gepubliceerd op 22 september 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 53 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999
10 AUGUSTUS 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 53 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Artikel 53 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999, verleent aan de Raad voor de Mededinging de nodige bevoegdheid voor de toepassing van de artikels 81, § 1, en 82 van het EG-Verdrag (oude artikels 85, § 1 en 86). De toepassing van paragraaf 3 van artikel 81 van het EG-Verdag viel tot nu toe evenwel onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Commissie.
Artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 2790/1999 van de Commissie van 22 december 1999 betreffende de toepassing van artikel 81, paragraaf 3, van het EG-Verdrag, op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, op 1 juni 2000 in werking getreden, stelt de bevoegde autoriteit van een Lidstaat, in navolging van de Europese Commissie, voortaan in staat om in welbepaalde gevallen het voordeel van de toepassing van de verordening in te trekken. Bijgevolg dringt zich een wijziging op van artikel 53 van de wet tot bescherming van de economische mededinging.
Het bij wijze van een in Ministerraad overlegd koninklijke besluit werd weerhouden daar in artikel 1 van de wet van 28 juli 1987 tot uitvoering van de in toepassing van artikel 87 van het Verdrag tot Oprichting van de Europese Economische Gemeenschap uitgevaardigde verordeningen en richtlijnen wordt bepaald dat « de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit de noodzakelijke maatregelen kan treffen tot uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de verordeningen en richtlijnen uitgevaardigd in toepassing van artikel 87 van het EEG-Verdrag (art. 83 nieuw).... Deze maatregelen kunnen de wijziging of opheffing van de bestaande wettelijke bepalingen omvatten ».
Het besluit dat U wordt voorgelegd heeft tot doel de nieuwe bevoegdheden, die aan de Raad voor de Mededinging zijn toegekend door de voornoemde Verordening (EG) nr. 2790/1999 in aanmerking te nemen en alle twijfel weg te werken rond de toepasbaarheid van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag door diezelfde Raad.
Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 vult de nieuwe bepalingen van artikel 53 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999, aan en geeft duidelijk aan dat de Belgische mededingingautoriteiten het recht hebben om de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag toe te passen.
Artikel 2 behoeft geen commentaar.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, Ch. PICQUE
ADVIES 31070/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 20 december 2000 door de Minister van Economie verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van artikel 53 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999", heeft op 10 mei 2001 het volgende advies gegeven : STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP Artikel 53 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999, bepaalt dat wanneer de Belgische autoriteiten zich met toepassing van artikel 88 (thans artikel 84) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (thans Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap), moeten uitspreken over de toelaatbaarheid van afspraken of over het misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt, de beslissing hieromtrent door de in die wet genoemde autoriteiten wordt genomen in overeenstemming met de artikelen 85, § 1, en 86 (thans artikelen 81, § 1, en 82) van het verdrag, volgens de door de wet bepaalde procedure en sancties.
Het genoemde artikel 53 heeft betrekking op het geval dat er geen verordeningen of richtlijnen zijn uitgevaardigd omtrent de toepassing van de beginselen vervat in de artikelen 81 en 82 van het EG-verdrag.
Voor het geval dat wel zulke verordeningen of richtlijnen zijn uitgevaardigd, is thans evenwel in het Belgische recht niets bepaald voor het geval dat die verordeningen of richtlijnen een taak opdragen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.
Het om advies voorgelegde ontwerpbesluit beoogt die lacune op te vangen en vervangt daartoe artikel 53 van de gecoördineerde wet tot bescherming van de economische mededinging door een nieuwe bepaling waarin zowel rekening wordt gehouden met de gevallen waarin er geen verordeningen of richtlijnen zijn, dienstig voor de toepassing van de beginselen neergelegd in de artikelen 81 en 82 van het EG-verdrag, als met de gevallen waarin dit wel zo is.
Rechtsgrond daartoe wordt gezocht in artikel 1 van de wet van 28 juli 1987 tot uitvoering van de in toepassing van artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap uitgevaardigde verordeningen en richtlijnen. Krachtens dit artikel kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de maatregelen nemen die nodig zijn voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de verordeningen en richtlijnen die zijn uitgevaardigd met toepassing van artikel 83 van het EG-verdrag, waarbij Hij bestaande wettelijke bepalingen kan wijzigen of opheffen.
Het genoemde artikel laat evenwel enkel toe de nodige maatregelen te nemen ter uitvoering van artikel 83 van het EG-verdrag, en niet van artikel 84 van het EG-verdrag.
In het ontworpen besluit kan derhalve niet worden bepaald dat de bevoegdheden die aan de autoriteiten van de lidstaten worden verleend door artikel 84 van het EG-verdrag, worden uitgeoefend door de bij de gecoördineerde wet tot bescherming van de economische mededinging bepaalde autoriteiten.
Hieraan doet niets af het gegeven dat die regel reeds is opgenomen in het huidige artikel 53 van die wet dat het ontwerp beoogt te vervangen.
Het door de stellers van het ontwerp beoogde doel kan evenwel worden bereikt door het laatstgenoemde artikel aan te vullen met een nieuw lid, luidend : 'Wanneer de Belgische autoriteiten zich met toepassing van verordeningen of richtlijnen genomen op basis van artikel 83 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, moeten uitspreken over de toepassing van de beginselen neergelegd in de artikelen 81 en 82 van hetzelfde Verdrag, wordt de beslissing door de in deze wet genoemde autoriteiten genomen in overeenstemming met deze verordeningen of richtlijnen, volgens de procedure en sancties bepaald door deze wet".
ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef In het derde lid dienen het nummer en de datum van het advies van de Raad van State, afdeling wetgeving, te worden vermeld.
Artikel 1 Er wordt verwezen naar het tekstvoorstel dat is gedaan bij de bespreking van de strekking en de rechtsgrond van het ontwerp.
Wanneer dit voorstel wordt overgenomen en een nieuw lid wordt toegevoegd aan het bestaande artikel 53 van de gecoördineerde wet tot bescherming van de economische mededinging, zal de redactie van de inleidende zin van artikel 1 van het ontwerp dienen te worden aangepast.
Artikel 2 Tenzij er een reden zou bestaan om af te wijken van de gangbare termijn van inwerkingtreding, dient artikel 2 uit het ontwerp te worden weggelaten. Artikel 3 van het ontwerp dient dan te worden vernummerd tot een nieuw artikel 2.
De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;
J. Baert en J. Smets, staatsraden;
G. Schrans en A. Spruyt, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevrouw A. Beckers, griffier.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. J. Smets.
Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur.
De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer E. Vanherck, referendaris.
De griffier, A. Beckers.
De voorzitter, M. Van Damme.
10 AUGUSTUS 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 53 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 juli 1987 tot uitvoering van de in toepassing van artikel 87 van het Verdrag tot Oprichting van de Europese Economische Gemeenschap uitgevaardigde verordeningen en richtlijnen, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999, inzonderheid op artikel 53;
Gelet op het advies van de Raad van State nr.31.070/1 gegeven op 10 mei 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 53 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999, wordt aangevuld met het volgende lid : « Wanneer de Belgische autoriteiten zich, met toepassing van verordeningen of richtlijnen genomen op basis van artikel 83 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, moeten uitspreken over de toepassing van de beginselen neergelegd in de artikelen 81 en 82 van hetzelfde Verdrag, wordt de beslissing door de in deze wet genoemde autoriteiten genomen in overeenstemming met deze verordeningen of richtlijnen, volgens de procedure en de sancties bepaald door deze wet. »
Art. 2.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 10 augustus 2001 ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE