Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 mei 2022
gepubliceerd op 16 november 2022

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 november 2021, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, betreffende de toekenning en wijze van uitkering van aanvullende sociale voordelen en vaststelling van het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgevers

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2022031810
pub.
16/11/2022
prom.
09/05/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 MEI 2022. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 november 2021, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, betreffende de toekenning en wijze van uitkering van aanvullende sociale voordelen en vaststelling van het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgevers (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de steenbakkerij;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 november 2021, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, betreffende de toekenning en wijze van uitkering van aanvullende sociale voordelen en vaststelling van het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgevers.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 mei 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de steenbakkerij Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 november 2021 Toekenning en wijze van uitkering van aanvullende sociale voordelen en vaststelling van het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgevers (Overeenkomst geregistreerd op 17 december 2021 onder het nummer 168983/CO/114) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de steenbakkerij.

De termen "arbeider", "hij", "zijn",... verwijzen naar arbeiders en arbeidsters.

Art. 2.In uitvoering van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de baksteenindustrie" (hierna "sociaal fonds"), worden volgende aanvullende sociale voordelen, door bemiddeling van het sociaal fonds, toegekend.

Het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgevers voor de uitkering van deze aanvullende sociale voordelen door bemiddeling van het sociaal fonds, worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, en dit : i. voor de periode van 1 juli 2021 tot 30 juni 2022 (hierna dienstjaar 2021) en de periode van 1 juli 2022 tot 30 juni 2023 (hierna dienstjaar 2022) voor wat betreft de sociale premie; ii. voor het kalenderjaar 2021 en de bepaalde overgangsperiode voor wat betreft de afscheidspremie; iii. voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2021 en de periode van 1 oktober 2021 tot en met 30 september 2022 voor het sectoraal conventioneel SWT. HOOFDSTUK II. - Sociale premie Afdeling 1. - Toekenningsmodaliteiten

Art. 3.Aan de arbeiders wordt een sociale premie toegekend.

Art. 4.§ 1. De sociale premie bedraagt sinds het dienstjaar ingaand op 1 juli 2019 voor alle arbeiders, met uitzondering van de arbeiders in SWT, 145 EUR. Zij wordt berekend door het aantal maanden en begonnen maanden inschrijving in het personeelsregister tijdens het in artikel 5, § 1, b) bepaalde dienstjaar, te vermenigvuldigen met 12,083 EUR. De sociale premie wordt bijgevolg als volgt vastgesteld :

Aantal maanden

Sociale premie dienstjaar 2021 en 2022

Nombre de mois

Prime sociale exercice 2021 et 2022

1

12,08 EUR

1

12,08 EUR

2

24,17 EUR

2

24,17 EUR

3

36,25 EUR

3

36,25 EUR

4

48,33 EUR

4

48,33 EUR

5

60,42 EUR

5

60,42 EUR

6

72,50 EUR

6

72,50 EUR

7

84,58 EUR

7

84,58 EUR

8

96,66 EUR

8

96,66 EUR

9

108,75 EUR

9

108,75 EUR

10

120,83 EUR

10

120,83 EUR

11

132,91 EUR

11

132,91 EUR

12

145,00 EUR

12

145,00 EUR


§ 2. De sociale premie bedraagt voor de arbeiders in SWT 90 EUR in dienstjaar 2021 en 2022. Zij wordt berekend door het aantal maanden recht tijdens het in artikel 5, § 1, b) bepaalde dienstjaar, te vermenigvuldigen met 7,50 EUR. De sociale premie wordt bijgevolg als volgt vastgesteld :

