze opdrachten behoort tevens de vaststelling van de stopzetting van arbeidsongeschikte zelfstandigen.
Voor wat de bijdrageplicht betreft omvat deze opdracht het nemen van beslissingen over de aanvragen inzake verminderde bijdragen en inzake verzaking van verhogingen en, anderzijds, het innen van de consolidatiebijdragen en van de bijdragen van de bij de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen aangesloten zelfstandigen en vennootschappen. § 2. Het RSVZ vervult taken met betrekking tot het onderzoek naar de rechten en het toekennen van de uitkeringen die uit de verzekeringsplicht voortvloeien.
Voor wat de toekenning van rechten betreft, omvat deze opdracht het nemen van beslissingen inzake pensioenen, gelijkstelling, voortgezette verzekering en de rechten van gewezen kolonisten, alsmede inzake de gezinsbijslagen en de sociale verzekering in geval van faillissement voor wat de aangeslotenen van de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen betreft.
De uitbetaling van de uitkeringen heeft betrekking op de gezinsbijslagen en de voordelen van de sociale verzekering in geval van faillissement voor de zelfstandigen die aangesloten zijn bij de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, alsmede, in een aantal bijzondere gevallen, op de gezinsbijslagen van niet bij de Nationale hulpkas aangesloten sociaal verzekerden.
Het onderzoekt en beslist over de aanvragen om de terugvordering van ten onrechte uitgekeerde gezinsbijslagen of uitkeringen in het kader van de sociale verzekering in geval van faillissement te verzaken. § 3. Het RSVZ is belast met het bijhouden van repertoria van de zelfstandigen en van de vennootschappen. Dit omvat het verzamelen en exploiteren van die gegevens betreffende, enerzijds, de verzekerings- en bijdrageplichtige zelfstandigen en hun rechthebbenden en, anderzijds, de bijdrageplichtige vennootschappen, die noodzakelijk zijn om het RSVZ en de medewerkende instellingen toe te laten hun opdrachten correct uit te voeren en om de rechten van de sociaal verzekerden te vrijwaren. § 4. Het RSVZ is belast met het beheer van de middelen van het globaal financieel beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen. Deze opdracht omvat het beheer van de inkomende financiële middelen alsmede het verdelen van deze middelen naar de betalingsorganismen. § 5. Het RSVZ voert in toepassing van de Verordeningen EG 1408/71 en EG 574/72 en in toepassing van verscheidene internationale overeenkomsten die België op het vlak van de sociale zekerheid heeft gesloten, opdrachten uit als bevoegd orgaan op het vlak van de sociale zekerheid van zelfstandigen. § 6. Naast de opdrachten omschreven in de §§ 1 tot en met 5 vervult het RSVZ eveneens verschillende taken ter ondersteuning zowel van voormelde opdrachten, als van het beleid inzake het sociaal statuut der zelfstandigen en van de goede werking van de instelling.
Art. 3.Overeenkomstig zijn Strategisch Plan wil het RSVZ tegemoetkomen aan de verwachtingen van zijn klanten en door een goede invulling van deze klantgerichtheid bijdragen tot een betere vertrouwensrelatie met de burger en tot een grotere tevredenheid van de gebruiker van zijn diensten.
Als bevoegde beheersinstelling voor de toepassing van het sociaal statuut der zelfstandigen wil het RSVZ de motor zijn voor een optimale en correcte toepassing van het sociaal zekerheidsstelsel van de zelfstandigen.
Het RSVZ wenst zijn opdrachten en taken uit te voeren in nauwe samenwerking met zijn partners, het Bestuur van het Sociaal Statuut der zelfstandigen, het Algemeen Beheerscomité, de andere bevoegde instellingen en in het bijzonder de sociale verzekeringsfondsen. HOOFDSTUK 2. - Taken en doelstellingen inzake de verzekerings- en/of bijdrageplicht Afdeling 1. - Controle op naleving van de verzekerings- en
bijdrageplicht Onderafdeling 1. - De vaststelling van de verzekeringsplicht van natuurlijke personen
Art. 4.Het RSVZ stelt de verzekeringsplicht van natuurlijke personen onder meer vast aan de hand van de inkomensgegevens die door de administratie der directe belastingen worden meegedeeld.
Wanneer het RSVZ vaststelt dat een verzekeringsplichtige zelfstandige niet of niet meer is aangesloten bij een sociaal verzekeringsfonds, wordt, naargelang het om een begin dan wel om een verderzetting van activiteit gaat, hetzij een ingebrekestelling verstuurd naar de zelfstandige, hetzij een vraag tot aanpassing van de periode van aansluiting naar het sociaal verzekeringsfonds.
Indien de ingebrekestelling binnen de wettelijk voorziene termijn niet wordt gevolgd door een vrijwillige aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds, wordt het dossier voor ambtshalve aansluiting overgemaakt aan de diensten van de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen.
Art. 5.Het RSVZ wil de zelfstandigen zo snel mogelijk van hun rechten en plichten op de hoogte te brengen. Daartoe behoort ook het tijdig nemen van de beslissingen inzake de verzekeringsplicht.
Het RSVZ zal 60 % van de beslissingen nemen binnen de hieronder vermelde termijn.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze termijnen vangen aan op het ogenblik waarop het RSVZ kennis heeft genomen van een feit (doorgaans de mededeling van een inkomen door de administratie van de directe belastingen) dat de verzekeringsplicht met zich meebrengt.
Het RSVZ zal in de loop van deze bestuursovereenkomst de mogelijkheden onderzoeken van nieuwe informatiebronnen die het zouden moeten mogelijk maken het ogenblik van de vaststelling van de verzekeringsplicht dichter te doen aansluiten bij het ogenblik van de aanvang van de zelfstandige beroepsactiviteit.
Onderafdeling 2. - De vaststelling van de stopzetting in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Art. 6.Het RSVZ is belast met de vaststelling van de stopzetting van arbeidsongeschikte zelfstandigen (hoofd- en bijberoep). Deze taak bestaat erin, op initiatief van de adviserend geneesheer, een inspectie-onderzoek aan te vragen en hem, achteraf, de conclusies ervan mee te delen.
Art. 7.Het RSVZ zal, met het oog op een snelle afhandeling van de aanvragen, een bijzondere inspanning leveren om die conclusies aan de adviserend geneesheer op diens verzoek mee te delen binnen de dertig dagen volgend op de ontvangst van de verklaring van arbeidsongeschiktheid.
Onderafdeling 3. - De vaststelling van de bijdrageplicht van de vennootschappen
Art. 8.Het RSVZ stelt de bijdrageplicht van de vennootschappen vast aan de hand van gegevens van het Rijksregister van de rechtspersonen, van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit en van het handelsregister.
Een actieve bijdrageplichtige vennootschap wordt, binnen de maand nadat het RSVZ kennis krijgt van haar oprichting, via een informatiebrief verwittigd dat ze zich binnen de drie maanden moet aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Wanneer de vennootschap bij het verstrijken van voormelde termijn nog steeds niet aangesloten is, wordt ze daartoe via een formele ingebrekestelling, aangemaand.
Art. 9.Het RSVZ neemt de beslissingen inzake de bijdrageplicht van de vennootschappen zo snel mogelijk. Vragen of betwistingen met betrekking tot die bijdrageplicht, die het RSVZ bereiken na het versturen van de informatiebrief of de ingebrekestelling, worden, ten belope van de hieronder vermelde percentages, binnen de week behandeld. Als de relevante bewijsstukken bij de vraag gevoegd zijn, wordt er onmiddellijk een beslissing genomen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 2. - Beslissingen inzake verminderde bijdragen en verzaking
van verhogingen Onderafdeling 1. - Verminderde bijdragen
Art. 10.Het RSVZ beslist voor welbepaalde categorieën van zelfstandigen over de terugbetaling van de voorlopige bijdragen of over de beperking daarvan tot een "verminderde" bijdrage, wanneer de te regulariseren periode geen volledig kalenderjaar beslaat.
Art. 11.Het RSVZ zal de aanvragen daartoe, ten belope van de hieronder vermelde percentages, beslissen binnen de drie maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Onderafdeling 2. - Verzaking van verhogingen
Art. 12.Het RSVZ is belast met de behandeling van de aanvragen tot verzaking van verhogingen of verwijlintresten op de bijdragen aan het sociaal statuut, op de solidariteits-, matigings- en consolidatiebijdragen en op de vennootschapsbijdragen, die de zelfstandigen via hun sociaal verzekeringsfonds kunnen indienen.
Art. 13.Het RSVZ zal 90 % van de aanvragen beslissen binnen de hieronder vermelde termijn, te rekenen vanaf de datum van ontvangst op het RSVZ. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor het verkorten van de termijn zullen afspraken gemaakt worden met de sociale verzekeringsfondsen. Afdeling 3. - Het innen van de solidariteits-, matigings- en
consolidatiebijdragen
Art. 14.Het RSVZ is belast met de inning van de solidariteits-, matigings- en consolidatiebijdragen, die werden ingevoerd tussen de jaren 1982 en 1988. Deze tijdelijke opdracht behelst het bepalen van de bijdragebasis, het berekenen van de bijdragen, het versturen van de vervaldagberichten, het boeken van de betalingen en het uitvoeren van eventuele terugbetalingen.
Daar de overgrote meerderheid van de dossiers zich reeds in gerechtelijke invordering bevinden, omvat de belangrijkste opdracht momenteel het versturen van een aantal resterende dagvaardingen, het opvolgen van de procedure en het betekenen en uitvoeren van de bekomen uitspraak.
