gepubliceerd op 25 september 1999
Koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de "Université Catholique de Louvain" mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van een longitudinaal onderzoek naar de politieke houdingen en het kiesgedrag in België
9 JUNI 1999. - Koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de "Université Catholique de Louvain" mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van een longitudinaal onderzoek naar de politieke houdingen en het kiesgedrag in België
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit, waarvan wij de eer hebben het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de Katholieke Universiteit Leuven en de « Université Catholique de Louvain » mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister te verlenen in het kader van een onderzoek met betrekking tot het gedragspatroon van de kiezers.
De rechtsgrond van het besluit wordt gevormd door artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Het « Interuniversitair Steunpunt Politieke Opinieonderzoek », afgekort I.S.P.O., van de Katholieke Universiteit Leuven en het « Point d'appui interuniversitaire sur l'Opinion publique et la politique », afgekort P.I.O.P., van de « Université Catholique de Louvain » zijn in het bijzonder gelast met het onderzoek.
Het bovenvermelde onderzoek heeft plaats op initiatief van de federale overheid en wordt gezamenlijk uitgevoerd door de onderzoekscentra van de U.C.L. en van de K.U.L. Het omvat de verzameling van informatiegegevens over de politieke houdingen en gedragingen bij de verkiezingen van 13 juni 1999, en later bij de verkiezingen van 2003, bij ongeveer 4 250 kiezers.
Bij koninklijk besluit van 30 juni 1996 werd aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de "Université Catholique de Louvain" reeds mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen verleend in het kader van een longitudinaal onderzoek naar de politieke houdingen en het kiesgedrag in België, naar aanleiding van de federale wetgevende verkiezingen van 21 mei 1995.
De verzamelde onderzoeksgegevens zijn bestemd om de evolutie in de tijd van deze houdingen en gedragingen na te gaan. Om deze evolutie te kunnen meten zullen de kiezers die aanvaard hebben mee te werken aan een gelijkaardig onderzoek dat in 1991 en in 1995 plaatsgehad heeft opnieuw ondervraagd worden. Bovendien zal een nieuwe steekproef van 10 000 kiezers getrokken worden om de representativiteit van het onderzoek te waarborgen, rekening houdend met weigeringen om mee te werken, het wegvallen van respondenten in de oudere cohortes en de toevloed van nieuwe kiezers.
Het doel van het onderzoek bestaat erin : 1° een gegevensbank samen te stellen die ter beschikking gesteld wordt, onder anonieme vorm, van de wetenschappelijke onderzoekers en gebruikers uit de non-profit sector, zowel binnen als buiten België; 2° deze gegevens te gebruiken voor wetenschappelijke analyse binnen het kader van de werkzaamheden van I.S.P.O.-P.I.O.P. en andere wetenschappelijke instellingen.
Elk van de betrokken onderzoeksinstellingen vraagt de mededeling van de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (plaats en datum van geboorte), 3° (geslacht), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (plaats en datum van overlijden) van de voormelde wet van 8 augustus 1983.
De mededeling van de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan deze informatiegegevens (historiek), is eveneens noodzakelijk.
Gegeven dat de medewerking van de kiezers die hebben meegewerkt aan het onderzoek van 1991 en 1995 opnieuw noodzakelijk is, beperkt artikel 1, tweede lid, van het ontwerp de mededeling in de tijd van deze wijzigingen tot tien jaar.
In overeenstemming met artikel 6, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b) van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn, wordt bepaald dat, wat betreft het bewaren van de informatiegegevens uit het Rijksregister, deze dienen uitgewist of vernietigd te worden in de drie maanden volgend op de afsluiting van de gegevensverzameling van het verkiezingsonderzoek van 2003 en ten laatste op 31 december 2003.
