gepubliceerd op 21 mei 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen
10 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 december 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de metaalhandel Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001 Statuut van de vakbondsafvaardigingen (Overeenkomst geregistreerd op 28 september 2001 onder het nummer 58995/CO/149.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder « werklieden » verstaan : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen
Art. 2.Deze overeenkomst, aangegaan in uitvoering van en overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen van het personeel der ondernemingen, op 24 mei en 30 juni 1971 afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, regelt de oprichting en het statuut van de vakbondsafvaardiging van het werkliedenpersoneel.
Art. 3.De werkgevers erkennen dat hun georganiseerd werkliedenpersoneel bij hen vertegenwoordigd is door een vakbondsafvaardiging waarvan de leden aangewezen of verkozen worden onder het georganiseerd werkliedenpersoneel van de onderneming.
Onder « georganiseerd werkliedenpersoneel » wordt verstaan : het werkliedenpersoneel aangesloten bij een der ondertekenende interprofessionele werknemersorganisaties van de voormelde overeenkomsten.
Art. 4.De werkgevers verbinden er zich toe op het personeel geen enkele druk uit te oefenen om het te beletten bij een vakbond aan te sluiten en aan de niet-aangeslotenen geen andere voorrechten dan aan de aangesloten werklieden toe te kennen.
De vakbondsafvaardigingen verbinden er zich toe in de ondernemingen de praktijken van paritaire verhoudingen, die met de geest van deze overeenkomst stroken, na te leven.
Art. 5.De werkgevers en de vakbondsafvaardiging : 1. geven in alle omstandigheden blijk van zin voor rechtvaardigheid, redelijkheid en verzoening die bepalend is voor de goede sociale verhoudingen in de onderneming;2. leven de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement na en bundelen hun inspanningen teneinde de naleving ervan te verzekeren. HOOFDSTUK III. - Oprichting en samenstelling van de vakbondsafvaardiging
Art. 6.1.1. Op schriftelijk verzoek van één of meerdere in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisaties, wordt in de bedrijven, bij artikel 1 bedoelde ondernemingen een vakbondsafvaardiging ingesteld, waarvan het aantal effectieve afgevaardigden, op grond van het aantal in de onderneming tewerkgestelde werklieden wordt vastgesteld.
Indien er, op het moment van de samenstelling, geen sociale verkiezingen hebben plaatsgevonden, dient ten minste 25 pct. van de werklieden tot de oprichting te verzoeken. Het aantal afgevaardigden wordt als volgt bepaald : - 15 tot en met 30 werklieden : 2 effectieve afgevaardigden; - 31 tot en met 50 werklieden : 3 effectieve afgevaardigden; - 51 tot en met 150 werklieden : 4 effectieve afgevaardigden + 4 plaatsvervangende afgevaardigden; - 151 tot en met 200 werklieden : 5 effectieve afgevaardigden + 5 plaatsvervangende afgevaardigden.
Voor de ondernemingen waar meer dan 200 werklieden tewerkgesteld zijn, wordt een bijkomende afgevaardigde aangewezen per begonnen schijf van 50 werklieden. 1.2. Indien een in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisatie een vakbondsafvaardiging wenst op te richten in een onderneming met minstens 15 werklieden en minder dan 50 werklieden dan kan de in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisatie de volgende procedure volgen : - de in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisatie richt aan de voorzitter van het paritair subcomité een aangetekend schrijven met de intentie tot het oprichten van een vakbondsafvaardiging in een met naam en adres omschreven onderneming; - de betrokken werknemersorganisatie vermeldt de naam van hun kandidaat-afgevaardigde(n).
Na ontvangst van het aangetekend schrijven deelt de voorzitter van het paritair subcomité aan de betrokken onderneming mee dat een vakbondsorganisatie wil overgaan tot het oprichten van een vakbondsafvaardiging.
De in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisatie beschikt over dertig kalenderdagen vanaf het versturen van het aangetekend schrijven om te bewijzen dat 25 pct. van de werklieden verzoekt om de oprichting van een vakbondsafvaardiging. 2. De plaatsvervangende afgevaardigden wonen de vergadering van de afvaardiging en de audiënties slechts bij in geval van afwezigheid of verhindering van de effectieve afgevaardigden en in dezelfde verhouding.