Art. 15.De doelstelling bestaat erin de operaties inzake de invordering van bovenvermelde bijdragen af te sluiten in de loop van deze bestuursovereenkomst. Afdeling 4. - De aansluiting van zelfstandigen bij de Nationale
Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en de inning van de aan de Nationale Hulpkas verschuldigde sociale bijdragen Onderafdeling 1. - De aansluitingen
Art. 16.Binnen het RSVZ staat de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen in voor de aansluiting van de zelfstandigen die vrijwillig kiezen voor de Hulpkas. Tevens is de Nationale Hulpkas belast met de ambtshalve aansluiting van zelfstandigen die in gebreke werden gesteld door de dienst "onderwerping" van het RSVZ en die nagelaten hebben zich bij een sociaal verzekeringsfonds van hun keuze aan te sluiten. De Nationale Hulpkas bezorgt de aangeslotenen alle noodzakelijke of gevraagde informatie betreffende het sociaal statuut der zelfstandigen.
Art. 17.Voor de ambtshalve aansluitingen zal de Nationale Hulpkas, ten belope van de hieronder vermelde percentages, een termijn van maximaal dertig dagen respecteren tussen de ontvangst van het volledige dossier inzake de verzekeringsplicht en de kennisgeving aan de betrokkene van zijn aansluiting bij de Kas.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de vrijwillige aansluitingen zal de Nationale Hulpkas,, ten belope van de hieronder vermelde percentages, een termijn van vijftien dagen respecteren tussen de ontvangst van de volledige aansluitingsaanvraag en de bevestiging aan de betrokkene van zijn aansluiting bij de Kas.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Onderafdeling 2. - De inning van sociale bijdragen
Art. 18.Binnen het RSVZ is de Nationale Hulpkas belast met de berekening, het opvorderen en het innen van de sociale bijdragen en de eventuele verhogingen en kosten. De invordering van genoemde bijdragen en hun accessoria gebeurt met alle middelen van recht, met inbegrip van de gerechtelijke invordering.
Art. 19 Met betrekking tot de invordering van de sociale bijdragen worden voor de Nationale Hulpkas de volgende doelstellingen vooropgesteld : 1. De sociale bijdrage berekenen en de afrekening waarbij de betaling wordt gevorderd, ten belope van de hieronder vermelde percentages, versturen binnen de maand die volgt op de maand waarin de Nationale Hulpkas de inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de berekening ontvangt. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. De sociale bijdrage herberekenen en de afrekening, ten belope van de hieronder vermelde percentages, versturen binnen de maand die volgt op de maand waarin de Nationale Hulpkas de gegevens ontvangt die de herberekening noodzakelijk maken. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Het financieel rendement zo goed mogelijk verbeteren, met bijzondere aandacht voor de gerechtelijke invordering. Afdeling 5. - De aansluiting van vennootschappen bij de Nationale
Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en de inning van de aan de Nationale Hulpkas verschuldigde vennootschapsbijdragen Onderafdeling 1. - De aansluitingen
Art. 20.Het RSVZ staat in voor de aansluiting van de vennootschappen die vrijwillig kiezen voor de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen. Het verzekert tevens de ambtshalve aansluiting van de vennootschappen die zich na ontvangst van de formele ingebrekestelling niet vrijwillig hebben aangesloten bij een sociaal verzekeringsfonds van hun keuze.
Onderafdeling 2. - De inning van de vennootschapsbijdragen
Art. 21.Het RSVZ int de jaarlijkse vennootschapsbijdragen verschuldigd door de vennootschappen die hetzij vrijwillig, hetzij ambtshalve bij de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen zijn aangesloten. Deze opdracht behelst het versturen van vervaldagberichten en het boeken van de betalingen. De invordering van genoemde bijdragen en hun accessoria gebeurt met alle middelen van recht, met inbegrip van de gerechtelijke invordering.
Art. 22.Zowel bij een vrijwillige als bij een ambtshalve aansluiting verstuurt het RSVZ het vervaldagbericht, ten belope van de hieronder vermelde percentages, binnen de week volgend op de aansluiting.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Wanneer de invordering moet worden gevoerd tegen de hoofdelijk aansprakelijken, wordt het vervaldagbericht, ten belope van de hieronder vermelde percentages, verstuurd binnen de week nadat alle noodzakelijke gegevens werden opgespoord.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het RSVZ zal onderzoeken hoe de inzameling van die gegevens met betrekking tot de hoofdelijk aansprakelijken kan versneld worden.
Het RSVZ zal streven naar een geleidelijke verbetering van het financieel rendement van de vennootschapsbijdragen, zowel voor de gewone inningen als voor de gerechtelijke invorderingen. HOOFDSTUK 3. - Taken en doelstellingen inzake het toekennen van rechten en het betalen van uitkeringen Afdeling 1. - Beslissingen inzake de toekenning van pensioenen
Art. 23.Het RSVZ onderzoekt de rechten op een pensioen hetzij op aanvraag, hetzij ambtshalve ten behoeve van de zelfstandigen (rustpensioen), hun overlevende echtgenoot (overlevingspensioen), of hun uit de echt gescheiden echtgenoot (pensioen van uit de echt gescheiden echtgenoot).
Het RSVZ herrekent het supplement dat in het kader van de vervroegde uittreding in de landbouw wordt toegekend, wanneer de gerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt en berekent, in geval van overlijden van de gerechtigde, het supplement voor de overlevende echtgenoot.
Het RSVZ stelt de pensioenrechten vast die moeten worden overgedragen aan de E.U. Het RSVZ behandelt de dossiers van de onvoorwaardelijke pensioenen.
Deze opdracht omvat alle activiteiten nodig om de pensioenen vast te stellen, te berekenen en toe te kennen en betaalbaar te stellen op basis van onder meer de loopbaan- en bijdragegegevens en wordt afgesloten met de betekening van de beslissing aan de aanvrager, de mededeling van deze beslissing aan andere Belgische of buitenlandse instellingen van sociale zekerheid, het afleveren van attesten dienstig voor de vaststelling van de rechten inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering en, in geval van betaling, het versturen van een betalingsopdracht aan de Rijksdienst voor Pensioenen.
Bovendien voert de Infodienst-Pensioenen ramingen uit van de toekomstige pensioenrechten.
Art. 24.Het RSVZ zal de aanvragen inzake rustpensioen en pensioen voor de echtgescheiden echtgenoot, ten belope van de hieronder vermelde percentages, beslissen binnen een termijn van drie maanden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De aanvragen inzake overlevingspensioen zullen, ten belope van de hieronder vermelde percentages, worden beslist binnen een termijn van twee maanden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het RSVZ zal de ramingen van toekomstige pensioenrechten, ten belope van de hieronder vermelde percentages, meedelen binnen een termijn van dertig dagen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Omwille van de vigerende wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de vaststelling van de toe te passen coëfficiënten, het ogenblik waarop de sociale verzekeringsfondsen de loopbaan-, inkomens-, en bijdragegegevens van de toekomstige gepensioneerden ten vroegste aan het RSVZ kunnen overmaken en de eenheid van loopbaan, kunnen bovenvermelde termijnen maar beginnen te lopen vanaf het ogenblik dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de pensioenberekening ter beschikking zijn van het RSVZ. Het RSVZ stelt van zijn kant alles in het werk om in de praktijk tot een efficiënte en snellere gegevensinzameling te komen.
Het RSVZ zal de briefwisseling met betrekking tot de individuele pensioensituatie, ten belope van de hieronder vermelde percentages, op een begrijpelijke en zo volledig mogelijke wijze beantwoorden binnen een termijn van 30 dagen, die aanvangt op het ogenblik dat het RSVZ de vraag om inlichtingen ontvangt.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het RSVZ streeft een "nul fouten"-marge na. Afdeling 2. - Beslissingen inzake gelijkstelling, voortgezette
verzekering en de regularisaties van gewezen kolonisten
Art. 25.Het RSVZ behandelt de aanvragen die betrekking hebben op de gelijkstelling van periodes van arbeidsongeschiktheid, studie, militaire dienst en voorlopige hechtenis, op de voortgezette verzekering en op de regularisaties van gewezen kolonisten.
Art. 26.Het RSVZ zal deze aanvragen, ten belope van de hieronder vermelde percentages, beslissen binnen de drie en een half maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag door het RSVZ. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 3. - De toekenning en de uitbetaling van gezinsbijslagen aan
de aangeslotenen van de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen
Art. 27.Binnen het RSVZ staat de Nationale Hulpkas in voor de toekenning van de gezinsbijslagen voor zelfstandigen, aan haar leden die aan de voorwaarden voldoen om ze te bekomen. De Nationale Hulpkas is tevens belast met de uitbetaling van de door haar toegekende gezinsbijslagen.
Art. 28.Op het vlak van de toekenning van de gezinsbijslagen worden voor de Nationale Hulpkas de volgende doelstellingen vooropgesteld : 1. ten belope van de hieronder vermelde percentages, gevolg geven aan de aanvragen binnen de 3 maanden volgend op hun ontvangst, ongeacht of het gaat om een aanvraag van de rechthebbende, van een bijslagtrekkende of van een mogelijke gerechtigde of nog van een brevet van rechthebbende dat uitgaat van een andere kas voor gezinsbijslagen; Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. de wijzigingen, ten belope van de hieronder vermelde percentages, behandelen binnen de maand volgend op het ogenblik waarop de Nationale Hulpkas van de wijziging op de hoogte werd gebracht. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Op het vlak van de betaling van de gezinsbijslagen worden voor de Nationale Hulpkas de volgende doelstellingen vooropgesteld : 1. de inbetalingstelling en desgevallend de uitbetaling voor nieuwe dossiers, ten belope van de hieronder vermelde percentages, beslissen binnen de twee maanden volgend op de beslissing van toekenning; Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. in 95 % van de lopende dossiers de geregelde maandelijkse betaling van de wettelijk verschuldigde bijslag aan de bijslagtrekkende verzekeren;3. voor de dossiers waar een wijziging optreedt van de betalingsgegevens, de regularisatie, ten belope van de hieronder vermelde percentages, doorvoeren binnen de maand volgend op het ogenblik waarop de Nationale Hulpkas van deze wijziging op de hoogte werd gebracht. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Op het vlak van de informatieverstrekking inzake de gezinsbijslagen zal de Nationale Hulpkas binnen de maand gevolg geven aan de informatieaanvraag. Afdeling 4. - De toekenning en de uitbetaling van de voordelen van de
sociale verzekering in geval van faillissement aan de aangeslotenen van de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen
Art. 29.Binnen het RSVZ staat de Nationale Hulpkas in voor de toekenning van de uitkering in geval van faillissement, aan haar leden die aan de voorwaarden voldoen om ze te bekomen. De Nationale Hulpkas is tevens belast met de uitbetaling van de door haar toegekende uitkeringen in geval van faillissement.