Aantal maanden

Sociale premie dienstjaar 2021 en 2022

Nombre de mois

Prime sociale exercice 2021 et 2022

1

7,50 EUR

1

7,50 EUR

2

15,00 EUR

2

15,00 EUR

3

22,50 EUR

3

22,50 EUR

4

30,00 EUR

4

30,00 EUR

5

37,50 EUR

5

37,50 EUR

6

45,00 EUR

6

45,00 EUR

7

52,50 EUR

7

52,50 EUR

8

60,00 EUR

8

60,00 EUR

9

67,50 EUR

9

67,50 EUR

10

75,00 EUR

10

75,00 EUR

11

82,50 EUR

11

82,50 EUR

12

90,00 EUR

12

90,00 EUR


§ 3. De sociale premie voor de arbeiders in een periode gedekt door een ontslagcompensatievergoeding (hierna OCV) stemt overeen met de sociale premie zoals bepaald in artikel 4, § 1. Indien echter in de loop van het tijdens het in artikel 5, § 1, b) bepaalde dienstjaar de arbeider overgaat van een periode gedekt door een OCV naar SWT, wordt de premie voor dit volledige dienstjaar berekend overeenkomstig artikel 4, § 2 hierboven.

Art. 5.§ 1. De arbeiders hebben recht op de sociale premie indien zij beantwoorden aan de volgende cumulatieve voorwaarden : a) lid zijn van één van de representatieve werknemersorganisaties;b) tijdens het dienstjaar, dat ingaat op 1 juli van het vorig jaar en eindigt op 30 juni van het lopend jaar, ingeschreven zijn geweest in het personeelsregister van een in artikel 1 bedoelde onderneming;c) niet ontslagen zijn wegens dringende redenen. Voldoen eveneens aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 5, § 1, b) de arbeiders : 1. in OCV.Zij ontvangen voor de laatste maal de sociale premie zoals voorzien in artikel 4, § 1 voor het dienstjaar tijdens hetwelk zij in OCV gaan, voor zover de OCV periode (al dan niet samen met een voorafgaande periode van inschrijving in het personeelsregister) een volledig dienstjaar betreft. Zij ontvangen de sociale premie zoals voorzien in artikel 4, § 2 voor het dienstjaar tijdens hetwelk zij in SWT gaan; 2. in SWT.Zij ontvangen de sociale premie zoals voorzien in artikel 4, § 2 voor het dienstjaar tijdens hetwelk zij in SWT gaan. Zij ontvangen voor de laatste maal de sociale premie zoals voorzien in artikel 4, § 2 in het dienstjaar tijdens hetwelk zij op pensioen gaan; 3. in SWT die op pensioen zijn gesteld tijdens de periode die ingaat op 1 januari en eindigt op 30 juni, aangezien zij worden beschouwd als zijnde ingeschreven in het personeelsregister tijdens het dienstjaar. Zij ontvangen de sociale premie zoals voorzien in het artikel 4, § 2. § 2. De arbeiders waarvan de arbeidsovereenkomst werd geschorst wegens arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte, ongeval of arbeidsongeval en die tijdens voornoemd dienstjaar geen werkelijke arbeidsprestaties hebben geleverd, hebben recht op de sociale premie. Ze wordt berekend in verhouding tot de anciënniteit welke zij hebben bereikt bij de werkgever bedoeld in artikel 1 op de laatste dag van hun tewerkstelling vooraleer hun arbeidsovereenkomst werd geschorst om één van bovenvermelde redenen, als volgt :

Anciënniteit

Toekenning premie voor de volgende termijn

Ancienneté

Prime octroyée pour la période suivante

Van 10 tot minder dan 15 jaar

2 dienstjaren

De 10 à moins de 15 ans

2 années de service

Van 15 tot minder dan 20 jaar

3 dienstjaren

De 15 à moins de 20 ans

3 années de service

Van 20 tot minder dan 25 jaar

4 dienstjaren

De 20 à moins de 25 ans

4 années de service

25 jaar en meer

5 dienstjaren

25 ans et plus

5 années de service


De voorwaarden voorzien in artikel 5, § 1, a) en b) zijn van toepassing op de gevallen voorzien in onderhavige § 2 van artikel 5. § 3. Arbeiders die in totaal minder dan 15 kalenderdagen in dienst zijn gebleven bij een onderneming bedoeld in artikel 1, hebben geen recht op een sociale premie.