Art. 7.Om het mandaat van afgevaardigde te kunnen uitoefenen moeten de leden van het werkliedenpersoneel aangesloten bij een der werknemersorganisaties, bedoeld bij artikel 3, aan volgende voorwaarden voldoen : 1. 18 jaar oud zijn op het ogenblik van de aanstelling;2. sedert zes maanden in de onderneming tewerkgesteld zijn. Het mandaat neemt, in ieder geval, een einde op schriftelijk verzoek van de werknemersorganisatie die de kandidatuur van de afgevaardigde heeft voorgedragen.
Indien het mandaat van een vakbondsafgevaardigde een einde neemt tijdens de uitoefening ervan om gelijk welke redenen bij ontstentenis van een plaatsvervangende afgevaardigde, heeft de werknemersorganisatie waartoe deze afgevaardigde behoort, het recht de persoon aan te duiden die het mandaat zal voleindigen.
Art. 8.1. De aangestelde of verkozen afgevaardigden worden uitgekozen op grond van het gezag waarover zij bij de uitvoering van hun kiese opdrachten moeten beschikken en hun bevoegdheid welke een degelijke kennis van de onderneming en van de bedrijfstak omvat. De duur van de mandaten wordt op vier jaar bepaald. De mandaten kunnen hernieuwd worden. 2. De vakbondsafgevaardigden worden aangesteld door de in het paritair subcomité vertegenwoordigde organisaties van werknemers, hetzij op grond van het aantal van hun aangeslotenen, hetzij op grond van de verdeling van de mandaten in het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen. De mandaten worden hernieuwd naar aanleiding van de verkiezingen voor de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk. De werknemersorganisaties beschikken na deze verkiezingen over een periode van zes maanden om tot de hernieuwing over te gaan. 3. De werknemersorganisaties kunnen overeenkomen dat, voor de ondernemingen waar verkiezingen georganiseerd worden voor de comités voor preventie en bescherming op het werk, de aanstelling van de afgevaardigden wordt vervangen door verkiezingen. In deze gevallen worden verkiezingen georganiseerd binnen de ondernemingen, gelijktijdig met deze voor de comités voor preventie en bescherming op het werk, alle maatregelen genomen zijnde om de vrijheid en het geheim van de stemming te verzekeren.
De verkiezingsprocedure en de verdeling van de mandaten worden geregeld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 betreffende de aanwijzing van de personeelsafgevaardigden in de comités voor preventie en bescherming op het werk, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 2 september 1994.
Art. 9.Zijn kiezers, alle werklieden van de onderneming, op voorwaarde dat zij : 1. de leeftijd van 16 jaar bereikt hebben;2. sedert ten minste drie maanden tewerkgesteld zijn in de onderneming. HOOFDSTUK IV. - Bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging
Art. 10.De vakbondsafvaardiging wordt zo spoedig mogelijk door de werkgever ontvangen, rekening gehouden met de omstandigheden : 1. naar aanleiding van elke vraag betreffende : - de arbeidsbetrekkingen; - de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden in de schoot van de onderneming, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de collectieve overeenkomsten of akkoorden die op andere vlakken zijn gesloten; - de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, van de collectieve arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele arbeidsovereenkomsten; - de toepassing van de loonschalen en van de classificatieregels; - de naleving van de algemene beginselen bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst; 2. naar aanleiding van elk geschil of betwisting van collectieve aard dat zich in de onderneming voordoet of wanneer dergelijke geschillen of betwistingen dreigen te ontstaan;3. naar aanleiding van elk individueel geschil of betwisting dat niet kon worden opgelost na te zijn ingediend langs de gewone hiërarchische weg door de belanghebbende werkman, op zijn verzoek bijgestaan door zijn vakbondsafgevaardigde. HOOFDSTUK V. - Statuut van de leden van de vakbondsafvaardiging
Art. 11.Het mandaat van vakbondsafgevaardigde mag geen aanleiding geven tot enig nadeel voor diegene die het uitoefent. Dit betekent dat de afgevaardigden recht hebben op de normale promoties en bevorderingen van de categorie werklieden waartoe zij behoren.