Art. 30.Op het vlak van de toekenning van de uitkering in geval van faillissement, zal de Nationale Hulpkas in het kader van deze overeenkomst, ten belope van de hieronder vermelde percentages, aan de aanvragen gevolg geven binnen de drie maanden volgend op het ogenblik van hun ontvangst.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Op het vlak van de uitbetaling van de uitkering in geval van faillissement zal de Nationale Hulpkas in het kader van deze overeenkomst, ten belope van de hieronder vermelde percentages, tot de uitbetaling overgaan binnen de maand volgend op de toekenning.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Op het vlak van de informatieverspreiding inzake de uitkeringen in geval van faillissement, zal de Nationale Hulpkas het nodige gevolg geven binnen de maand volgend op de informatieaanvraag. Afdeling 5. - De terugvordering
Onderafdeling 1. - De terugvordering
Art. 31.De gezinsbijslagen en de uitkeringen in geval van faillissement, waarvan wordt vastgesteld dat ze ten onrechte werden uitbetaald, worden teruggevorderd, zo nodig langs gerechtelijke weg.
Art. 32.De Nationale Hulpkas zal evenwel alle nodige schikkingen treffen om onverschuldigd betaalde bedragen te vermijden of in voorkomend geval te vermijden dat de bedragen van de schuld te aanzienlijk worden.
Onverschuldigd betaalde bedragen zullen zo snel mogelijk aan de sociaal verzekerde worden meegedeeld, met de juiste informatie een duidelijke berekening en een motivering.
Art. 33.Op het vlak van de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde uitkeringen, zal de Nationale Hulpkas : 1. een actie tot terugvordering inzetten voor elke ten onrechte uitbetaalde uitkering;2. de regelmatige opvolging verzekeren van elke ondernomen actie, tot aan de eindbeslissing en, voor zover de situatie het verantwoordt, de terugvordering voortzetten met alle mogelijke rechtsmiddelen, met inbegrip van de gerechtelijke invordering. Onderafdeling 2. - De eventuele verzaking aan de terugvordering
Art. 34.Het RSVZ is belast met de behandeling van de aanvragen tot verzaking van ten onrechte betaalde uitkeringen in het kader van de gezinsbijslagen en van de sociale verzekering in geval van faillissement.
Art. 35.Het RSVZ zal de aanvragen tot verzaking aan de terugvordering, ten belope van de hieronder vermelde percentages, beslissen binnen de maand, te rekenen vanaf het ogenblik dat het aanvraagdossier volledig is.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK 4. - Taken en doelstellingen inzake het bijhouden van de repertoria van de zelfstandigen en van de vennootschappen Afdeling 1. - Het repertorium van de zelfstandigen
Onderafdeling 1. - De nieuwe aansluitingen
Art. 36.Het RSVZ registreert in zijn databank de nieuwe aansluitingen en de overgangen naar een ander sociaal verzekeringsfonds, die door de fondsen worden meegedeeld. Deze registratie opent een elektronisch dossier of vult een bestaand dossier aan.
Wanneer eventuele fouten de registratie belemmeren, worden deze in overleg met de sociale verzekeringsfondsen rechtgezet.
Art. 37.De registratie van de aansluitingen en de overgangen zijn geautomatiseerde procedures ontstaan uit een streven naar administratieve vereenvoudiging en het verkorten van de termijnen. Een tussenkomst is enkel noodzakelijk in geval van verwerping door de controleprogramma's van de respectievelijke toepassingen of in geval van betwisting door de sociale verzekeringsfondsen.
Onderafdeling 2. - Het beheer van de identificatie- en loopbaangegevens
Art. 38.Eenmaal in het repertorium een elektronisch dossier geopend werd, houdt het RSVZ de gegevens van de zelfstandige up-to-date hetzij via eigen input, hetzij via wijzigingen die door het Rijksregister, de sociale verzekeringsfondsen of andere instellingen van sociale zekerheid worden ingevoerd.
Wanneer eventuele fouten het opnemen van wijzigingen belemmeren, worden deze rechtgezet in overleg met de instelling die de informatie leverde.
Art. 39.Met betrekking tot deze gegevens geldt het principe dat de afzender verantwoordelijk blijft voor de aangeboden gegevens. Fouten worden gesignaleerd aan de afzender, die geacht wordt zelf correctie aan te brengen.
Het RSVZ volgt zowel de bijwerkingen als de foutmeldingen nauwgezet op en vervult een signaal- en bijstandsfunctie voor de meewerkende instellingen.
Onderafdeling 3. - Het beheer van de inkomensgegevens
Art. 40.Het RSVZ verdeelt de informatie inzake de inkomens van de zelfstandigen, die het meegedeeld krijgt van de administratie der directe belastingen, naar de sociale verzekeringsfondsen die dit gegeven nodig hebben om de bijdragen van de bij hen aangesloten zelfstandigen te berekenen.
Art. 41.Het RSVZ zal de inkomensgegevens, die door de administratie van belastingen worden meegedeeld, binnen een termijn van één maand toewijzen aan alle sociale verzekeringsfondsen die het gegeven nodig hebben.
Onderafdeling 4. - Het beheer van het secundair netwerk in het kader van de Kruispuntbank
Art. 42.In het kader van het netwerk van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, is het RSVZ belast met het beheer van het secundair netwerk van het sociaal statuut der zelfstandigen, waarop de sociale verzekeringsfondsen en het bestuur van het sociaal statuut der zelfstandigen zijn aangesloten.
Art. 43.Het RSVZ zal de in- en output van het secundair netwerk nauwgezet opvolgen en waken over de kwaliteit en de regelmaat ervan. Afdeling 2. - Het repertorium van de vennootschappen
Art. 44.Het RSVZ beheert het repertorium van de vennootschappen. Aan de basis van dit repertorium liggen gegevens van het rijksregister van de rechtspersonen. Het wordt up-to-date gehouden hetzij via eigen input, hetzij via wijzigingen die door het rijksregister of de sociale verzekeringsfondsen worden ingevoerd.
Het RSVZ registreert in zijn databank de nieuwe aansluitingen en de overgangen naar een ander sociaal verzekeringsfonds, die door de fondsen worden meegedeeld.
Art. 45.De gegevensuitwisseling tussen het rijksregister en het RSVZ enerzijds en het RSVZ en de sociale verzekeringsfondsen anderzijds, gebeurt op dagelijkse basis. Deze uitwisseling en de eventuele foutmeldingen worden door het RSVZ nauwgezet opgevolgd. HOOFDSTUK 5. - Taken en doelstellingen inzake het financieel beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen
Art. 46.Het RSVZ is belast met de uitvoering van het globaal financieel beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen. Deze opdracht omvat alle activiteiten met betrekking tot het ontvangen van de door de sociale verzekeringsfondsen en de eigen diensten geïnde bijdragen, het toezicht op de doorstorting van de door die sociale verzekeringsfondsen geïnde bijdragen, het beheer van de staatssubsidie en de alternatieve financiering, het beheer van de financiële middelen van het sociaal statuut en het verdelen van de nodige middelen naar de betalingsorganismen, de meewerkende instellingen en de Nationale Hulpkas voor sociale verzekeringen der zelfstandigen toe, na voorafname van de administratiekosten en de terugbetalingen in kapitaal en intrest van de aangegane leningen.
Art. 47.Het RSVZ ziet toe op de dagelijkse doorstorting van de door de sociale verzekeringsfondsen geïnde bijdragen en op de regelmatige doorstorting van de rijkssubsidies en van de middelen uit de alternatieve financiering.
Het RSVZ ziet toe op de correcte verdeling van de financiële middelen aan de uitbetalingsorganismen (RVP, RIZIV en sociale verzekeringsfondsen), binnen de met die organismen afgesproken termijnen.
Het RSVZ zal de thesauriemiddelen beheren als een goede huisvader, inzonderheid door een permanente opvolging van de kastoestand. Het plaatsen van beschikbare tegoeden en het aangaan van leningen zal steeds gebeuren tegen de beste marktvoorwaarden, overeenkomstig het koninklijk besluit van 15 juli 1997 houdende maatregelen tot consolidatie van de financiële activa van de overheid, genomen met toepassing van de artikelen 2, § 1, en 3, § 1, 6°, en § 2 van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie.
Het RSVZ zal instaan voor een correcte opmaak en opvolging van de beheers- en opdrachtenbegroting van het Rijksinstituut en zal de nodige medewerking verlenen voor de opmaak en de opvolging van de evenwichtstabel van het globaal beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen, opgemaakt door het Algemeen Beheerscomité van het sociaal statuut der zelfstandigen. HOOFDSTUK 6. - Taken en doelstellingen betreffende de ondersteuning van de operationele opdrachten, het beleid inzake het sociaal statuut der zelfstandigen en de goede werking van de instelling Afdeling 1. - Ondersteuning van de operationele opdrachten
Art. 48.Bij de uitvoering van hun opdrachten kunnen de operationele diensten van het RSVZ onder meer rekenen op de ondersteuning van de inspectiedienst en van de juridische dienst.
De inspectiedienst heeft een controle- en verificatiebevoegdheid, zowel op het vlak van de verzekeringsplicht als op het vlak van de rechten. Ze brengt daarbij allerlei gegevens aan die noodzakelijk zijn voor het realiseren van de operationele opdrachten.
De juridische dienst, stelt richtlijnen op voor een correcte en uniforme toepassing van de wetgeving met betrekking tot het sociaal statuut, aanverwante materies en overkoepelende wetgeving. Daarnaast worden juridische adviezen verstrekt en is de dienst belast met de opvolging van de procedures voor het Arbitragehof, het Hof van Cassatie en de Raad van State.
Art. 49.Bij de ondersteuning van de operationele opdrachten streven de betrokken diensten ernaar snel adequate en correcte informatie in te zamelen en te verstrekken aan de operationele diensten. Afdeling 2. - Ondersteuning van het beleid inzake het sociaal statuut
der zelfstandigen
Art. 50.Het RSVZ wil het beleid inzake het sociaal statuut der zelfstandigen ondersteunen door, vanuit de ervaring van de dagelijkse praktijk, een signaalfunctie te vervullen naar de overheid toe.
In het kader daarvan werd een overlegplatform uitgebouwd met het Bestuur van het Sociaal Statuut der Zelfstandigen en de sociale verzekeringsfondsen. De werking van dit overlegplatform en van zijn twee werkgroepen "Reglementering" en "Gegevensuitwisseling" zal worden versterkt.
Naast het verlenen van dossiergebonden juridische adviezen, zal het RSVZ tevens, hetzij op aanvraag, hetzij op eigen initiatief, globalere studies uitvoeren en bij de opmaak van statistieken bijzondere aandacht besteden aan de snelheid van de opmaak en aan het beleidsondersteunend karakter.
Naast het verzekeren van het secretariaat, verleent het RSVZ medewerking aan de werkzaamheden van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut van de zelfstandigen. Afdeling 3. - Ondersteuning van de werking van de Commissie voor
Vrijstelling van Bijdragen
Art. 51.Het RSVZ is vertegenwoordigd in de Commissie voor Vrijstelling van Bijdragen. Het RSVZ zal onder zijn ambtenaren de nodige effectieve en plaatsvervangende leden aanduiden voor elk van de kamers van de Commissie. Afdeling 4. - Ondersteuning van de goede werking van de instelling
Art. 52.De goede werking van de instelling wordt nagestreefd door het voeren van een modern personeelsmanagement, afgestemd op de behoeften, door het creëren van een aangename en efficiënte bedrijfsomgeving en door de implementatie van het strategisch informaticaplan.
De verbetering van de interne communicatie in het algemeen, en het optimaliseren van een optimale doorstroming van alle nodige en juiste informatie in het bijzonder, vormt hierbij een fundamentele betrachting.
TITEL III. - Verwerking van aanvragen en gedragsregels ten aanzien van het publiek HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 53.De verbintenissen van voorliggende bestuursovereenkomst vormen geen inbreuk op de verplichting van het RSVZ om de diverse wettelijke en reglementaire teksten na te leven die algemene richtlijnen bevatten voor de instellingen van sociale zekerheid bij het onderzoek van de rechten op prestaties met de sociaal verzekerden, met name : - de wet van 29 juli 1991 op de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; - het Handvest van de gebruiker van de overheidsdiensten van 4 december 1992; - de wet van 11 april 1994 met betrekking tot de openbaarheid van bestuur; - de wet van 11 april 1995 tot invoering van het Handvest van de sociaal verzekerde.
Het RSVZ zal daarbij handelen overeenkomstig de richtlijnen opgenomen in bijlage 3 bij deze overeenkomst.
Voor iedere dienst waarvoor er contacten met de sociaal verzekerden zijn, gelden de bepalingen van het sociaal handvest en moeten de verbintenissen in voorkomend geval nageleefd worden.
Als verbintenissen worden enkel beschouwd de bepalingen die verder reiken dan de reglementaire verbintenissen en die aan de sociaal verzekerden grotere waarborgen bieden.
Art. 54.Het RVSZ verbindt er zich toe bij het nemen van beslissingen ten opzichte van de sociaal verzekerden steeds de vereiste motiveringen mee te delen, en deze, zo nodig, te verruimen en te verduidelijken.
Het RSVZ verbindt er zich inzonderheid toe elke weigering inzake toekenning van een recht of prestatie te motiveren, en om de informatie te kennen te geven die aan de grondslag ligt van een vermindering van de uitkering of de gedeeltelijke toekenning van het recht.
Art. 55.Het RSVZ verbindt er zich toe een snelle opvolging van de klachten te waarborgen, en desgevallend een instantie te installeren tot wie de sociaal verzekerden zich kunnen wenden om bemiddeling te krijgen (mits bestaande wettelijke en reglementaire procedures worden nageleefd).
Art. 56.Het RSVZ verbindt er zich toe tekortkomingen die de sociaal verzekerden schade zou kunnen berokkenen tijdig te signaleren. De vastgestelde problemen zullen op een pro-actieve manier worden aangepakt.
Art. 57.Het RSVZ zal actief meewerken aan het onderzoek van dossiers door op eigen initiatief ontbrekende informatie op te sporen. De sociaal verzekerde zal slechts zelf ondervraagd worden indien de nodige informatie niet bij andere authentieke bronnen kan worden bekomen. Inzake doorgave en exploitatie van gegevens zal het RSVZ een pro-actieve houding aannemen.
Art. 58.De toegang tot bestaande gebouwen zal, waar nodig, vergemakkelijkt worden voor personen met een handicap en voor minder valide personen. Voor gebouwen die in de toekomst zullen gehuurd of verworven worden, zal in de huur- of koopovereenkomst een gemakkelijke toegang voor deze mensen geëist worden. HOOFDSTUK 2. - Informatieverspreiding
Art. 59.Het RSVZ heeft een belangrijke informatieplicht ten aanzien van zijn klanten, de zelfstandigen, en dit zowel op het vlak van de verzekeringsplicht als op het vlak van de rechten. Het stelt zowel in de centrale administratie als in de gewestelijke kantoren brochures en folders betreffende de verschillende aspecten van het sociaal statuut der zelfstandigen ter beschikking van de actieve of toekomstige zelfstandigen.
Teneinde de informatie zo dicht mogelijk bij de actieve of toekomstige zelfstandigen te brengen, worden op geregelde tijdstippen in verscheidene gemeenten van elke provincie zitdagen georganiseerd, waar de geïnteresseerden terecht kunnen met algemene of concrete vragen.
Art. 60.Het RSVZ verzorgt een officieuze coördinatie van, en een commentaar op de wetgeving inzake het sociaal statuut der zelfstandigen.
Het RSVZ verzamelt allerlei statistische gegevens over de actieve zelfstandigen en over zij die vanuit het sociaal statuut der zelfstandigen sociale prestaties ontvangen. De gegevens worden periodiek verspreid in statistische publicaties, of punctueel medegedeeld aan geïnteresseerden uit zowel de professionele als de niet-professionele middens.
Art. 61.De informatieverschaffing zal in de loop van deze bestuursovereenkomst worden geëvalueerd met het oog op een snellere verspreiding en het bereiken van een ruimere doelgroep. Ze zal tevens worden ingepast in een dynamiek van modernere communicatietechnieken, zoals het internet. HOOFDSTUK 3. - Uniforme toepassing van de reglementering
Art. 62.Het RSVZ zal de geldende wetgeving en reglementering op een objectieve, transparante en uniforme wijze interpreteren en toepassen.
Met het oog op een uniforme toepassing van de reglementering, wordt tussen de verantwoordelijken van de operationele diensten van de centrale administratie en van de gewestelijke kantoren regelmatig overleg gepleegd. Dit overleg zal worden versterkt. HOOFDSTUK 4. - Leesbaarheid van de gebruikte formulieren
Art. 63.In zoverre de complexiteit van de wetgeving en de motiveringsplicht het toelaten, streeft het RVSZ een goede leesbaarheid van de gebruikte formulieren, de beslissingen en de specifieke briefwisseling na.
In de loop van deze bestuursovereenkomst zullen de formulieren en beslissingen grondig aan dit objectief worden getoetst teneinde, daar waar nodig, te komen tot eenvoudiger formulieren en duidelijkere en verstaanbare beslissingen. HOOFDSTUK 5. - Onthaal
Art. 64.Het onthaal wordt in het RSVZ verzorgd door personeelsleden die een ruime waaier aan inlichtingen kunnen verschaffen en die wanneer het gaat om concrete dossiers of vrij specifieke vragen onmiddellijk de bevoegde dienst kunnen oproepen.
Bezoekers kunnen bij het RSVZ alle dagen terecht van 8 u. 15 m. tot 16 u. 30 m.Twee dagen per week is bezoek mogelijk tot 20 uur, mits daartoe een afspraak werd gemaakt met de bevoegde dienst.
In de loop van deze bestuursovereenkomst zal het RSVZ een methode ontwikkelen om de klanttevredenheid vast te stellen en te evalueren. HOOFDSTUK 6. - De ombudsdiensten
Art. 65.Het RSVZ streeft, overeenkomstig het Protocolakkoord voor de relaties tussen het College van de Federale Ombudsmannen en de Federale Administraties, naar een goede en correcte samenwerking met de federale ombudsdienst.
Het RSVZ streeft, overeenkomstig de bestaande reglementering, naar een goede en correcte samenwerking met de Ombudsdienst Pensioenen.
Bij een vraag om informatie met betrekking tot een klacht zal het RSVZ aan bovenvermelde ombudsdiensten de gewenste inlichtingen verschaffen.
In het kader van een onderzoek, voorstel tot bemiddeling of suggestie, zal het RSVZ de nodige maatregelen nemen om op de gestelde vragen te antwoorden.
Het RSVZ zal in de relaties met bovenvermelde ombudsdiensten de termijnen en procedures respecteren.
TITEL IV. - Meetinstrumenten van de doelstellingen
Art. 66.De kwantificeerbare doelstellingen en gedragsregels waartoe het RSVZ zich in deze bestuursovereenkomst engageert zullen op regelmatige wijze gemeten en geëvalueerd worden aan de hand van boordtabellen, die onder meer indicatoren als aantallen, saldi en doorlooptijd zullen bevatten.