Art. 6.De begonnen maand waarvan sprake in artikel 4, wordt als volgt bepaald : de arbeiders die vóór de 16de van de maand in dienst zijn getreden en de arbeiders die na de 15de van de maand uit dienst zijn getreden, worden beschouwd als hebbende een maand inschrijving in het personeelsregister. Afdeling 2. - Uitkeringsmodaliteiten

Art. 7.§ 1. Het sociaal fonds bekomt de namen, adressen, geboortedatum, rijksregisternummer, in- en uitdienstgegevens tijdens het dienstjaar van de arbeiders tewerkgesteld bij de werkgevers bedoeld in artikel 1, via de gegevensstromen van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. § 2. Na de verwerking van deze gegevens zendt het sociaal fonds aan alle werkgevers tegen uiterlijk 15 november van het kalenderjaar waarin het dienstjaar een einde neemt (dit is uiterlijk op 15 november 2022 voor het dienstjaar 2021 en uiterlijk op 15 november 2023 voor het dienstjaar 2022) een lijst, met vermelding per arbeider van het aantal maanden waarop deze recht heeft op de sociale premie zoals bepaald in de artikelen 4, 5 en 6 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, van het bedrag van de verschuldigde bijdrage aan het sociaal fonds zoals vastgesteld in artikel 10, het bedrag van de sociale premie waarop de arbeider recht heeft, en tenslotte het bedrag van de verhoging van de bijdrage.

Onderaan deze lijst worden de totalen gemaakt van deze bedragen. § 3. Het sociaal fonds zendt eveneens tegen uiterlijk 15 november van het kalenderjaar waarin het dienstjaar een einde neemt (dit is uiterlijk op 15 november 2022 voor het dienstjaar 2021 en uiterlijk op 15 november 2023 voor het dienstjaar 2022), de voorgedrukte attesten (in een exemplaar) rechtstreeks naar het domicilieadres van de rechthebbenden. § 4. De data vermeld in § 2 en § 3 kunnen geëvalueerd worden in de komende jaren indien alle informatie uit de gegevensstromen van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid reeds op een vroeger tijdstip beschikbaar zou zijn. § 5. De lijst vermeld in § 2 en de attesten vermeld in bovenvermelde § 3 worden bekomen op basis van de gegevens beschikbaar in de stromen van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid op datum van verzending van de lijst/attesten.

Art. 8.De arbeiders bieden hun attest aan één van de representatieve werknemersorganisaties waarbij ze zijn aangesloten.

De attesten van rechthebbenden worden onmiddellijk na ontvangst door bedoelde werknemersorganisaties aan het sociaal fonds gezonden, op een gegroepeerde manier per werknemersorganisatie, en uiterlijk op 30 april van het kalenderjaar volgend op het dienstjaar zoals gedefinieerd in artikel 5, § 1, b) van deze collectieve arbeidsovereenkomst waarop het attest betrekking heeft.

Art. 9.De werknemersorganisatie gaat over tot betaling van de sociale premie aan de arbeiders. Afdeling 3. - Inning van de bijdragen

Art. 10.§ 1. De werkgeversbijdrage aan het sociaal fonds wordt, wat betreft de sociale premie voor het dienstjaar 2021 en 2022, vastgesteld op maximum 145 EUR per arbeider ingeschreven in het personeelsregister.

Voor de arbeiders in SWT wordt de bijdrage vanaf het dienstjaar tijdens hetwelk zij in SWT zijn gegaan, vastgesteld op maximum 90 EUR voor het dienstjaar 2021 en 2022.

Deze bijdrage wordt verhoogd met 5 EUR per arbeider en per attest.

Ingeval de arbeiders niet gedurende de gehele periode van het dienstjaar ingeschreven zijn geweest in het personeelsregister, wordt de bijdrage voor de sociale premie, voor de betrokken arbeider met uitzondering van de arbeiders in SWT, berekend door het aantal maanden of begonnen maanden inschrijving in het personeelsregister tijdens het dienstjaar te vermenigvuldigen met 12,083 EUR per arbeider, dit voor het dienstjaar 2021 en 2022.

