gepubliceerd op 20 mei 2015
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de vastheid van betrekking
10 APRIL 2015. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de vastheid van betrekking (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de warenhuizen;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de vastheid van betrekking.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 april 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlagen Paritair Comité voor de warenhuizen Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2014 Vastheid van betrekking (Overeenkomst geregistreerd op 31 juli 2014 onder het nummer 122864/CO/312) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de warenhuizen. HOOFDSTUK II. - Inleiding
Art. 2.Het behoud van het tewerkstellingspeil in de grote distributieondernemingen is één van de bekommernissen van patroons en vakbonden en dit op alle niveaus.
Deze problemen zijn nauw verbonden aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de sector welke momenteel omwille van diverse oorzaken worden geremd, onder meer door de virtuele blokkering van de expansie en de rentabiliteit van de winkels, vooral van deze welke in de stadscentra zijn gelegen.
Overigens leidt deze toestand tot ongelijkheden op het niveau van de ondernemingen zelf.
De verwikkelingen in acht genomen, is het opportuun een actie te overwegen, voor eerst op het niveau van de ondernemingen en vervolgens, gewestelijk op het niveau van de sector.
In deze context waren de partijen van oordeel dat zij onderstaande collectieve arbeidsovereenkomst kunnen onderschrijven. Deze houdt overigens in ruime mate rekening met de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 9 maart 1972 in de Nationale Arbeidsraad tot coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1974, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 september 1974. HOOFDSTUK III. - Inlichtingen over de tewerkstellingsproblemen 1. Jaarlijkse inlichtingen a) Structuur van de tewerkstelling.
Art. 3.De inlichtingen betreffende de structuur van de tewerkstelling omvatten de volgende elementen, als volgt ingedeeld : - geslacht; - jonge werknemer of volwassene; - personeelscategorie, dat wil zeggen : verkoop, administratie, personeel onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de warenhuizen, personeel onder de bevoegdheid van andere paritaire comités; - globale personeelsbezetting - uitgezonderd tijdelijk personeel van de bijhuizen, de werkhuizen en de opslagplaatsen, per categorie - jonge werknemers, arbeiders, bediende - met indeling volgens het geslacht.
Er wordt aanbevolen een gelijkaardige documentatie, op dezelfde wijze onderverdeeld, over te maken voor elke bijzondere activiteit van de onderneming (bijvoorbeeld : restaurant); - "full-time" en "part-time" personeelsleden, met aanduiding betreffende de bezetting door "demonstratrices". b) Evolutie van de tewerkstelling.
Art. 4.De inlichting betreffende de evolutie van de tewerkstelling wordt op het niveau van de onderneming verzameld.
Ze betreft de volgende elementen : 1° het aantal personen die de onderneming hebben verlaten, met de volgende onderverdelingen : - vrijwillig vertrek (dit wil zeggen ontslag); - onvrijwillig werk, pensionering. 2° het aantal aangeworven personen.Uitgezonderd voor de gevallen van vervanging van personen die de onderneming hebben verlaten, omvatten de inlichtingen de in artikel 3 voorziene verduidelijkingen. c) Tewerkstellingsvooruitzichten voor het komende dienstjaar.
Art. 5.Indien de algemene vooruitzichten van de onderneming wijzen op mogelijkheden tot aanwervingen, gaan de inlichtingen betreffende dit punt over : - de scholing, de classificatie en het aantal aan te werven werknemers; - het aantal "full-time" en/of "part-time" werknemers; - de periode van aanwerving; - de plaats van tewerkstelling. d) Genomen of geplande sociale maatregelen inzake tewerkstelling.
Art. 6.Moeten worden vermeld : 1° de genomen of geplande maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling;2° de maatregelen van sociale aard waartoe de bewegingen welke in de onderneming hebben plaatsgehad of zijn voorzien, aanleiding hebben gegeven of zullen geven. Anderzijds wordt aan de ondernemingen welke in vacatures voorzien, aanbevolen op dit gebied over te gaan tot een interne bekendmaking bij hun personeel, vóór elke externe publiciteit. 2. Trimestriële inlichtingen.
Art. 7.Deze inlichtingen omvatten de volgende elementen : 1° de stand van verwezenlijkingen van de jaarlijkse aangekondigde vooruitzichten;2° de redenen waarom de doelstellingen welke waren vastgesteld en de vooruitzichten welke waren voorzien op het ogenblik dat de jaarlijkse inlichtingen werden verstrekt, niet konden worden verwezenlijkt;3° de wijzigingen in de vooruitzichten welke men kan voorzien in de loop van het volgend kwartaal.3. Occasionele inlichtingen.