Daar het huidig informaticasysteem van het RVSZ niet over alle gewenste componenten van de boordtabellen gegevens bevat, zullen deze tabellen in een eerste fase aan de hand van een beperkter aantal en soms manueel gemeten indicatoren moeten opgesteld worden.
Het RSVZ verbindt er zich toe de kwantificeerbare doelstellingen vanaf einde 2002 op te meten. Daar de beschikbaarheid van geïnformatiseerde boordtabellen afhankelijk is van de integrale realisatie van het strategisch informaticaplan, kan evenwel niet gegarandeerd worden dat deze metingen in eerste fase reeds zullen kunnen worden uitgevoerd aan de hand van informaticatoepassingen.
De kwalitatieve en derhalve moeilijk of niet kwantificeerbare doelstellingen zullen gemeten en geëvalueerd worden aan de hand van geëigende werkmethoden, waaronder steekproeven.
TITEL V. - Verbintenissen van de staat
Art. 67.De Belgische Staat legt elk voorontwerp van wet of besluit, dat de wetgeving die het RSVZ moet toepassen, beoogt te wijzigen, voor aan het advies van het beheersorgaan, bedoeld in artikel 21 van het koninklijk besluit nr. 38.
De hoogdringendheid kan door de Staat slechts worden ingeroepen indien zijn begrotingsbeleid of sociaal beleid zulke modaliteit noodzakelijk maakt.
De Staat verbindt er zich ook toe om contacten te leggen met de betrokken diensten van het RSVZ om, enerzijds, rekening te houden met de technische aspecten voor het toepassen van de overwogen wijzigingen en, anderzijds, om hen toe te laten tijdig de veranderingen voor te bereiden. Behoudens gemotiveerde hoogdringendheid wordt de datum van inwerkingtreding van de bedoelde wijzigingen of nieuwe maatregelen in overleg met het RSVZ vastgelegd.
Art. 68.Na voorafgaandelijk overleg met het RSVZ en met respect voor het begrotingsbeleid van de Regering en voor het stabiliteitspact verbindt de Staat er zich toe vóór het begin van elke begrotingsjaar een plan op te stellen voor de maandelijkse storting van de subsidies en van de alternatieve financiering. De Staat verbindt er zich toe dit plan te eerbiedigen; elke eventuele wijziging moet het voorwerp uitmaken van een overleg met het RSVZ minstens een maand voordat de aangebrachte wijzigingen in werking treden.
Art. 69.Tijdens de eindevaluatie van de overeenkomst en in de mate de Staat tijdig verwittigd is geweest verbindt de Staat er zich toe rekening te houden met gebeurtenissen van overmacht die eventueel de verwezenlijking van de overeenkomst hebben belemmerd evenals met de besluiten van de regering, genomen na afsluiting van de overeenkomst en die zouden hebben geleid tot een merkelijke verzwaring van de taken of van zekere uitgaven.
Art. 70.Indien het RSVZ in het kader van een wettelijke opdracht moet samenwerken met een federaal ministerie zal dit laatste erover waken van doeltreffend samen te werken.
Zowel de instelling als de federale overheidsdienst zullen pro-actief reageren met name wanneer de samenwerking de overdracht van informatie vereist.
Dit laatste impliceert een voortdurend overleg tussen de federale overheidsdiensten en het RSVZ Dit voortdurend overleg zal in werking worden gesteld op initiatief van het RSVZ. TITEL VI. - Berekeningswijze en vaststelling van de beheerskredieten en van het maximaal bedrag aan personeelskredieten dat betrekking heeft op statutaire ambtenaren HOOFDSTUK 1. - De globale beheerskredieten
Art. 71.Overeenkomstig artikel 11, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 3 april 1997, zijn de beheerskredieten die kredieten die betrekking hebben op het beheer van het RSVZ zelf.
De beheerskredieten bestaan uit : - de personeelskredieten; - de werkingskredieten; - de investeringskredieten.
De opdeling van de beheerskredieten over de verschillende categorieën is vastgelegd in bijlage 1.
Art. 72.De goedgekeurde beheerskredieten voor 2002 bedragen : TABEL : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 73.De raming van de beheerskredieten voor de jaren 2003 en 2004 gebeurt op basis van de aard van de uitgaven en op grond van de volgende parameters : - personeelskredieten 2003-2004 : toegestane krediet 2002 x gezondheidsindex x groeipercentage vastgelegd in het stabiliteitspact van de Regering; - werkingskredieten andere dan informatica : toegestane krediet 2002 x gezondheidsindex x groeipercentage vastgelegd in het stabiliteitspact van de Regering; - werkingskredieten informatica : kredieten bepaald in uitvoering van het strategisch informaticaplan van het RSVZ toegelicht in 2.2 van bijlage 2; - investeringskredieten informatica : kredieten bepaald in uitvoering van het strategisch informaticaplan van het RSVZ toegelicht in punt 3.2. van bijlage 2; - investeringskredieten voor onroerende goederen : kredieten bepaald in uitvoering van de investeringsdossiers toegelicht in punt 3.1 van bijlage 2; - investeringskredieten andere dan informatica en onroerende goederen : toegestane krediet 2002 x gezondheidsindex x groeipercentage vastgelegd in het stabiliteitspact van de Regering.
De beheerskredieten voor 2003 en 2004 kunnen als volgt geraamd worden : TABEL : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 74.De begroting wordt jaarlijks aangepast in functie van : - de overdracht van werkingskredieten die voortvloeien uit investeringsprogramma's en van investeringskredieten, die niet gebruikt werden tijdens een bepaald begrotingsjaar, die heringeschreven worden op de beheersbegroting van het volgend jaar voorzover ze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het investeringsprogramma; - de eigen inkomsten van het RSVZ. Inzake de bepaling van de beheersontvangsten vereist de affectatie van de opbrengst van een vervreemding van onroerende goederen of de verkoop van roerende goederen het voorafgaande akkoord van de voogdijminister en van de minister van begroting. Om zich uit te spreken beschikt de minister van begroting over een termijn van één maand vanaf de ontvangst van het gegeven akkoord van de voogdijminister.
Art. 75.Binnen de grenzen van zijn doel kan het RSVZ beslissen over de verwerving, de aanwending en de vervreemding van hun lichamelijke en onlichamelijke goederen en de vestiging of de opheffing van zakelijke rechten op deze goederen, alsmede over de uitvoering van dergelijke beslissingen.
In afwijking van het eerste lid is elke beslissing tot verwerving, oprichting, renovatie of vervreemding van een onroerend goed of recht, waarvan het bedrag op jaarbasis 5 miljoen euro overschrijdt onderworpen aan de voorafgaande machtiging van de voogdijminister en de minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort. Om zich uit te spreken beschikt de minister van begroting over een termijn van een maand vanaf de ontvangst van het gegeven akkoord van de voogdijminister.
De reglementering inzake overheidsopdrachten is in voorkomend geval van toepassing inzonderheid bij renovatie van gebrouwen. HOOFDSTUK 2. - Het maximaal krediet voor statutaire personeelsleden
Art. 76.Het maximaal bedrag aan personeelskredieten dat betrekking heeft op statutaire ambtenaren en dat deel uitmaakt van het globaal beheerskrediet, bedraagt voor het jaar 2002 : 1 233 980 000 BEF (30.589.565 EUR).
Hierbij werd eveneens rekening gehouden met de 19 betrekkingen die momenteel op de dienst belast met de inning van de vennootschapsbijdragen (17) en op het secretariaat van het Algemeen Beheerscomité van het sociaal statuut der zelfstandigen (2) ingevuld worden door contractuelen "uitzonderlijke en tijdelijke behoeften, doch die permanente opdrachten betreffen.
TITEL VII. - Slotbepalingen
Art. 77.Elke partij heeft het recht om, vóór het verstrijken van de duur ervan, een herziening van de overeenkomst voor te stellen. Voor een dergelijk voorstel moet dezelfde basisprocedure gevolgd worden als diegene die geleid heeft tot de totstandkoming van de overeenkomst.
De contractanten zullen erover waken deze mogelijkheid enkel te gebruiken wanneer daartoe voldoende ernstige redenen zijn. Zij zullen al het nodige doen om een dergelijk voorstel snel en op een constructieve wijze te onderzoeken.
Art. 78.De verbintenissen die in deze bestuursovereenkomst worden aangegaan doen geen afbreuk aan de verplichting van het RSVZ om de andere wettelijke opdrachten, waarvoor geen specifieke doelstelling is vastgelegd, efficiënt uit te voeren.
Ondertekend te Brussel, op 10 december 2002.