De Regering heeft ook nagegaan of de nodige voorzorgen genomen werden om de bescherming van het privé-leven van de personen waarop de informatiegegevens betrekking hebben te waarborgen : 1° het blijkt dat de aanvraag om mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister op alle punten voldoet aan de voorwaarden vastgesteld door het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995, meer bepaald omdat : - de beide universiteiten over rechtspersoonlijkheid beschikken; - de betrokken onderzoeksinstellingen over het nodige personeel en materiaal beschikken; - de wetenschappelijke medewerkers van I.S.P.O. en P.I.O.P. een verklaring ondertekend hebben waarbij ze zich ertoe verbinden de vertrouwelijkheid van de door het Rijksregister medegedeelde gegevens te eerbiedigen. Deze verklaring wordt bewaard als bijlage van hun arbeidsovereenkomst; - de betrokken onderzoekscentra hebben de overeenkomst aangegaan zich te onderwerpen aan de controle die zal ingericht worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; - er wordt geen beroep gedaan op onderaannemingen; - er worden twee aparte bestanden gehouden: een eerste bestand dat de gegevens bevat vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen) en 5° (hoofdverblijfplaats), van de voormelde wet van 8 augustus 1983 en een ander bestand met de gegevens met betrekking tot het onderzoek. Deze twee gegevensbestanden zullen strikt van elkaar gescheiden worden en alleen de wetenschappelijke medewerkers van I.S.P.O. en P.I.O.P. die daartoe speciaal aangeduid worden, zullen over de sleutel beschikken om beide met elkaar in verband te brengen; - alleen de informatie met anoniem karakter zal verspreid worden; 2° de aanhef van het ontwerp van besluit verwijst uitdrukkelijk naar de volgende bepalingen : - de artikelen 4, 5 en 6 van de wet van 8 december 1992 met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; - artikel 2, a) van het koninklijk besluit nr. 14 van 22 mei 1996 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Het ontworpen besluit werd bovendien aangepast aan de opmerking die geformuleerd werd door de Raad van State in het advies dat hij uitgebracht heeft op 6 juli 1998 over een gelijkaardig ontwerp van besluit, volgens welke de regel vermeld in artikel 2, a), van het voormelde koninklijk besluit nr. 14 van 22 mei 1996, namelijk dat de verwerking van persoonsgegevens slechts kan gebeuren met de uitdrukkelijke toestemming van de betrokken persoon die deze toestemming ten allen tijde kan intrekken zonder hiervoor een wettiging te moeten geven, herhaald zou moeten worden.
Artikel 2 van dit ontwerp werd in die zin opgesteld. Deze bepaling voldoet eveneens aan punt 3.2. van de bijlage van de Aanbeveling nr. R (83) 10 van 23 september 1983 van de Raad van Europa betreffende de bescherming van persoonsgegevens gebruikt voor statistisch of wetenschappelijk onderzoek, krachtens welk de personen die gevraagd worden deel te nemen aan het onderzoek, vooraf en schriftelijk in kennis gesteld moeten worden dat zij vrij zijn om hieraan mee te werken of niet en dat zij het recht hebben om deze medewerking op ieder moment stop te zetten zonder hiervoor een wettiging te moeten geven. Elk van deze bepalingen strekt ertoe de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen waarop de verzamelde informatiegegevens betrekking hebben, te waarborgen.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bracht op 11 januari 1999 haar advies uit over het ontwerp van besluit. Dit advies is gunstig onder voorbehoud van enkele opmerkingen waarmede rekening werd gehouden in het ontwerp van koninklijk besluit.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE. De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF De Minister van Justitie, T. VAN PARYS
COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de « Université Catholique de Louvain » mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van een onderzoek met betrekking tot het gedragspatroon van de kiezers. - Advies nr. 01/99 van 11 januari 1999 De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 29;
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, b), gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 8 december 1992;
Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 16 december 1998;
Gelet op het verslag van de heer E. Van Hove, brengt op 11 januari 1999 het volgende advies uit : De adviesaanvraag betreft een koninklijk besluit dat ontworpen wordt ter uitvoering van het koninklijk besluit van 3 april 1995 dat de procedure instelt waardoor wetenschappelijke instellingen voor onderzoeksdoeleinden mededeling kunnen krijgen van informatiegegevens uit het Rijksregister. Ten gunste van dezelfde onderzoeksgroepen van de KU Leuven en de UCL werd reeds op 30 juni 1996 een eerste koninklijk besluit uitgevaardigd, dit om de mededeling toe te staan van de dan geldende verblijfsgegevens van 2 900 Nederlandstalige kiezers en 2 000 Franstalige kiezers en voor het trekken van aanvullende steekproeven van 3 000 Nederlandstalige kiezers en 2 000 Franstalige kiezers. Dit tweede koninklijk besluit machtigt de mededeling van actuele gegevens voor de personen die aan het vorige onderzoek hebben deelgenomen (4 250) en laat het trekken toe van een nieuwe toevalssteekproef van 10 000 kiezers.