In toepassing hiervan is de afgeronde bijdrage voor de sociale premie als volgt vastgesteld :

Aantal maanden

Bijdrage dienstjaar 2021 en 2022

Nombre de mois

Cotisation exercice 2021 et 2022

1

12,08 + 5 = 17,08 EUR

1

12,08 + 5 = 17,08 EUR

2

24,17 + 5 = 29,17 EUR

2

24,17 + 5 = 29,17 EUR

3

36,25 + 5 = 41,25 EUR

3

36,25 + 5 = 41,25 EUR

4

48,33 + 5 = 53,33 EUR

4

48,33 + 5 = 53,33 EUR

5

60,42 + 5 = 65,42 EUR

5

60,42 + 5 = 65,42 EUR

6

72,50 + 5 = 77,50 EUR

6

72,50 + 5 = 77,50 EUR

7

84,58 + 5 = 89,58 EUR

7

84,58 + 5 = 89,58 EUR

8

96,66 + 5 = 101,66 EUR

8

96,66 + 5 = 101,66 EUR

9

108,75 + 5 = 113,75 EUR

9

108,75 + 5 = 113,75 EUR

10

120,83 + 5 = 125,83 EUR

10

120,83 + 5 = 125,83 EUR

11

132,91 + 5 = 137,91 EUR

11

132,91 + 5 = 137,91 EUR

12

145,00 + 5 = 150,00 EUR

12

145,00 + 5 = 150,00 EUR


Voor de arbeiders in SWT waaraan de sociale premie wordt toegekend zoals voorzien in artikel 4, § 2, wordt de sociale premie voor de betrokken arbeider in SWT berekend door het aantal maanden recht tijdens het dienstjaar te vermenigvuldigen met 7,50 EUR, dit voor het dienstjaar 2021 en 2022.

In toepassing hiervan is de afgeronde bijdrage voor de sociale premie van de arbeider in SWT als volgt vastgesteld :

Aantal maanden

Bijdrage dienstjaar 2021 en 2022

Nombre de mois

Cotisation exercice 2021 et 2022

1

7,50 + 5 = 12,50 EUR

1

7,50 + 5 = 12,50 EUR

2

15,00 + 5 = 20,00 EUR

2

15,00 + 5 = 20,00 EUR

3

22,50 + 5 = 27,50 EUR

3

22,50 + 5 = 27,50 EUR

4

30,00 + 5 = 35,00 EUR

4

30,00 + 5 = 35,00 EUR

5

37,50 + 5 = 42,50 EUR

5

37,50 + 5 = 42,50 EUR

6

45,00 + 5 = 50,00 EUR

6

45,00 + 5 = 50,00 EUR

7

52,50 + 5 = 57,50 EUR

7

52,50 + 5 = 57,50 EUR

8

60,00 + 5 = 65,00 EUR

8

60,00 + 5 = 65,00 EUR

9

67,50 + 5 = 72,50 EUR

9

67,50 + 5 = 72,50 EUR

10

75,00 + 5 = 80,00 EUR

10

75,00 + 5 = 80,00 EUR

11

82,50 + 5 = 87,50 EUR

11

82,50 + 5 = 87,50 EUR

12

90,00 + 5 = 95,00 EUR

12

90,00 + 5 = 95,00 EUR


§ 2. De bijdrage voor de sociale premie ten gunste van arbeiders bedoeld in artikel 5, § 2 is niet verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst sinds meer dan twee jaar is geschorst wegens arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte, ongeval of arbeidsongeval en indien een bijdrage werd gestort tijdens elk van de eerste twee jaren volgend op het dienstjaar in de loop waarvan genoemde arbeidsongeschiktheid is ontstaan.

Art. 11.De storting door de werkgevers van de bijdrage voor de sociale premie heeft plaats op 15 december, zijnde telkens uiterlijk een maand na de ontvangst van de attesten bedoeld in artikel 7, § 3 die aan de arbeiders van de genoemde ondernemingen worden toegezonden door het sociaal fonds.

De werkgever stort op de bankrekening van het sociaal fonds het totaal bedrag van de verschuldigde bijdrage vermeld op de lijst. HOOFDSTUK III. - Afscheidspremie Afdeling 1. - Regeling van toepassing op arbeiders die op pensioen of

in SWT gaan op een datum die valt vóór of uiterlijk op 31 december 2021

Art. 12.Aan de arbeiders bedoeld in artikel 1 wordt een eenmalige afscheidspremie toegekend ten laste van het sociaal fonds. Deze afscheidspremie zal niet meer bestaan met ingang van 1 januari 2022.

Er geldt een overgangsregeling volgens de modaliteiten toegelicht in afdeling 2 van dit hoofdstuk. Afdeling 1. - a) Bedrag van de afscheidspremie

Art. 13.De afscheidspremie bedraagt 24,79 EUR per jaar tewerkstelling in een onderneming tijdens de laatste vijfentwintig jaar voor de pensionering en op voorwaarde dat de arbeiders op het ogenblik dat zij dit recht op afscheidspremie verwerven nog actief zijn in een onderneming bedoeld in artikel 1.

De afscheidspremie bedraagt aldus ten hoogste 619,75 EUR. Voor de arbeiders die niet meer actief zijn in een onderneming bedoeld in artikel 1 wordt de afscheidspremie verworven op basis van 24,79 EUR per jaar tewerkstelling tijdens de laatste twintig jaar voor de pensionering. De afscheidspremie bedraagt aldus ten hoogste 495,80 EUR. Onder "per jaar tewerkstelling" moet worden begrepen, elk kalenderjaar waarin de arbeider ten minste één dag gewerkt heeft of ten minste één dag waarvoor de werkgever hem loon betaald heeft dat aanleiding geeft tot berekening van sociale zekerheidsbijdragen. Afdeling 1. - b) Toekenningsvoorwaarden afscheidspremie

Art. 14.Hebben recht op uitkering van de afscheidspremie, de arbeiders die : a) op pensioen, of in SWT gaan op een datum die valt vóór of uiterlijk op 31 december 2021;b) aantonen dat de onderneming ressorteert onder het Paritair Comité voor de steenbakkerij.

Art. 15.Worden gelijkgesteld met rechthebbenden op de uitkering van de afscheidspremie : 1. de arbeiders die, in afwijking van artikel 14, a), op het ogenblik van de pensionering (op een datum die valt vóór of uiterlijk op 31 december 2021) volledig uitkeringsgerechtigd werkloze zijn, ingevolge een beslissing getroffen door een werkgever van een onderneming bedoeld in artikel 1;2. de arbeiders die, in afwijking van artikel 14, a), op het ogenblik van de pensionering (op een datum die valt vóór of uiterlijk op 31 december 2021) arbeidsongeschikt zijn, hetzij ingevolge ziekte of ongeval, hetzij ingevolge arbeidsongeval en laatst waren tewerkgesteld in een onderneming bedoeld in artikel 1;3. de arbeiders die op het ogenblik van de pensionering (op een datum die valt vóór of uiterlijk op 31 december 2021) niet zijn tewerkgesteld in een onderneming bedoeld in artikel 1, omdat hun arbeidsovereenkomst in zulke onderneming werd verbroken, hetzij door de werkgever om andere dan dringende redenen welke de onmiddellijke verbreking van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen, hetzij door de arbeider zelf in een periode van tijdelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens economische oorzaken of wegens weersomstandigheden, hetzij omdat de arbeidsovereenkomst ingevolge overmacht een einde nam. Deze afwijking is slechts van toepassing voor zover de aanspraak makende arbeiders bewijzen vijftien jaar te hebben gewerkt in een onderneming bedoeld in artikel 1 tijdens de laatste twintig jaar voor de pensionering.