Voor de Belgische Staat : De Minister belast met Middenstand, R. DAEMS De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE Voor het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen : De afvaardiging van de Raad van beheer, A. DAMSEAUX, voorzitter A.-M. BOEL-RAYMAECKERS, ondervoorzitster P. COLIN, ondervoorzitter R. WAEYAERT, beheerder-de administratie-generaal L. PAEME, administrateur-generaal M. WARNIER, adjunct-administrateur-generaal
Bijlage 1 : opdeling van de beheerskredieten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Bijlage 2 : berekeningswijze van de beheerskredieten Inleiding In deze bijlage wordt de berekeningswijze van de beheerskredieten uiteengezet. 1. Personeelskredieten De raming van de personeelskredieten bevat zowel het statutair als het contractueel personeel. Er werd tevens rekening gehouden met 19 betrekkingen ingevuld door contractuele personeelsleden voor uitzonderlijke en tijdelijke behoeften. Hun opdrachten, met name de vaststelling van de bijdrageplicht en de inning van de vennootschapsbijdragen en het verzorgen van het secretariaat van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, hebben duidelijk een permanent karakter en betekenen voor het RSVZ een behoefte aan statutair personeel. 2. Werkingskredieten De werkingskosten inzake informatica maken, mede door de uitvoering van het strategisch informaticaplan van het RSVZ, dat in de loop van deze bestuursovereenkomst op kruissnelheid zal komen, een belangrijk onderdeel van de totaliteit van de werkingskredieten.Om die reden wordt in deze toelichting dan ook een onderscheid gemaakt tussen de informatica-kredieten en de andere. 2.1. Raming van de werkingskredieten andere dan informatica Het bedrag van de werkingskosten andere dan voor informatica, werd voor 2002 bepaald door de reële uitgaven van 2000 te vermenigvuldigen met 1,032. 2.2. Raming van de werkingskredieten voor informatica Teneinde tot een correcte beeldvorming te kunnen komen inzake de benodigde informatica-uitgaven in het kader van de bestuursovereenkomst, volgt eerst een overzicht van de totstandkoming van het strategisch informatica plan en van de uitvoering ervan tot op heden. Daarna volgt de planning voor de volgende jaren en de daarmee gepaard gaande uitgaven. 2.2.1. Het strategisch informaticaplan Tot voor enkele jaren was de informatica architectuur van het RSVZ grotendeels gebaseerd op een aantal mainframe toepassingen, die draaiden op het mainframe van een service bureau. Daarnaast werd in de dienst pensioenen gebruik gemaakt van een eigen ontwikkelde applicatie voor de pensioenberekening. Dit op AS/400 minicomputers gebaseerd systeem werd in de loop van de jaren '80 opgezet door een aantal mensen van de dienst pensioenen. Tenslotte werd er op het centraal bestuur gebruik gemaakt van een Novell Netware LAN waarop een beperkt aantal PC's aangesloten waren. De gewestelijke kantoren hadden de beschikking over 1 PC per kantoor.
Deze situatie was verre van ideaal. De diverse systemen waren immers slecht met elkaar geïntegreerd omdat ze gebaseerd waren op fundamenteel verschillende technologieën en omdat ze naast elkaar ontwikkeld werden. Hierdoor kon er geen optimaal gebruik gemaakt worden van de beschikbare informatie.
Omdat het RSVZ niet beschikte over eigen informatici, was men in grote mate afhankelijk van het service bureau. Hierdoor kon het RSVZ slechts in mindere mate genieten van de dalende prijzen van hardware en software.
Daar de AS/400 toepassingen ontwikkeld waren in BASIC, was het moeilijk om hiervoor de nodige ondersteuning te bekomen.
Om aan dit alles te verhelpen werd een consultancy firma belast met het opstellen van een strategisch informatica plan. Dit plan werd door de Raad van Beheer goedgekeurd op 23 april 1997.
De belangrijkste doelstellingen van dit plan zijn : - de operationele gegevens moeten onmiddellijk ingevoerd worden en moeten onmiddellijk beschikbaar zijn. De gegevens moeten consistent zijn en duplicatie van operationele gegevens moet vermeden worden; - informatica moet ingezet worden voor werkvereenvoudiging en voor integratie van de verschillende diensten; - alle diensten moeten kunnen beschikken over voldoende informatica middelen; - de toepassingen moeten voorzien in de nodige beleids- en stuurinformatie; - de afhankelijkheid van externe partners moet zoveel mogelijk vermeden worden.; - de verschillende informatica-platformen moeten transparant zijn voor de gebruiker; - bij ontwikkeling en gebruik van informaticatechnologie staat de (interne) klant centraal.
Om dit te bereiken moeten de bestaande toepassingen vervangen worden door een nieuw systeem met de volgende eigenschappen : - flexibel, vlot aanpasbaar aan nieuwe behoeften; - open systemen, welke gemakkelijk kunnen gekoppeld worden aan de systemen van onze partners; - toegankelijk via het internet voor derden en voor onze klanten, de zelfstandigen; - het nieuwe systeem wordt geëxploiteerd door eigen personeel; - er wordt gebruik gemaakt van moderne technologie welke zichzelf reeds bewezen heeft.
De volgende functionaliteit moet zeker voorzien worden : - PC's - servers - LAN netwerk infrastructuur - WAN netwerk tussen de gewestelijke kantoren en de partners - aansluiting op de netwerken van de federale overheid en van de K.S.Z. - bijkomende gestructureerde bekabeling - bureautica (Office, mail) - relationeel database systeem - Unix RDBMS servers - beheerssystemen (netwerk, helpdesk, servers, desktop,...) - beveiliging (o.a. firewalls) - 2 gescheiden computerzalen in de 2 gebouwen van het Rijksinstituut - workflow - datawarehouse - H.R.M. en personeelsbeheer systeem - boekhoudsysteem - ontwikkelsoftware : o versiebeheer o IDE, compilers o document management system o test software o enz.
Om dit alles te realiseren is het nodig een eigen informatica-afdeling uit te bouwen van ongeveer 26 personen. De basis hiervan wordt gevormd door een kader van statutaire informatici en programmeurs, aangevuld met gedetacheerde informatici van de SmalS-MvM. De nieuwe applicaties moeten ontwikkeld worden door een externe firma.
Het intern personeel van het RSVZ wordt hierbij zoveel mogelijk betrokken, daar zij op termijn mede zullen instaan voor het onderhoud van de nieuwe applicaties. 2.2.2. Uitvoering van het strategisch informaticaplan tot op heden Kort na de goedkeuring van het strategisch informaticaplan door de Raad van Beheer werd er onder begeleiding van de consultant begonnen met de bepaling van de vereisten waaraan de nieuwe applicaties moeten voldoen.
Hiervoor werden er per groep van opdrachten analysegroepen opgericht.
Deze groepen stelden een beschrijving op van de verwachte functionaliteit.
Voor heel wat domeinen bleek dat de wetgeving uiterst complex is.
Vooral de algoritmes voor de berekening van de pensioenen en de berekening van de sociale bijdragen van de zelfstandigen zijn uitzonderlijk ingewikkeld.
Deze functionele analyses werden afgerond in het voorjaar van 1999 en werden, samen met de technische eisen waaraan het nieuw systeem moet voldoen, verwerkt in een lastenboek.
Parallel met het opstellen van het lastenboek werd de procedure gestart om één of meerdere firma's aan te duiden voor de ontwikkeling van de nieuwe applicaties.
Na een uitgebreide selectieprocedure heeft de Raad van Beheer op 5 april 2000 de opdracht toegewezen en werden de ontwikkelingswerkzaamheden aangevat.
Hierbij wordt er gewerkt volgens een gefaseerde aanpak waarbij de te ontwikkelen functionaliteit van een applicatie opgesplitst wordt in aparte delen die sequentieel ontwikkeld worden. In de mate van het mogelijke wordt hierbij in parallel gewerkt aan verschillende applicaties.
De volgende applicaties werden geïdentificeerd : CNH, Repertorium, Pensioenen, Inspectie. Deze applicaties werden opgesplitst in de volgende onderdelen : CNH-SOV, CNH-TIZ, Repertorium 1, Repertorium 2, Pensioenen 1, Pensioenen 2, Inspectie, Berichten- en Opdrachtenbeheer 1, Berichten- en Opdrachtenbeheer 2, Data Warehouse & boordtabellen.
Eind 2001 worden de volgende (deel)applicaties in productie genomen : CNH-SOV, Repertorium 1, Pensioenen 1, Berichten- en Opdrachtenbeheer 1, Berichten- en Opdrachtenbeheer 2 (gedeeltelijk), Data Warehouse (Basis statistieken) In parallel met de ontwikkeling van de nieuwe applicaties werd de hiervoor benodigde infrastructuur uitgebouwd : - alle diensten en gewestelijke kantoren werden uitgerust met PC's; - er werden Unix en NT servers aangeschaft en geïnstalleerd, met elkaar verbonden door middel van een LAN en een SAN; - de gewestelijke kantoren werden via een WAN verbonden worden met het centraal bestuur en met onze partners; - het netwerk van het RSVZ. werd verbonden met het extranet van de sociale zekerheid en met fedenet. - er werd ook een E-mail systeem geïnstalleerd, dat verbonden werd met het internet via het extranet van de sociale zekerheid.
Bovendien werden er pakketten gekozen en reeds in productie genomen voor het personeelsbeheer (PeopleSoft) en voor het financiëel beheer (Ordiges).
Als eerste stap om de afhankelijkheid van het service bureau geleidelijk aan te verminderen werd een eigen mainframe aangekocht en in productie gebracht.
De informatica afdeling werd uitgebreid tot een 15-tal personen, waaronder 9 gedetacheerden van de SmalS-MvM. 2.2.3. Planning voor de volgende jaren In de volgende jaren zal er op de ingeslagen weg verder gegaan worden.
De applicaties die eind 2001 in productie genomen werden, zullen verder uitgebouwd worden en voorzien van bijkomende functionaliteit.
In de loop van 2002 zullen de volgende onderdelen opgeleverd worden : CNH-TIZ, Pensioenen 2, Inspectie, Berichten- en Opdrachtenbeheer 2, Repertorium 2. Het data warehouse zal uitgebreid worden met o.a. boordtabellen, externe statistieken op basis van de gegevens van de SVF, simulatie wijziging regelgeving, ad hoc queries en what-if analyses.
Eind 2002 zullen alle bestaande applicaties op het mainframe omgezet zijn naar de nieuwe omgeving en zal ook dit systeem uit productie genomen worden. Eind 2003 moeten alle nieuwe applicaties afgewerkt zijn.
De infrastructuur zal verder uitgebouwd worden : - de server, LAN en SAN infrastructuur zal aangepast worden aan de nieuwe en bijkomende behoeften; - de bureautica-omgeving zal verder worden uitgebouwd en aangepast aan de technologische evoluties; - de systemen zullen gemigreerd worden naar Windows 2000, er zal fax-software geïnstalleerd worden en een document management systeem in gebruik genomen, die tevens dienst zal doen als intranet server; - het intranet zal gekoppeld worden aan het internet via firewall beveiligingssystemen. Hierdoor zullen onze partners en de onze klanten, de zelfstandigen, gecontroleerde toegang krijgen tot onze intranet servers en zullen ze gebruik kunnen maken van onze nieuwe applicaties; - de implementatie van het personeelsbeheersysteem zal afgerond worden.
Verder zal er meegewerkt worden aan de diverse e-government initiatieven van de federale overheid w.o. de UME (Universal Messaging Engine) van FEDICT en aan de implementatie van diverse vereenvoudigingsprojecten in de sociale zekerheid. 2.2.4. Parameters die bepalend zijn voor de raming van de werkingskredieten informatica en hun eventuele herziening in de loop van de bestuursovereenkomst V = volume : wijziging in werkvolume, hetzij binnen de marge van de bestaande opdrachten, hetzij door een wijziging van de opdrachten;
In = evolutie van de index : respectievelijk de index van de consumptieprijzen, de bouw-index (onderhoudswerken aan gebouwen) en de Fabrimetal-index (informaticawerkzaamheden uitgevoerd door derden). 3. Investeringskredieten 3.1. Investeringen die geen betrekking hebben op informatica De investeringen voor de periode 2002-2004 zullen de dienstverlening aan de sociaal verzekerden verhogen en de werkomgeving van de ambtenaren van het RSVZ verbeteren. Dit door het ter beschikking stellen van een optimale, arbeidsbevorderende en veilige infrastructuur, uitgerust met gebruiksvriendelijke en ergonomisch materiaal en meubilair.
De voornaamste investeringswerken in het Centraal Bestuur zijn : - De inrichting van twee computerlokalen met bijhorende installaties, onder meer airconditioning, UPS, toegangscontrole, branddetectie; - Het vernieuwen van de elektrische installaties, de verdeelborden en de verlichtingsarmaturen; - Het aankopen van ergonomisch kantoormeubilair; - Het installeren van een digitaal brand- en inbraakdetectiesysteem; - Het renoveren van de liften en deze aanpassen aan de Europese Richtlijnen; - De aankoop en/of vervanging van machines en rollend materieel; - Het centraliseren van de technische alarmen en deze aansluiten op een gebouwbeheersysteem; - Compartimentering van de verdiepingen door het plaatsen van brandwerende wanden en branddeuren; - een upgrading van de technische bibliotheek.
De voornaamste investeringswerken in de gewestelijke kantoren zijn : - De aanpassing van de computerlokalen, door het installeren van airconditioning; - UPS, toegangscontrole en branddetectie; - Het aankopen van ergonomisch kantoormeubilair; - Het installeren van een digitaal branddetectiesysteem in de gewestelijke kantoren.
Toelichting bij de investering in gebouwen 1. De centrale administratie en het gewestelijk kantoor Brussel-Hoofdstad (gebouwen aan het Jan Jacobsplein en de Waterloolaan) Deze gebouwen dateren van 1967 en 1970.Belangrijke herstellings- en renovatiewerken zijn noodzakelijk.
Bovendien hebben zich sinds enkele jaren nieuwe behoeften gemanifesteerd voor wat betreft informatica-infrastructuur, arbeidsveiligheid, arbeidshygiëne, ergonomie, als ook de bescherming van de gezondheid van de werknemers op het werk, en de verfraaiing van de arbeidsplaatsen. Hierdoor zijn bijkomende aanpassings- en renovatiewerken noodzakelijk.
Door de ontwikkeling van de informatietechnologie van de laatste jaren en de noodzaak tot het uitwerken van een « disaster recovery plan », is het uitbreiden van de computerlokalen en het plaatsen van bijhorende installaties en toepassingen een prioriteit. 2. De gewestelijke kantoren (11 vestigingen) a) algemene behoeften Binnen het strategische informaticaplan dienen de computerlokalen in de gewestelijke kantoren te beantwoorden aan de toenemende eisen wat betreft hardware, software, informatiebeveiliging, airconditioning, toegangscontrole, branddetectie, enz.Door de ontwikkeling van de informatietechnologie van de laatste jaren en de noodzaak tot het uitwerken van een « disaster recovery plan », is het uitbreiden van de computerlokalen en het plaatsen van bijhorende installaties en toepassingen ook hier een prioriteit. b) specifieke projecten 1.Het gewestelijk kantoor in Mons Via een overheidsopdracht voor diensten werd een architectconsultant aangesteld met als voornaamste opdracht, het redigeren van een bestek voor het verwerven, bouwen of renoveren van een gebouw in het centrum van de stad; 2. Het gewestelijk kantoor in Malmedy Een architectconsultant werd onlangs via een overheidsopdracht voor diensten, aangesteld met als voornaamste opdracht, het redigeren van een bestek voor het verwerven, bouwen of renoveren van een gebouw in het centrum van de stad; 3.2. Informatica-investeringen De investeringen op het vlak van informatica vloeien voort uit de verdere uitvoering van het strategisch informaticaplan. Voor de verantwoording wordt dan ook verwezen naar het punt 2.2 van deze bijlage en in het bijzonder punt 2.2.3.. 3.3. Parameters die bepalend zijn voor de raming van de investeringskredieten en hun eventuele herziening in de loop van de bestuursovereenkomst V = volume : wijziging in werkvolume, hetzij binnen de marge van de bestaande opdrachten, hetzij door een wijziging van de opdrachten;
In = evolutie van de index : respectievelijk de index van de consumptieprijzen en de bouw-index (bouwen en renoveren van gebouwen);
Im = de evolutie van de immobiliënmarkt;
NR = uitzonderlijke niet-recurrente kosten.
Bijlage 3 : richtlijnen met betrekking tot de wetgeving opgesomd in artikel 53 van de overeenkomst 1. PLICHTEN VAN DE INSTELLINGEN VAN SOCIALE ZEKERHEID 1.1. Plicht tot informatieverstrekking Toepasbare wetgeving Wet van 11 april 1995 (Handvest) Op schriftelijk verzoek van de sociaal verzekerde moeten de instellingen van sociale zekerheid : - hem binnen een termijn van 45 werkdagen elke « nuttige » informatie verstrekken over zijn rechten en verplichtingen. De informatie moet duidelijk, precies, volledig en in principe gratis zijn. Zij moet bovendien de kenmerken van het behandelde dossier en de dienst die het beheert vermelden. - brochures ter beschikking stellen die regelmatig zijn bijgewerkt en de rechten en verplichtingen geldend in de wetgeving die ze toepassen omschrijven. - hem een overzichtsdocument over alle instellingen verstrekken (basisinformatie over de werking van de sociale zekerheid in het algemeen).
Op eigen initiatief moeten de instellingen van sociale zekerheid aan de sociaal verzekerde elke bijkomende informatie verstrekken nodig voor het onderzoek van zijn aanvraag of het behoud van zijn rechten.
Te vermelden valt dat de plicht tot informatieverstrekking ook ten opzichte van de andere instellingen geldt. 1.2. Plicht tot adviesverstrekking Toepasbare wetgeving Wet van 11 april 1995 (Handvest) Onder dezelfde voorwaarden als die voor de plicht tot informatieverstrekking moeten de instellingen van sociale zekerheid, voor wat de materie betreft die hen aanbelangt, elke sociaal verzekerde die erom vraagt advies verstrekken over de uitoefening van zijn rechten of de uitvoering van zijn plichten en verplichtingen. 1.3. Overdracht van de verzoeken om informatie of advies bestemd voor een andere instelling Toepasbare wetgeving Wet van 11 april 1995 (Handvest) Handvest van de gebruiker van de overheidsdiensten, deel 1, Hoofdstuk II, Sectie 2, punt 3 Wanneer de sociaal verzekerde een verzoek om informatie of advies richt aan een onbevoegde instelling, dient deze ervoor te zorgen dat zij dit verzoek zo vlug mogelijk aan de bevoegde instelling toezendt en tegelijkertijd de sociaal verzekerde daarvan in kennis stelt. 1.4. Verplichting om een duidelijke en begrijpelijke taal te gebruiken Toepasbare wetgeving Wet van 11 april 1995 (Handvest) Handvest van de gebruiker van de overheidsdiensten, deel 1, Hoofdstuk II, Sectie 1, punt 2 De instellingen van sociale zekerheid moeten een voor het publiek begrijpelijke taal gebruiken. 1.5. Openingstijden Toepasbare wetgeving Handvest van de gebruiker van de overheidsdiensten, deel 1, Hoofdstuk II, Sectie 1, punt 1 en omzendbrief nr. 443 van 17 december 1996 Een bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de versoepeling van de openingstijden. Dienovereenkomstig kunnen de openingstijden op dinsdag en vrijdag tot 20 uur worden uitgebreid. De bedoeling is dat de burgers die zich niet tijdens de normale kantooruren naar de administratie kunnen begeven telefonisch kunnen afspreken om te worden gehoord door het personeelslid wiens naam is vermeld in de briefwisseling die hen is toegestuurd of door een ander personeelslid op de dagen dat de administratie later open blijft. Dit sluit niet uit dat een afspraak kan worden gemaakt voor een andere dag en een ander uur. 2. TOEKENNINGSPROCEDURES 2.1. Automatische toekenning of op verzoek Toepasbare wetgeving Wet van 11 april 1995 (Handvest) De sociale uitkeringen worden automatisch toegekend telkens als dit materieel mogelijk blijkt. 2.2. Bericht van ontvangst Toepasbare wetgeving Wet van 11 april 1995 (Handvest) De instelling van sociale zekerheid moet een bericht van ontvangst uitreiken waarop de onderzoekstermijn van de aanvraag alsook de geldende verjaringstermijn is vermeld.
Het Handvest verleent aan de Koning de mogelijkheid om bijkomende modaliteiten te bepalen of gevallen vast te stellen waarin het bericht van ontvangst niet moet worden uitgereikt, wat het geval is geweest in de sector van de arbeidsongevallen. 2.3. Overdracht van de aanvragen om uitkeringen die door de sociaal verzekerde verkeerd zijn geadresseerd Toepasbare wetgeving Wet van 11 april 1995 (Handvest) Handvest van de gebruiker van de overheidsdiensten, deel 1, Hoofdstuk II, Sectie 2, punt 3 Alle aanvragen gericht aan ongeacht welke instelling van sociale zekerheid moeten naar de bevoegde instelling worden overgedragen en de aanvrager moet van de verzending van de aanvraag in kennis worden gesteld.
