Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 2001
gepubliceerd op 29 november 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de vaststelling van het bedrag en de toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van een aanvullend sociaal voordeel

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012702
pub.
29/11/2001
prom.
10/08/2001
ELI
eli/besluit/2001/08/10/2001012702/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de vaststelling van het bedrag en de toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van een aanvullend sociaal voordeel (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juli 1978, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 maart 1979, inzonderheid op de artikelen 3 en 24 van de statuten;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de vaststelling van het bedrag en de toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van een aanvullend sociaal voordeel.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Nice, 10 augustus 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 13 maart 1979, Belgisch Staatsblad van 14 april 1979.

Bijlage Paritair Comité voor de handel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999 Vaststelling van het bedrag en de toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van een aanvullend sociaal voordeel (Overeenkomst geregistreerd op 28 oktober 1999 onder het nummer 52868/CO/119) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren. HOOFDSTUK II. - Aard van het voordeel

Art. 2.De werklieden en werksters tewerkgesteld door één van de ondernemingen bedoeld in artikel 5, a) van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren" vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juli 1978, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 maart 1979, hebben elk jaar recht op een aanvullend sociaal voordeel ten laste van genoemd fonds, in de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK III. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 3.Om het voordeel te bekomen, moeten de in artikel 1 bedoelde werklieden en werksters aan volgende voorwaarden voldoen : 1) vóór 1 mei van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van betaling zijn aangesloten bij één van de representatieve interprofessionele organisaties van arbeiders welke op nationaal vlak zijn verbonden, namelijk : - de Christelijke Centrale Voeding en Diensten (ACV); - de Centrale voor Voeding- en Hotelarbeiders (ABVV); - de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB); 2) gedurende ten minste één maand in de loop van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van betaling tewerkgesteld geweest zijn door één van de in artikel 5, a) van de statuten van bovenvermeld fonds bedoelde ondernemingen. HOOFDSTUK IV. - Bedrag

Art. 4.Het bedrag van het voordeel is vastgesteld op 333 BEF per maand tewerkstelling in de loop van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van betaling en op 4 000 BEF voor het volledig kalenderjaar van tewerkstelling.

Onder maand tewerkstelling dient tevens verstaan, elke maand in de loop waarvan de arbeidsovereenkomst uiterlijk de vijftiende is ingegaan, alsmede elke maand in de loop waarvan de sedert de eerste dag van de maand lopende arbeidsovereenkomst na de vijftiende een einde heeft genomen.

Bij het bepalen van de maanden tewerkstelling die in aanmerking worden genomen, wordt rekening gehouden met de werkelijk gepresteerde arbeidsdagen, evenals met de dagen die zijn gelijkgesteld overeenkomstig de beslissingen dienaangaande genomen door het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren. HOOFDSTUK V. - Betalingsmodaliteiten

Art. 5.De in artikel 5, a) van de statuten van het fonds bedoelde werkgevers overhandigen vóór 1 april van het jaar van betaling aan elke werkman of werkster die in hun onderneming zijn tewerkgesteld geweest in de loop van het voorgaand kalenderjaar, een behoorlijk ingevuld en ondertekend formulier in dubbel exemplaar, waarvan het model wordt vastgesteld door het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren.

Deze formulieren worden ambtshalve of op hun verzoek ter beschikking gesteld door het beheer van het fonds, gevestigd Sint-Bernardusstraat 60, te 1060 Brussel.

Art. 6.De werklieden en werksters die de in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde toekenningsvoorwaarden vervullen maken het in artikel 5 bedoelde formulier in dubbel exemplaar over aan de in artikel 3 vermelde organisatie waarvan zij lid zijn.

Deze organisatie gaat na of de betrokken werkman of werkster werkelijk is aangesloten en of hij of zij een recht kan doen gelden en berekent het bedrag van het voordeel. Na die verrichtingen te hebben doen controleren door een andere representatieve interprofessionele organisatie van arbeiders, geeft zij op naam en ten voordele van de betrokkene een genummerde circulaire bankcheque uit waarvan het bedrag overeenstemt met het voordeel waarop hij of zij recht heeft.

Het nazicht, de controle en de uitgifte hebben plaats van 1 april tot 15 september van het jaar van betaling.

Art. 7.Vóór 15 oktober van het jaar van betaling bezorgt iedere in artikel 3 bedoelde organisatie aan het sociaal fonds een afrekening met vermelding van het aantal, de nummers en het totaal bedrag van de door haar uitgegeven cheques.

De organisaties dienen de aanvraagformulieren en het dubbel van de daarop betrekking hebbende cheques te bewaren. Deze worden gecontroleerd door de daartoe door de raad van beheer van het fonds aangeduide personen.

De niet gebruikte circulaire bankcheques worden aan het beheer van het fonds overhandigd ten laatste acht dagen na de datum van het einde van de uitgifte. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 1997, gesloten in hetzelfde paritair comité betreffende de vaststelling van het bedrag en de modaliteiten van toekenning en uitkering van een aanvullend sociaal voordeel, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 oktober 1998, Belgisch Staatsblad van 13 november 1998.

Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2000 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Op 1 januari van elk jaar wordt zij stilzwijgend verlengd voor een periode van één jaar, behoudens opzegging door één van de partijen uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst per aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, die de leden ervan op de hoogte brengen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999 betreffende de vaststelling van het bedrag en de toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van een aanvullend sociaal voordeel Gepresteerde en gelijkgestelde dagen Lijst opgesteld door het paritair comité op 15 december 1971 en gewijzigd op 13 april 1973, 22 december 1976, 13 juli 1977, 8 december 1987 en 19 december 1990.