Art. 12.De leden van de vakbondsafvaardiging kunnen gedurende het normaal werkrooster, over de nodige tijd en faciliteiten beschikken om de in deze collectieve arbeidsovereenkomst omschreven vakbondsopdrachten en activiteiten collectief of individueel uit te oefenen. 1. Faciliteiten : De uren die voor het uitvoeren van hun opdracht nodig zijn, worden in gemeenschappelijk overleg op het vlak van de onderneming bepaald, met een minimum van 2 uren per week per afgevaardigde.Deze uren worden bezoldigd op grond van het normaal gemiddelde loon van elke betrokkene.
De onderneming stelt een lokaal ter beschikking van de vakbondsafgevaardigden, teneinde hen toe te laten hun opdracht passend te vervullen. 2. Bescherming tegen afdanking : Art.13. 1. De kandidaat-vakbondsafgevaardigden en de leden van de vakbondsafvaardiging mogen niet worden afgedankt om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat. 1.1. Bescherming tegen ontslag voor de kandidaat-vakbondsafgevaardigden : Kandidaat-vakbondsafgevaardigden zijn beschermd tegen ontslag om redenen die eigen zijn aan het uit te oefenen mandaat zo de volgende voorwaarde vervuld is : - in de ondernemingen waar een in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisatie een vakbondsafvaardiging wenst op te richten, werken minstens 15 werklieden en minder dan 50 werklieden.
De bescherming van de kandidaat-vakbondsafgevaardigde neemt een aanvang op datum van het versturen van het aangetekend schrijven, zoals bedoeld in artikel 6.1.2. van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.
De bescherming van de kandidaat-vakbondsafgevaardigde neemt een einde op het moment dat bewezen is dat tenminste 25 pct. van de werklieden verzoeken om de oprichting van een vakbondsafvaardiging en de oprichting van de vakbondsafvaardiging ter kennis is gebracht van de onderneming, maar ten laatste dertig kalenderdagen na het versturen van het aangetekend schrijven, zoals bedoeld in artikel 6.1.2. van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst. 2. De werkgever die voornemens is een vakbondsafgevaardigde om gelijk welke reden, met uitzondering van dringende redenen, af te danken, verwittigt voorafgaandelijk de vakbondsafvaardiging, evenals de vakbondsorganisatie die de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft voorgedragen.Deze verwittiging gebeurt bij aangetekend schrijven dat uitwerking heeft op de derde dag, volgend op de datum van verzending.
De betrokken vakbondsorganisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mee te delen dat zij de geldigheid van de voorgenomen afdanking weigert te aanvaarden. Deze mededeling gebeurt bij aangetekend schrijven; de periode van zeven dagen neemt een aanvang op de dag waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerking heeft.
Het uitblijven van reactie van de vakbondsorganisatie moet beschouwd worden als een aanvaarding van de geldigheid van de voorgenomen afdanking.
Indien de vakbondsorganisatie weigert de geldigheid van de voorgenomen afdanking te aanvaarden, legt de meest gerede partij het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het paritair subcomité voor; de maatregel tot afdanking mag niet worden uitgevoerd gedurende de duur van deze procedure.
Indien het verzoeningsbureau tot geen eenparige beslissing is kunnen komen binnen dertig dagen na de aanvraag om bemiddeling, wordt de betwisting betreffende de geldigheid van de redenen die door de werkgever worden ingeroepen om de afdanking te verantwoorden aan de arbeidsrechtbank voorgelegd. 3. In geval van afdanking van een vakbondsafgevaardigde wegens dringende redenen moet de vakbondsafgevaardigde daarvan onmiddellijk worden op de hoogte gebracht. 4. Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in navolgende gevallen : 1° indien hij een vakbondsafgevaardigde afdankt, zonder de in artikel 13.2. bepaalde procedure na te leven; 2° indien op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen van afdanking, rekening houdend met de bepaling van artikel 13.2. door het verzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend; 3° indien de werkgever een afgevaardigde heeft ontslagen wegens dringende redenen en de arbeidsrechtbank het ontslag ongegrond heeft verklaard;4° indien de arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens zware fout van de werkgever die voor de afgevaardigde een reden is tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst. Deze forfaitaire vergoeding is gelijk aan de bruto-bezoldiging van één jaar, onverminderd de toepassing van de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978). 3. Interne en externe communicatie : Art.14. De vakbondsafvaardiging kan mondeling of schriftelijk overgaan tot alle mededelingen welke nuttig zijn voor het personeel, zonder dat zulks de organisatie van het werk mag verstoren. Deze mededelingen moeten van professionele of vakbondsaard zijn.