De wet van 11 april 1995 bepaalt bovendien de mogelijkheid om de datum van indiening van de oorspronkelijke, verkeerd geadresseerde aanvraag te valideren. 2.4. Polyvalentie van de aanvragen Toepasbare wetgeving Wet van 11 april 1995 (Handvest) De Koning bepaalt welke aanvraag, ingediend met het oog op de toekenning van een uitkering die onder een sociale zekerheidsregeling ressorteert, als aanvraag geldt tot het bekomen van dezelfde uitkering ten laste van een andere regeling. 3. BESLISSING 3.1. Onderzoek van de aanvraag Toepasbare wetgeving Wet van 11 april 1995 (Handvest) Behalve de verplichting om binnen de vereiste termijnen te beslissen, legt het Handvest aan de instelling op om actief bij te dragen tot het onderzoek van het dossier en uit eigen initiatief de ontbrekende inlichtingen te verzamelen. 3.2. Termijnen Toepasbare wetgeving Wet van 11 april 1995 (Handvest) Het Handvest bepaalt dat de instelling van sociale zekerheid uiterlijk binnen 4 maanden volgend op de ontvangst van de aanvraag of op het feit dat aanleiding heeft gegeven tot een automatisch onderzoek dient te beslissen.
Wanneer de instelling van sociale zekerheid binnen de termijn geen beslissing kan nemen, stelt zij de betrokkene daarvan in kennis en geeft zij hem de redenen op.
Indien de aanvraag de tussenkomst vergt van een andere instelling van sociale zekerheid, wordt deze tussenkomst gevraagd door de instelling waaraan de aanvraag werd gericht. De aanvrager wordt daarvan in kennis gesteld, maar dit zal de toegekende termijn niet verlengen.
De termijn van 4 maanden wordt opgeschort zolang de betrokkene of een vreemde instelling de gevraagde inlichtingen, vereist om de beslissing te nemen, niet volledig aan de instelling van sociale zekerheid hebben verstrekt.
Indien ondanks de aanmaning die hem is toegestuurd de aanvrager gedurende meer dan een maand nalaat de bijkomende inlichtingen die de instelling van sociale zekerheid heeft gevraagd op te sturen, mag deze, nadat zij elke stap heeft gezet die nuttig is met het oog op het bekomen van de genoemde inlichtingen, een beslissing nemen waarbij zij zich baseert op de inlichtingen waarover zij beschikt, behalve indien de aanvrager een motief laat kennen dat een langere antwoordtermijn wettigt. 4. UITVOERING VAN DE BESLISSING 4.1. Kennisgeving Toepasselijke wetgeving Wet van 11 april 1995 (handvest) De beslissingen moeten gemotiveerd zijn, bepaalde vermeldingen bevatten (met betrekking tot de bestaande mogelijkheden van beroep alsmede tot de met het oog hierop na te leven vormen en termijnen) en de kennisgeving moet gebeuren met naleving van bepaalde vormen.
Het Handvest schrijft voor dat in principe de kennisgeving uiterlijk plaats vindt op het ogenblik van de uitvoering en via een gewone brief of het overhandigen van een document aan de betrokkene gebeurt.
Verschillende uitvoeringsbesluiten werden echter genomen om de modaliteiten van de kennisgeving of de uitzonderingen op het principe vast te leggen (sector van de ziekteverzekering, sector van de beroepsziekten, sector van de kinderbijslag, pensioenen van de overheidssector, sector van de arbeidsongevallen). Evenzo, werden bepaalde vermeldingen in bepaalde sectoren aangepast (arbeidsongevallen). 4.2. Motivering - verplichte vermeldingen Toepasselijke wetgeving Wet van 11 april 1995 (handvest) Wet van 29 juli 1991 (uitdrukkelijke motivering van de administratieve handelingen) De beslissingen moeten gemotiveerd worden. De opgelegde motivering moet in de akte de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de beslissing ten grondslag liggen. Zij moet afdoende zijn (de beslissing moet in elk geval de feiten bevatten eigen aan de bijzondere toestand en de wettelijke en reglementaire grondslagen die aan de grondslag liggen van de beslissing).
De motiveringsplicht is niet van toepassing indien de aanduiding van de motieven inzonderheid de openbare orde kan verstoren, afbreuk kan doen aan het recht op eerbied voor het privé-leven of afbreuk kan doen aan de bepalingen inzake de zwijgplicht.
De beslissing inzake toekenning of weigering moet noodzakelijk de volgende vermeldingen bevatten : - de mogelijkheid om voor de bevoegde rechtbank een voorziening in te stellen (in de meeste gevallen de arbeidsrechtbank); - het adres van de bevoegde rechtbanken (een lijst met de adressen van al de bevoegde rechtbanken volstaat); - de termijn om een voorziening in te stellen en de wijze waarop dat moet gebeuren ( 3 maanden krachtens het handvest behoudens gunstiger termijn ); - de inhoud van de artikelen 728 en 1017 van het gerechtelijk Wetboek; - de refertes van het dossier en van de dienst die het beheert; - de mogelijkheid om opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing bij de dienst die het dossier beheert of bij een aangewezen voorlichtingsdienst.
Bij afwezigheid van deze vermeldingen, gaat de termijn voor het beroep tot vernietiging niet in.
Als de beslissing betrekking heeft op geldbedragen moet ze de wijze van berekening ervan vermelden. Deze mededeling geldt dan als motivering en kennisgeving. 4.3. Betaling van de sociale prestatie Toepasselijke wetgeving Wet van 11 april 1995 (handvest) Eenmaal dat de beslissing genomen werd in overeenstemming met wat voorafgaat, moet de betaling van de prestaties gebeurd zijn binnen 4 maanden na de kennisgeving van de toekenningsbeslissing, natuurlijk op voorwaarde dat de uitkeringsvoorwaarden op dat ogenblik vervuld zijn en tenzij er in de desbetreffende wetgeving een kortere termijn voorzien is.
Als de betaling niet kan gebeuren binnen de toegestane termijn, dan brengt de instelling belast met de uitbetaling van de prestaties de verzoeker hiervan in kennis, met vermelding van de redenen van de vertraging.
Zolang de betaling niet is gedaan, wordt de verzoeker om de vier maanden van de reden van de vertraging in kennis gesteld.
De overschrijding van de termijn brengt echter geen werkelijke sanctie mee maar kan een weerslag hebben op het vaststellen van de verwijlintresten. 4.4. Intresten Toepasselijke wetgeving Wet van 11 april 1995 (handvest) Het Handvest beslist dat de prestaties van rechtswege intresten opbrengen. Gewoonlijk, zijn de intresten verschuldigd vanaf het verstrijken van de termijn van vier maand (of een kortere termijn bepaald door een specifieke wetgeving) na het nemen van de beslissing, maar ten vroegste vanaf de datum van opeisbaarheid van de uitkering, als de vertraging te wijten is aan de betaalinstelling zelf of aan een andere Belgische instelling van sociale zekerheid.
De intresten zijn enkel verschuldigd aan de sociale verzekerden en in geen enkel geval aan hen die in hun rechten gesteld worden.
Indien de vertraging echter te wijten is aan de betrokkene zelf of aan een buitenlandse instelling, zal er geen enkele intrest verschuldigd zijn, aangezien de termijn voor het nemen van een beslissing opgeschort wordt. Als de vertraging te wijten is aan een andere Belgische instelling, doch die geen instelling van sociale zekerheid is, is dezelfde regel van toepassing.
Als de instelling van sociale zekerheid in afwachting van het bekomen van de nodige inlichtingen voor het nemen van een definitieve beslissing, voorschotten toekent van ten minste 90 % zijn er geen intresten verschuldigd op het verschil dat nog moet betaald worden.
Als de voorschotten, onverschillig het bedrag ervan, binnen de opgelegde termijn worden uitgekeerd, is er geen intrest verschuldigd op het verschil tussen het definitief bedrag en het bedrag van de gestorte voorschotten hetzij : - zo de definitieve beslissing afhankelijk is van inlichtingen die door de aanvrager zelf of door een andere instelling dan een instelling van sociale zekerheid moeten meegedeeld worden; - zo de definitieve beslissing afhankelijk is van de beslissingen van twee of meer pensioeninstellingen en voor zover dat de aanvragen om pensioenen ingediend werden binnen de termijn van 8 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van het pensioen; - zo men slechts bij de definitieve beslissing kan vaststellen dat de sociaal verzekerde aan de vereiste voorwaarden voldoet om op een minimumprestatie recht te hebben 4.5. Termijnen van beroep Toepasselijke wetgeving Wet van 11 april 1995 (handvest ) Onverminderd gunstiger bepalingen voor de sociaal verzekerde, wordt de termijn van beroep tegen de beslissingen inzake toekenning, betaling of inzake terugvordering van prestaties op drie maanden vastgesteld. 4.6. Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen Toepasselijke wetgeving Wet van 11 april 1995 (handvest) De beslissingen tot terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen moeten, benevens de algemene bovenbedoelde vermeldingen, de specifieke vermeldingen bevatten : - de vaststelling dat er onverschuldigde bedragen zijn betaald; - het totale bedrag van wat onverschuldigd is betaald, alsmede de berekeningswijze ervan; - de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de bepalingen zijn gedaan; - de in aanmerking genomen verjaringstermijn; - in voorkomend geval, de mogelijkheid voor de instelling van sociale zekerheid om van de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen af te zien en de procedure die hiervoor moet worden gevolgd; - de mogelijkheid om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen.
Als de beslissing deze vermeldingen niet overneemt, gaat de termijn van beroep niet in.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 2002 tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoeld Rijksinstituut bij de openbare instellingen van sociale zekerheid.
De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister belast met Middenstand, R. DAEMS De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen, L. VAN DEN BOSSCHE