Onder gepresteerde dagen dient te worden verstaan : 1. De dagen of gedeelten van dagen die werkelijk aan arbeid worden besteed; 2. De dagen of gedeelten van dagen die niet gepresteerd worden doch waarvoor de werkgever verplicht is een loon uit te betalen (bij voorbeeld : gewaarborgd weekloon, betaalde feestdagen, dagen van klein verlet, enz...); 3. De dagen gedurende dewelke niet gewerkt wordt omwille van jaarlijkse vakantie waarop de werklieden en werksters recht hebben overeenkomstig de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers;4. De 6e niet-gepresteerde dag van elke vijfdaagse werkweek, ingeval de wekelijkse arbeidstijd in de loop van een kwartaal nu eens over 5, dan weer over meer dan 5 dagen gespreid is. Onder gelijkgestelde dagen dient te worden verstaan : 1. De dagen van volledige arbeidsongeschiktheid die het gevolg zijn van een arbeidsongeval of een beroepsziekte;2. De dagen van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gedurende de eerste twaalf maanden, na een tijd van volledige arbeidsongeschiktheid, wanneer het erkend percentage van ongeschiktheid ten minste 66 pct.bedraagt; 3. De dagen afwezigheid gedurende de eerste maanden, ingevolge een ongeval dat geen arbeidsongeval is, of een ziekte die geen beroepsziekte is;4. De rustperiode voor zwangerschap en bevalling : zoals bepaald in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971;5. De militaire dienstplicht, op voorwaarde dat de belanghebbende onmiddellijk vóór en na zijn legertijd in dienst is geweest van een onderneming aangesloten bij het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren;6. De dagen van gewone wederoproeping voor legerdienst met een maximum van 74 of 66 dagen, naargelang de werknemer al dan niet deelneemt aan de vorming van reservekaders;7. De dagen besteed aan het namen van burgerlijke verplichtingen (voogd, lid van een familieraad, getuige in rechten, gezworene, kiezer, lid van een stembureau);8. De dagen besteed aan de uitoefening van een openbaar mandaat en een mandaat in syndicaal verband, bepaald bij artikel 16, 9° en 10°, van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 (Belgisch Staatsblad van 6 april 1967) gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 juli 1970 (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970);9. De dagen van deelneming aan stages of studiedagen die aan arbeidsopvoeding of aan syndicale vorming gewijd zijn en georganiseerd worden door representatieve organisaties der werknemers of door de bevoegde minister erkende gespecialiseerde instituten, ten belope van maximum 12 dagen per jaar;10. De dagen van staking of lock-out, in de volgende voorwaarden : a) de werkman of de werkster moet ten minste één dag effectief werkzaam zijn geweest in de loop der achtentwintig opeenvolgende dagen die de aanvangsdag van de werkstaking of de lock-out voorafgaan;b) de staking moet : - voorafgegaan worden door een poging tot verzoening door een bemiddelaar die gekozen werd door de partijen, of op verzoek van één dezer, door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid; - ingaan na het verstrijken van een collectieve stakingsaanzegging, betekend door een syndicale organisatie die vertegenwoordigd is in het paritair comité waaronder de onderneming ressorteert.

Deze opzegging kan ten vroegste betekend worden de zevende dag volgend op de 1ste vergadering welke door de gekozen of aangewezen bemiddelaar gehouden werd.

De opzegging wordt betekend hetzij bij een ter post aangetekende brief en aan ieder individuele werkgever gerichte brief, hetzij door inlassing in de notulen van een verzoeningsvergadering.

Zij neemt een aanvang de dag volgend op de in de loop van welke zij wordt betekend en haar duur is ten minste van zeven dagen. 11. De dagen van gedeeltelijke werkloosheid;12. De extra-legale vakantieperiode die door de werkgever aan de vreemde arbeiders toegekend wordt, die naar hun land terugkeren;13. Voor de jonge werklieden en werksters, de schoolperiode en de periode begrepen tussen de datum waarop ze de school verlaten en het begin van hun eerste arbeidscontract (maximum 4 maanden;deze grens wordt op 31 december gebracht voor de jongeren die het schooljaar volledig beëindigen).

De rechten moeten op dezelfde wijze als voorzien bij de wetgeving betreffende jaarlijkse vakantie der loonarbeiders berekend worden, dit wil zeggen dat het begin van het eerste arbeidscontract moet liggen binnen 4 maanden na het einde ter studies; deze grens wordt gebracht op 31 december (ongeveer 6 maanden), voor de jongeren die hun schooljaar volledig beëindigen.

In dit geval wordt de periode die nog op school doorgebracht werd evenals het deel van de 4 maanden (of 6 maanden), waarin niet gewerkt werd, en die valt tussen de datum van het verlaten van de school en 31 december van het lopende jaar, gelijkgesteld met normale werkdagen. 14. Voor de genieters van brugpensioen, de periode vanaf de brugpensioenstelling tot 31 december van hetzelfde jaar.15. Voor de gepensioneerden, de periode vanaf de opruststelling tot 31 december van hetzelfde jaar.16. De periode vanaf het overlijden van een werkman of werksters, tot 31 december van hetzelfde jaar. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^