Indien de arbeiders een afscheidspremie genieten in de sector waar zij laatst werden tewerkgesteld voor het ogenblik van de pensionering, wordt het bedrag van de toe te kennen afscheidspremie beperkt tot het maximumbedrag voorzien door deze collectieve arbeidsovereenkomst, verminderd met het bedrag van de sector waar de betrokkene laatst werd tewerkgesteld; 4. de samenwonende echtgenote of echtgenoot van de rechthebbende die overleden is (op een datum die valt vóór of uiterlijk op 31 december 2021) in dienst van een onderneming bedoeld in artikel 1 en na de leeftijd van 55 jaar te hebben bereikt, voor zover de overleden rechthebbende ten minste tien jaar dienst telt in de onderneming. Afdeling 1. - c) Uitkeringsmodaliteiten

Art. 16.De aanvraag tot uitkering van de in artikel 13 bedoelde afscheidspremie aan de arbeiders bedoeld in de artikelen 14 en 15, wordt ingediend door de werkgever of door één van de representatieve werknemersorganisaties, bij het sociaal fonds op een daartoe bestemd formulier. De aanvraag geschiedt op het ogenblik van de pensionering of het SWT. Voor de toepassing van artikel 15, 4. geschiedt de aanvraag bij het overlijden van de rechthebbende.

De aanvragen welke niet worden ingediend binnen periode van één jaar volgend op de pensionering, het SWT of het overlijden zijn niet meer ontvankelijk.

Art. 17.De uitbetaling van de afscheidspremie geschiedt ten laste van het sociaal fonds, binnen de drie maanden na het indienen van de aanvraag. Afdeling 2. - Regeling van toepassing op arbeiders die op pensioen of

in SWT gaan op een datum die valt na 31 december 2021

Art. 18.Gedurende de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2031 (zijnde 10 jaar) geldt een overgangsregeling van een vastgeklikte afscheidspremie. Afdeling 2. - a) Bedrag van de afscheidspremie

Art. 19.Op 31 december 2021 wordt de afscheidspremie bevroren en wordt een overzicht gemaakt met alle arbeiders die op dat ogenblik in dienst zijn, met het bedrag van afscheidspremie dat zij op dat ogenblik (zijnde op 31 december 2021) zouden ontvangen hebben (theoretische tegoed op de afscheidspremie op basis van het aantal jaren tewerkstelling in de onderneming, vermenigvuldigd met 24,79 EUR). Voor het bepalen van het bedrag wordt gekeken naar de laatste 25 jaar tewerkstelling voorafgaand aan 31 december 2021. Na 31 december 2021 worden bijgevolg geen extra tegoeden aan afscheidspremies opgebouwd. De bevroren afscheidspremie bedraagt ten hoogste 619,75 EUR. Hierbij wordt dus voor het bepalen van het bedrag abstractie gemaakt van het feit dat de afscheidspremie enkel verschuldigd is tijdens de laatste vijfentwintig jaar voor de pensionering/SWT. Onder "per jaar tewerkstelling" moet worden begrepen : elk kalenderjaar waarin de arbeider ten minste één dag gewerkt heeft of ten minste één dag waarvoor de werkgever hem loon betaald heeft dat aanleiding geeft tot berekening van sociale zekerheidsbijdragen.

Het overzicht van de bevroren afscheidspremie wordt door het sociaal fonds bijgehouden. Afdeling 2. - b) Toekenningsvoorwaarden afscheidspremie

Art. 20.Hebben recht op uitkering van de bevroren afscheidspremie, de arbeiders die : a) op pensioen, of in SWT gaan op een datum die valt tussen 1 januari 2022 en 31 december 2031 en op dat ogenblik van pensioen of SWT nog actief waren in een onderneming bedoeld in artikel 1;b) aantonen dat de onderneming ressorteert onder het Paritair Comité voor de steenbakkerij.