Betreffende het eerste koninklijk besluit van 30 juni 1996 verleende de Commissie op 10 november 1995 een gunstig advies onder voorbehoud van de volgende opmerkingen : - de statuten van de instellingen die om de mededeling verzochten, waren niet aan de aanvraag toegevoegd, wat nochtans in artikel 5 van het koninklijk besluit van 3 april 1995 wordt geëist; - het te summiere karakter van de technische informatie over de genomen beveiligingsmaatregelen; - drie tekstverbeteringen werden voorgesteld, die allen werden aangenomen in de uiteindelijke tekst.
De Commissie stelt vast dat in het voorliggende dossier met deze opmerkingen rekening werd gehouden : de statuten van de betrokken instellingen zijn toegevoegd en een omstandige beschrijving van de beveiligingsmaatregelen wordt gegeven. Uit het ingediende dossier blijkt dat ook aan alle voorwaarden is voldaan. De Commissie merkt op dat voor de vernietiging van de gegevens een loutere wis-operatie niet volstaat.
Artikelsgewijze opmerkingen : 1. Artikel 1, tweede paragraaf : « De toegang tot de opeenvolgende ... », vervangen door « De mededeling van de opeenvolgende ... ». Het gaat hier immers om een mededeling in de zin van artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983. 2. Artikel 2, derde paragraaf, 2° : « voor het trekken op willekeurige basis van een nieuwe steekproef ... » vervangen door « voor het ter beschikking stellen van een op willekeurige basis door het Rijksregister getrokken nieuwe steekproef ... ». De huidige formulering zou kunnen verstaan worden als een volledige toegang tot het Rijksregister om de onderzoekers toe te laten een steekproef te trekken. Dit kan niet de bedoeling zijn. 3. Artikel 2 : Ten opzichte van het eerste koninklijk besluit wordt in dit ontwerp dit artikel toegevoegd.Hierin wordt bepaald dat de personen die voor een interview worden uitgenodigd op voorhand schriftelijk ingelicht moeten worden over de aard van het onderzoek, de opdrachtgever, de doelstellingen, de verwerkingsmodaliteiten, het niet verplicht karakter en de bewaringstermijn. Tevens wordt gesteld dat een exemplaar van deze uitnodigingsbrief en van de vragenlijst die gebruikt zal worden aan de Commissie overgemaakt moet worden.
Eerder dan de uitnodiging en de vragenlijst vooraf toegestuurd te krijgen, verkiest de Commissie dat deze documenten door de verantwoordelijke van het onderzoek ter beschikking gehouden worden van de Commissie. De Commissie wenst de indruk te vermijden dat deze documenten de goedkeuring zouden hebben van de Commissie. Tevens suggereert de Commissie aan dit artikel de volgende zin in fine toe te voegen : « De verantwoordelijke van het onderzoek zal waken over de pertinentie voor dit onderzoek van de gegevens opgenomen in de vragenlijst ». 4. Artikel 3, derde paragraaf : « Zodra hij is opgesteld, wordt hij aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gezonden » vervangen door « Deze lijst wordt door de verantwoordelijke van het onderzoek ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.» Om deze redenen, brengt de Commissie onder voorbehoud van de hierboven gemaakte opmerkingen een gunstig advies uit.
De secretaris, (get.) M.H. Boulanger.
De voorzitter, (get.) P. Thomas.
9 JUNI 1999. - Koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de "Université Catholique de Louvain" mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van een longitudinaal onderzoek naar de politieke houdingen en het kiesgedrag in België ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, b), gewijzigd bij de wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991 en 8 december 1992;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn;
Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op de artikelen 4, 5 en 6;
Gelet op de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 148;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 14 van 22 mei 1996 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 2, a);
Gelet op de Aanbeveling nr. R (83) 10 van de Raad van Europa van 23 september 1983 betreffende de bescherming van persoonsgegevens gebruikt voor statistisch of wetenschappelijk onderzoek;
Gelet op de beslissing van 14 juli 1998 waarbij Onze Minister van Wetenschapsbeleid het wetenschappelijk belang van de door de Katholieke Universiteit Leuven en de « Université Catholique de Louvain » geplande onderzoeksactiviteit, waarvoor mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister gevraagd wordt, erkent;
Overwegende dat uit het omstandig dossier dat aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken bezorgd werd door de Katholieke Universiteit Leuven en de « Université Catholique de Louvain » blijkt dat de geplande onderzoeksactiviteit op alle gebied voldoet aan de voorwaarden vastgesteld door de artikelen 1, 3 en 5 van het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995;
Gelet op het advies nr. 01/99 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 11 januari 1999;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 2 maart 1999;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Wetenschapsbeleid, en van Onze Minister van Justitie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het kader van hun onderzoeksactiviteit over het gedragspatroon van de kiezers wordt aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de « Université Catholique de Louvain » machtiging verleend om mededeling te ontvangen van de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
De mededeling van de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens bedoeld in het eerste lid wordt beperkt tot een periode van tien jaar die de mededeling van deze informatiegegevens voorafgaat.