Art. 8.Wanneer de onderneming cm niet te voorziene economische of technische redenen, zich genoodzaakt ziet over te gaan tot inkrimpingen of collectieve aanwervingen van personeel, wordt dit zo spoedig mogelijk bekend gemaakt, en, in elk geval vóór de beslissing. 4. Inlichtingen te verstrekken aan de representatieve werknemersorganisaties.
Art. 9.De in de artikelen 3 tot 8 voorziene inlichtingen worden schriftelijk gemeld aan de ondernemingsraden en aan de nationale secretarissen van de representatieve werknemersorganisaties welke deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend. HOOFDSTUK IV Bescherming van de tewerkstelling in de onderneming
Art. 10.Na alle mogelijkheden te hebben onderzocht om volledige tewerkstelling te behouden, moet de onderneming welke om economische of technische redenen is genoodzaakt tot een inkrimping van de tewerkstelling over te gaan, binnen een zo groot mogelijke tijdspanne, iedere nuttige maatregel nemen om de tewerkstelling van het personeel in dienst te vrijwaren. Hiertoe moet het volgende gebeuren : 1° stopzetten van aanwerving van nieuw personeel voor alle diensten getroffen door de beperkingsmaatregelen;2° ook voor de niet-getroffen diensten, de nieuwe aanwervingen beperken door de betrekkingen welke op natuurlijke wijze vrijkomen aan te vullen door overplaatsingen van de ene dienst naar de andere, in de mate waarin de kwalificatie, de bekwaamheid of omscholing van het betrokken personeel dit toelaat en door het personeel op de hoogte te brengen van de openstaande betrekkingen;3° te zorgen voor een tewerkstellingsbeleid en, indien het geval zich voordoet, een reclasseringsplan te voorzien in de schoot van de onderneming, door, indien nodig, één of meer scholingscyclussen te organiseren welke het overgaan van personeel van een dienst naar een andere mogelijk maakt eventueel in samenwerking met de diensten voor versnelde beroepsopleiding van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;4° eventueel te onderhandelen, met instemming van de betrokkenen, over een stelsel van vervroegd pensioen;5° wanneer voor bepaalde tewerkstellingsproblemen geen oplossing wordt gevonden op het niveau van de ondernemingen, vooraf het regionaal "interonderneming" overlegcomité, de nationale secretariaten van de representatieve werknemersorganisaties, welke deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend, en de Vereniging van de Grote Distributieondernemingen van België inlichten.
Art. 10bis.(collectieve arbeidsovereenkomst van 2 september 1993) Definitieve uitbating door derden zal slechts overwogen worden in uitzonderlijke omstandigheden, rekening houdend met de eigenheid van de betrokken diensten en na overleg met de syndicale organisaties.
Voor de demonstratrices verbinden de ondernemingen er zich toe van de leveranciers een schema trachten te bekomen voor inhaling van de loonschalen die van toepassing zijn in de winkel. Een evaluatie van de resultaten zal geschieden tegen uiterlijk 31 maart 1994. HOOFDSTUK V. - Paritair en regionaal overleg tussen de "ondernemingen" over tewerkstelling
Art. 11.Waar het noodzakelijk blijkt, wordt een regionaal "interonderneming" overlegcomité opgericht op verzoek van één van de betrokken partijen.
Art. 12.Dit comité is samengesteld, enerzijds, uit vertegenwoordigers van de gewestelijke directies, gemachtigd om de aangelegenheden hernomen in dit hoofdstuk te behandelen, anderzijds, uit vast aangestelde en afgevaardigden van de vakbonden.
Elke afvaardiging mag verzoeken om bijstand van vertegenwoordigers van centrale of nationale organisaties.
Voor de analyse of het onderzoek van bijzondere kwesties, kan elke afvaardiging eveneens de hulp inroepen van technici, mits een wederzijdse en voorafgaande informatie.
Art. 13.Het comité houdt één vergadering per kwartaal. Het kan bovendien samenkomen, op verzoek van één van de partijen, in geval van wijziging in de tewerkstellingsstructuur of ter gelegenheid van gebeurtenissen welke dergelijke wijzigingen zouden kunnen meebrengen.
Art. 14.Het comité voert op zijn niveau de opdrachten uit welke zijn voorzien in de hoofdstukken III en IV van deze collectieve arbeidsovereenkomsten.
Het is namelijk belast met het regelmatig onderzoek van het niveau van de tewerkstelling, de aanwervingsproblemen, de ontwerpen en mogelijkheden tot overplaatsing van personeel van de ene onderneming naar de andere.
Art. 15.Hiertoe beschikt het comité over een documentatie welke, op regionaal niveau, de inlichtingen groepeert in verband met het aantal personeelsleden van de ondernemingen zoals dit bekend is op het einde van de maand september van het jaar voorafgaand aan zijn inwerkingtreding.
Deze inlichtingen worden opgesteld overeenkomstig de bijzonderheden voorzien in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Vervolgens, beschikt het voor elk jaar over dezelfde soort documentatie.