Art. 21.De gelijkstellingen zoals opgenomen in artikel 15 zijn hier eveneens van toepassing, voor zover het pensioen of het overlijden valt tussen 1 januari 2022 en 31 december 2031. Afdeling 2. - c) Uitkeringsmodaliteiten

Art. 22.De aanvraag tot uitkering van de in artikel 19 bedoelde afscheidspremie aan de arbeiders bedoeld in de artikelen 20 en 21, wordt ingediend door de werkgever of door één van de representatieve werknemersorganisaties, bij het sociaal fonds op een daartoe bestemd formulier. De aanvraag geschiedt op het ogenblik van de pensionering of het SWT. Voor de toepassing van artikel 21 (situatie vermeld in artikel 15, 4.) geschiedt de aanvraag bij het overlijden van de rechthebbende.

De aanvragen welke niet worden ingediend binnen de periode van één jaar volgend op de pensionering, het SWT of het overlijden zijn niet meer ontvankelijk.

Art. 23.De uitbetaling van de afscheidspremie geschiedt ten laste van het sociaal fonds, binnen de drie maanden na het indienen van de aanvraag. Afdeling 3. - Inning van de bijdragen

Art. 24.De financiële lasten van de bij artikel 13 en artikel 19 bedoelde afscheidspremie worden gedragen door het sociaal fonds, dat hiervoor bijdragen int, waarvan het bedrag en de inningsmodaliteiten worden vastgesteld bij beslissing van de raad van en bestuur van het sociaal fonds, per arbeider in dienst van de ondernemingen bedoeld in artikel 1 en volgens de modaliteiten welke zijn voorzien voor het vaststellen van het bedrag van de sociale premie. HOOFDSTUK IV. - Sectoraal conventioneel SWT

Art. 25.§ 1. Gelet op het dalend aantal arbeiders dat op SWT gaat, de lange periode van OCV en het stijgend aantal SWT'ers dat overstapt naar vervroegd pensioen, werd de bijdrage van de werkgevers aan het sociaal fonds vanaf 1 oktober 2020 aangepast van 3,5 EUR naar 3 EUR. § 2. De bijdrage van de werkgevers aan het sociaal fonds, voor de jaren 2021 en 2022 wordt dan ook als volgt vastgesteld : 3 EUR, vermenigvuldigd met het aantal vergoede dagen verhoogd met het aantal dagen werkloosheid om economische redenen dat in de ondernemingen werd getotaliseerd gedurende de periode, respectievelijk : - van 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2021; - van 1 oktober 2021 tot en met 30 september 2022, met een maximum van 675 EUR per arbeider en een minimum van 337,5 EUR per arbeider. § 3. Er wordt daarboven in het kader van de resultaten van de werkgroep harmonisatie aanvullende pensioenen een éénmalige vermindering van de bijdrage voor de werkgevers voorzien van 100 000 EUR, die zal verrekend worden wanneer de bijdragen door het sociaal fonds worden opgevraagd. § 4. De in paragraaf 2 vermelde bijdrage dient aan het sociaal fonds te worden gestort voor 15 december van de in paragraaf 2 vermelde jaren. HOOFDSTUK V. - Werkgroep

Art. 26.Er wordt een werkgroep opgericht om te kijken naar de eventuele toekomstige rol van het sociaal fonds, waarbij tevens de doelstelling van het sociaal fonds en de adequate financiering ervan wordt besproken.

In deze werkgroep wordt eveneens de verfijning van de minimum SWT-bijdrage (zoals vermeld in artikel 25) uitgewerkt voor arbeiders die minder dan 112 dagen ingeschreven zijn in het personeelsregister in de betreffende periode. HOOFDSTUK VI. - Vergoeding bij dodelijk arbeids(weg)ongeval

Art. 27.Bij een dodelijk arbeids(weg)ongeval van een arbeider wordt door het sociaal fonds met ingang van 1 november 2021 een éénmalige vergoeding van 500 EUR uitgekeerd aan de nabestaanden van het slachtoffer.

De aanvraag voor een financiële tussenkomst moet bij het sociaal fonds toekomen binnen een periode van 1 jaar na het dodelijk arbeids(weg)ongeval. HOOFDSTUK VII. - Geldigheidsduur

Art. 28.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2021 (tenzij anders bepaald) en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2022.

Zij wordt neergelegd ter Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 mei 2022.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

^