Het gebruik van de informatiegegevens verkregen door mededeling uit het Rijksregister en bedoeld in het eerste en tweede lid is enkel toegestaan voor de hierna vermelde doeleinden : 1° voor de controle van de adressen van ongeveer 4 250 kiezers gevestigd in het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of het Vlaamse Gewest in de mate waarin deze kiezers hebben meegewerkt aan een onderzoek over hun gedragspatroon tijdens de verkiezingen van 1991 en 1995 en uitgenodigd worden om deel te nemen aan de onderzoeksactiviteit die het voorwerp uitmaakt van het onderhavig besluit;2° voor het ter beschikking stellen van een op willekeurige basis door het Rijksregister getrokken nieuwe steekproef van 10 000 kiezers gevestigd in het Vlaamse Gewest, in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of in het Waalse Gewest.
Art. 2.De kiezers die deel uitmaken van de steekproeven, bedoeld in artikel 1, derde lid, zullen vóór het onderzoek schriftelijk op de hoogte worden gebracht van de precieze aard daarvan, van de juiste benaming van de onderzoeksinstelling waarvoor de onderzoeksactiviteit wordt verricht, van de doelstellingen die het nastreeft en van de modaliteiten volgens welke de ingewonnen informatiegegevens zullen worden verwerkt.
Zij zullen ervan worden in kennis gesteld dat zij niet verplicht zijn mee te werken aan het onderzoek, en dat zij hun medewerking op ieder moment kunnen stopzetten, zonder hiervoor een wettiging te moeten geven.
Zij zullen bovendien ingelicht worden over de termijn van bewaring van de gegevens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en over het feit dat de hen betreffende gegevens anoniem gemaakt zullen worden.
Een exemplaar van de brief bedoeld in het eerste lid, alsmede van de vragenlijst die aan de personen die uitgenodigd worden aan het onderzoek mee te werken zal ter beschikking gehouden worden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verantwoordelijke van het onderzoek zal waken over de pertinentie voor dit onderzoek van de gegevens opgenomen in de vragenlijst.
Art. 3.De mededeling van de informatiegegevens uit het Rijksregister bedoeld in artikel 1, eerste lid, wordt gedaan aan de rector van de Katholieke Universiteit Leuven en aan de rector van de "Université Catholique de Louvain".
De personen bedoeld in het eerste lid duiden onder de leden van het personeel, naargelang het geval, van het Interuniversitair Steunpunt politieke opinieonderzoek, afgekort I.S.P.O., van de Katholieke Universiteit Leuven, en van het « le Point d'appui interuniversitaire sur l'Opinion publique et la politique », afgekort P.I.O.P., van de « Université Catholique de Louvain » bij name en schriftelijk aan wie gebruik mag maken van de informatiegegevens in het kader van hun onderzoeksactiviteit, enkel voor de doeleinden vermeld in artikel 1, derde lid.
De lijst van de leden van het personeel bedoeld in het voorgaande lid wordt voor de eerste keer opgesteld in de maand die volgt op de inwerkingtreding van het onderhavig besluit, en daarna, jaarlijks, op 1 oktober. Deze lijst wordt door de verantwoordelijke van het onderzoek ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Art. 4.De informatiegegevens verkregen uit het Rijksregister met toepassing van artikel 1 mogen bewaard worden tot uiterlijk drie maanden na de afsluiting van de gegevensverzameling van het verkiezingsonderzoek van 2003 en ten laatste op 31 december 2003. Bij het verstrijken van deze termijn moeten zij uitgewist of vernietigd zijn.
Zij mogen niet medegedeeld worden aan derden.
Voor de toepassing van het voorgaande lid worden de natuurlijke personen waarop deze informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers niet als derden beschouwd.
Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Wetenschapsbeleid, en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE. De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF De Minister van Justitie, T. VAN PARYS