Art. 16.De ondernemingen streven er naar het comité alle nuttige inlichtingen te verstrekken welke betrekking hebben op de economische toestand, het oprichten van nieuwe verkoopseenheden, de wijziging van de verkooptechnieken.
Het is wenselijk dat deze inlichtingen worden gegeven vóór de maatregelen worden uitgevoerd.
Wanneer de inlichtingen van vertrouwelijke aard zijn, worden zij slechts aan een beperkt aantal mensen medegedeeld en zetel per zetel behandeld.
Art. 17.Het comité stelt zelf zijn huishoudelijk reglement op. HOOFDSTUK VI. - Procedures
Art. 18.De individuele afdankingen wegens zware fout worden op het niveau van elke onderneming geregeld volgens de wettelijke procedures welke, desgevallend, de tussenkomst van de syndicale afvaardiging inhouden.
Indien een werknemer niet-kaderlid betrokken is in een onderzoeksprocedure, zullen de ondervragingen geleid worden door een gekwalificeerd verantwoordelijke zoals vermeld in de collectieve bedrijfsovereenkomsten. Van bij de aanvang van de procedure zal een beroep gedaan worden op een syndicale afgevaardigde naar keuze van de persoon. In geval deze bijstand weigert, zal hij in bijzijn van de syndicale afgevaardigde een formulier ter bevestiging ondertekenen.
Bij elk optreden van de bevoegde dienst gericht op een werknemer moet dezelfde procedure worden toegepast.
Indien het gaat om een kadermedewerker die betrokken is een onderzoeksprocedure zullen de ondervragingen geleid worden door een gekwalificeerd verantwoordelijke zoals vermeld in de collectieve bedrijfsovereenkomsten. De werkgever zal nagaan of het kaderlid voorafgaandelijk ingelicht is over zijn rechten om zich te laten bijstaan door een syndicale afgevaardigde. De kadermedewerker zal zich kunnen laten bijstaan door een collega-kaderlid van zijn keuze.
Indien er een procedurefout tijdens het onderzoek wordt vastgesteld, aanvaardt de onderneming het principe van een sanctie van 12 maanden bijkomende bezoldiging boven de wettelijke vooropzegvergoeding. (collectieve arbeidsovereenkomst van 2 september 1993) Ingeval van ontslag wegens dringende reden die niet door de rechtspraak wordt erkend zal de betrokkene bij voorkeur opnieuw geïntegreerd worden in de onderneming, zonder dat dit noodzakelijkerwijze gebeurt op dezelfde plaats, en dit om evidente redenen.
Indien deze reïntegratie niet mogelijk is, zal de verbrekingsvergoeding worden verhoogd met 35 pct.
Art. 19.In geval van tijdelijke ongeschiktheid om een functie uit te oefenen, zal de werkgever de mogelijkheid onderzoeken om tijdelijk een andere functie van gelijkwaardige categorie toe te vertrouwen, in het bijzonder wanneer het gaat om zwangere vrouwen. (collectieve arbeidsovereenkomst van 2 september 1993) Ingeval van definitieve ongeschiktheid om een functie uit te oefenen : - voor het personeel met meer dan 10 jaar anciënniteit dat een beschikbaar werk kan uitoefenen, zal de werkgever overmacht niet inroepen.
Hij zal alles in het werk stellen cm een passende betrekking aan te bieden in overleg met de vakbondsafvaardiging en arbeidsgeneeskundige dienst. Indien geen oplossing gevonden is, zal een inkomenswaarborg worden toegekend voor een periode overeenstemmend met de wettelijke minimum opzeggingstermijn. - voor het personeel met minder dan 10 jaar anciënniteit, zal de vakbondsafgevaardigde die de werknemer vertegenwoordigt geïnformeerd worden. De werkgever zal in samenwerking met de arbeidsgeneesheer en de syndicale afgevaardigde een geschikte functie zoeken voor de betrokken werknemer.
Indien geen oplossing gevonden is, zal een inkomenswaarborg worden toegekend voor een periode overeenstemmend met de wettelijke minimum opzeggingstermijn. De overmacht zal niet worden ingeroepen in geval van arbeidsongeval.
Art. 20.De individuele afdankingen wegens ontoereikende beroepsbekwaamheid na de 6de maand na de indiensttreding in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur worden per afzonderlijk geval beoordeeld op grond van diverse en soms met elkaar verband houdende tekortkomingen. Dit onderzoek houdt met name rekening met de verantwoordelijkheden, de functie en het uitvoeren van het werk door de werknemer.
Indien het contract van onbepaalde duur zonder onderbreking volgt op één of meerdere contracten van bepaalde duur en/of vervangingscontracten en indien deze contracten slaan op dezelfde functie, zal de periode van 6 maanden aanvangen vanaf het eerste contract van bepaalde duur of vervangingscontract bij dezelfde werkgever.
Onder "zonder onderbreking volgt" wordt begrepen : de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten bij dezelfde werkgever zoals dit begrip werd vastgelegd in artikel 10 van de wet op de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978 en de rechtspraak terzake.
Aan de werknemer die in staat van ontoereikende beroepsbekwaamheid wordt bevonden, wordt vooreerst een schriftelijke waarschuwing gezonden door de directie van de zetel waar de werknemer is tewerkgesteld, of door hetzij de centrale, hetzij de regionale personeelsdirectie.
Wanneer de waarschuwing zonder gevolg blijft, zal de onderneming zich, in de volle mate van de mogelijkheden, inspannen om het niveau en de beroepsbekwaamheid van de betrokken werknemer te verbeteren, om te trachten hem zijn functie weer te laten uitoefenen, ofwel hem overplaatsen, overeenkomstig de wettelijke bepalingen naar een voor zijn beroepsmogelijkheden beter geschikte functie.
In dit laatste geval zal de werknemer genieten van de loon- en arbeidsvoorwaarden welke inherent zijn aan de nieuwe functie welke hem wordt toevertrouwd.
Als de door de onderneming gedane inspanningen tot geen resultaten leiden zal de afdanking van de werknemer slechts geschieden nadat de syndicale afvaardiging vooraf werd verwittigd.
Art. 21.Wat de interne overplaatsingen van het personeel betreft, hebben de vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers het nuttig geacht het volgende te preciseren : 1. De ondernemingen zijn van mening dat personeel overplaatsen een noodzaak is om te beantwoorden aan de commerciële noden en de behoeften van de organisatie van het werk.2. De werknemersorganisaties zijn van oordeel dat deze overplaatsingen echter niet mogen overwogen worden zonder rekening te houden met hun sociale aspecten. Het is mogelijk dat het personeel ermee instemt of dat zij integendeel ernstige hinder met zich meebrengen in verband met zijn gezinsleven of zijn verplaatsingsmogelijkheden. 3. De overplaatsingen van het personeel bedoeld in 1.zijn per afzonderlijk geval het voorwerp van een analyse in het kader van een paritair onderzoek op regionaal niveau mits voorafgaandelijke inlichting van de syndicale afvaardiging van het personeel.
Zij gebeuren, rekening houdend, op regionaal niveau, met onder meer de duur en de kostprijs van het te gebruiken vervoermiddel cm zich naar de nieuwe arbeidsplaats te begeven, met de diversiteit van de handelsactiviteit, met het type van de zetels en hun ligging. 4. De voorgaande bepalingen zijn niet van toepassing op de gevallen van individuele overplaatsing.
Art. 22.Economisch ongunstige toestanden of deze welke technische aanpassingen noodzakelijk maken, moeten worden opgevangen zonder tot collectief ontslag te moeten overgaan. Bij middel van een nieuwe procedure zal naar mogelijkheden worden uitgekeken om de overplaatsing van het personeel te verzekeren, een systeem ban brugpensioen in te stellen, oplossingen te vinden voor de aanwervingsproblemen. HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtreding - geldigheid
Art. 23.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 januari 1977 betreffende de vastheid van betrekking (4205/CO/312), zoals meerdere malen gewijzigd. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden gegeven bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de warenhuizen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 april 2015.
De Minister van Werk, K. PEETERS
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de vastheid van betrekking Aanbevelingen Toepassing artikel 11 Voor een goede functionering van het comité en voor een grotere efficiëntie van zijn werkzaamheden, is het aan te bevelen het aantal vertegenwoordigers van elk van de betrokken partijen zo klein mogelijk te houden.
Bovendien is het wenselijk de continuïteit van de werkzaamheden te verzekeren door de permanentie van de leden.
Toepassing van artikel 14 De inlichtingen omtrent het aantal personeelsleden zijn, in de mate van het mogelijke, ingedeeld per filiaal.
Toepassing van artikel 15 Al de inlichtingen bedoeld in artikel 15 zouden moeten worden ingewerkt in een vormings- en omscholingsbeleid met als doel de volledige tewerkstelling in de streek te verzekeren.
Dit laatste zou op tijd, en in een geest van onderling overleg, moeten beantwoorden aan de dringende noden van de betrokkenen.
Van zodra wijzigingen van methoden en technieken zich beginnen af te tekenen, zou moeten gezorgd worden voor een adequate opleiding en omscholing, gedurende de arbeidsuren en zonder vermindering van bezoldiging, en aangepast aan de persoonlijkheid en leeftijd van de betrokkenen. In het licht hiervan, zou het personeelsbeleid niet in tegenspraak mogen zijn met dergelijke doelstellingen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 april 2015.
De Minister van Werk, K. PEETERS