Op de arbeidsplaats en gedurende de werkuren kunnen, mits instemming van de werkgever, die zijn toestemming niet willekeurig mag weigeren, voorlichtingsvergaderingen voor het personeel van de onderneming ingericht worden door de vakbondsafvaardiging.
Art. 14bis . Gezien de nieuwe technologische evoluties zullen binnen de ondernemingen de werkingsfaciliteiten (bijvoorbeeld computer, fax, internet) ter beschikking worden gesteld voor de verkozen werknemersafgevaardigden in de ondernemingsraad (OR) en het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) en voor de vakbondsafgevaardigden, onder volgende voorwaarden : - door de vakbondsorganisaties wordt een controlerecht voor de werkgever gewaarborgd op het gebruik en het misbruik ervan; - de faciliteiten moeten reeds aanwezig zijn in de ondernemingen. De bepaling in dit artikel mag geen bijzondere investering inhouden voor de onderneming; - de rechten en verplichtingen voor het gebruik van deze faciliteiten zijn dezelfde als voor de andere gebruikers in de onderneming; - de bestaande sectorale- en ondernemingscollectieve arbeidsovereenkomsten inzake het statuut van de vakbondsafvaardiging en de wetgeving betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk blijven onverkort van toepassing.
Dit houdt onder andere in dat de mededelingen die via elektronische weg aan het personeel worden gericht vooraf aan de directie worden voorgelegd; - in paritair overleg zullen op ondernemingsvlak ook de gebruiksregels vooraf worden opgesteld.
Indien blijkt dat voormelde regeling tot misbruiken leidt, kan de meest gerede partij deze opnieuw bespreekbaar maken op het niveau van het paritair subcomité.
Art. 15.De vrijgestelden van de vakbondsorganisaties kunnen, na akkoord van de werkgever, de vergaderingen bijwonen die de afgevaardigden onderling beleggen binnen de omheining van de onderneming alsmede de vergaderingen die er door de afgevaardigden worden ingericht.
Art. 16.In geval van noodzaak erkend door de vakbondsafvaardiging of door de werkgever, doen de partijen, na de andere partij vooraf te hebben verwittigd, beroep op de vrijgestelden van hun respectieve organisatie. In geval van blijvend meningsverschil, dienen zij eveneens een dringend verhaal in bij het verzoeningsbureau van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel. HOOFDSTUK VI. - Vervanging van collectieve arbeidsovereenkomst
Art. 17.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1999 betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen, geregistreerd op 20 december 1999 onder het nummer 53400/CO/149.04 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 juli 2002. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 18.Deze overeenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door een van de partijen opgezegd worden met een opzeg van zes maanden betekend bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.
De partij die het initiatief van de opzeg neemt, verbindt er zich toe de redenen van opzegging op te geven en tegelijkertijd amendementsvoorstellen in te dienen welke binnen één maand na de ontvangst in de schoot van het paritair subcomité besproken worden.
Art. 19.Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de duur van de opzeg inbegrepen, gaan de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties de verbintenis aan niet hun toevlucht te nemen tot staking of lock-out zonder dat door hun tussenkomst een voorafgaande verzoening werd betracht en desnoods door een dringend beroep te doen op het paritair subcomité of het verzoeningsbureau ervan.
Art. 20.Speciale of in deze collectieve arbeidsovereenkomst niet-voorziene gevallen worden door het bevoegd paritair subcomité onderzocht.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX