gepubliceerd op 08 mei 2013
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 september 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de vorming en opleiding
9 JANUARI 2013. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 september 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de vorming en opleiding (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 september 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de vorming en opleiding.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 januari 2013.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het koetswerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 september 2011 Vorming en opleiding (Overeenkomst geregistreerd op 3 november 2011 onder het nummer 106630/CO/149.02) In uitvoering van hoofdstuk V van het nationaal akkoord 2011-2012 van 7 juni 2011. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK II. - Risicogroepen
Art. 2.Bijdragen voor risicogroepen Overeenkomstig titel XIII, hoofdstuk VIII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 december 2006, en haar uitvoeringsbesluit van 26 april 2009 ter activering van de inspanning ten voordele van personen die tot de risicogroepen behoren en van de inspanning ten bate van de actieve begeleiding en opvolging van werklozen voor de periode 2009-2010, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 18 mei 2009, wordt de inning van 0,15 pct. van de brutolonen van de arbeiders aan 108 pct., voorzien voor onbepaalde duur, bevestigd.
Gezien deze inspanning, vragen partijen dat de Minister van Werk de sector zou vrijstellen van de stortingen van 0,10 pct. in 2011 en 2012 bestemd voor het Tewerkstellingsfonds.
Art. 3.Definitie van risicogroepen Rekening houdende met de bepalingen van hoger genoemd koninklijk besluit, wordt deze inning aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit risicogroepen, met name langdurig werkzoekenden, kortgeschoolde werkzoekenden, werkzoekenden van 45 jaar en ouder, herintreders en herintreedsters, leefloners, personen met een arbeidshandicap, allochtonen, werkzoekenden in een herinschakelingsstatuut, (deeltijds) lerende jongeren, kortgeschoolde arbeiders, arbeiders die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologie en arbeiders van 45 jaar en ouder.
Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot de afdanking van een arbeider van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair subcomité, teneinde alternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken (conform de afspraken omtrent de sectorale tewerkstellingscel en artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011 betreffende de werkzekerheid geregistreerd onder het nummer 104909/CO/149.02 op 27 juli 2011 (bericht van neerlegging Belgisch Staatsblad van 9 augustus 2011).
Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het sociaal fonds dat in overleg met de sectorale tewerkstellingscel binnen Educam begeleidingsmaatregelen zal voorstellen.
Art. 4.Tewerkstellingscel In het kader van het nationaal akkoord 2001-2002 van 7 mei 2001 werd binnen de bestaande Educamwerking een sectorale tewerkstellingscel ingevoerd.
Deze tewerkstellingscel heeft zich sinds 1 juli 2007 meer specifiek ingeschreven in de afspraken gemaakt in het Generatiepact en in de regelgeving op nationaal en regionaal vlak.
De sociale partners trachten binnen Educam - rekening houdend met bovenvermelde principes - verder uitvoering geven aan de sectorale tewerkstellingscel.
Deze cel dient zich specifiek te richten op de doelgroep, met name de volledig werklozen binnen het sociaal fonds voor het koetswerk, en arbeiders getroffen door herstructureringen.
Daarenboven dient de wedertewerkstellings-begeleiding van met ontslag geconfronteerde en van ontslagen arbeiders - met inbegrip van aanvullende opleidingen en begeleiding in het sollicitatietraject - het behoud van tewerkstelling binnen de sector mogelijk te maken.
De sectorale tewerkstellingscel tracht een coördinerende taak uit te oefenen : reeds bestaande instrumenten zoals arbeidsbemiddeling, loopbaanadvies, outplacement en erkenning van verworven competenties kunnen worden geïntegreerd in haar werking. Het uiteindelijk doel is de arbeiders zo efficiënt mogelijk te begeleiden gebruik makend van de reeds bestaande instrumenten.
Art. 5.Alternerend opleidingssysteem In het kader van de opleiding van de deeltijds lerende jongeren engageren de ondertekenende partijen zich tot het verder uitbouwen van een kwalitatief en paritair beheerd alternerend opleidingssysteem.
Daartoe zullen de in dit kader reeds opgestarte pilootprojecten geëvalueerd worden (samenwerkingsovereenkomsten met deeltijds onderwijs en middenstandsleerlingwezen). In functie van de evaluatie zal een landelijke verspreiding van deze aanpak gebeuren. HOOFDSTUK III. - Recht op permanente vorming
Art. 6.Bijdragen voor permanente vorming De inspanningen op het gebied van de voortdurende vorming van werknemers en werkgevers worden verder ondersteund door de inning van 0,55 pct. van de brutolonen, voorzien voor onbepaalde duur.
Art. 7.Opdrachten aan Educam De basisopdracht van Educam omvat het ondersteunen van een sectoraal opleidingsbeleid, met name : - Het onderzoeken van kwalificatie- en opleidingsnoden, onder andere door het oplijsten van de opleidingsnoden binnen de ondernemingen; - Het ontwikkelen van opleidingstrajecten in functie van de instroom en de permanente vorming; - De kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoeve van de sector; - Het voeren van een promotiebeleid rond de Educam -producten en dienstverlening, in de eerste plaats ten aanzien van de bedrijven die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Subcomité voor het koetswerk, alsook ten aanzien van de opleidingsactoren. Dit promotiebeleid moet bijdragen tot een betere bekendheid van Educam als dusdanig en haar rol in de realisatie van een paritair opleidingsbeleid, alsook tot het imago van de sector in het algemeen; - De samenwerking tussen Educam en de bediendesector (via Cevora), zal verder worden uitgebouwd, teneinde de opleidingsinitiatieven op bedrijfsvlak voor arbeiders en bedienden optimaal te ondersteunen; - Het ijveren voor een toename van de bedrijfsopleidingsplannen (zie ook artikel 9 van deze overeenkomst); - Het bijstaan van bedrijfsleiders en vakbondsafgevaardigden bij de uitwerking van het opleidingsplan en het competentiebeheer in de ondernemingen; - Het bijstaan en adviseren van werkgevers en arbeiders indien er zich op ondernemingsvlak problemen zouden voordoen bij het opmaken en uitwerken van opleidingsplannen voor arbeiders die van hun recht op permanente vorming geen gebruik kunnen of willen maken; - Andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven.
Art. 8.Vormingskrediet Sinds 1 januari 2004 wordt per onderneming een collectief recht op vorming en opleiding opgebouwd a rato van vier uur per kwartaal per arbeider, het vormingskrediet.
Dit vormingskrediet is voor de onderneming het bij collectieve arbeidsovereenkomst gestelde objectief om de permanente vorming van de arbeiders te verzekeren. Onder "permanente vorming" wordt verstaan : de vorming die het vakmanschap van de arbeider bevordert, zijn arbeidsmarktpositie versterkt en beantwoordt aan de noden van de ondernemingen en de sector.
Het aantal arbeiders per onderneming wordt berekend op basis van de meest recent beschikbare gegevens bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, verder KSZ genaamd, per 30 juni.
Bijvoorbeeld : voor een bedrijf waarvoor deze KSZ-gegevens 10 arbeiders opgeven, bedraagt het vormingskrediet voor een volledig jaar 4 uur x 4 (kwartalen) x 10 (arbeiders) = 160 uur.
Ieder jaar in de loop van het vierde kwartaal, meldt Educam aan de bedrijven die ressorteren onder het paritair subcomité hun vormingskrediet. Dit vormingskrediet bepaalt dan voor de onderneming het objectief voor het komende jaar van het aantal te realiseren opleidingsuren voor de arbeiders. Dit vormingskrediet is niet overdraagbaar van het ene jaar naar het andere.
Het vormingskrediet wordt verminderd a rato van het aantal door de arbeider of arbeiders gevolgde opleidingsuren. Hiervoor komen uitsluitend door Educam erkende opleidingen in aanmerking. Educam beheert het vormingskrediet.
De afbouw van het vormingskrediet is gekoppeld aan het bedrijfsopleidingsplan waarvan sprake in artikel 9 en wordt in overleg met de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis in overleg met de arbeiders, maximaal gespreid over alle categorieën arbeiders van de onderneming.
De opleidingssteun voor de door Educam erkende opleidingen wordt gekoppeld aan het naleven van de verplichtingen zoals bepaald binnen deze overeenkomst omtrent vorming en opleiding
Art. 9.Bedrijfsopleidingsplannen Elke onderneming vanaf 15 werknemers (arbeiders en bedienden samen), stelt jaarlijks een bedrijfsopleidingsplan op. Dergelijk bedrijfsopleidingsplan wordt ter goedkeuring aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardiging of aan het personeel, voorgelegd.
Ondernemingen van minder dan 15 werknemers kunnen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001 betreffende de representatieve functie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 september 2002 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 november 2002, hun bedrijfsopleidingsplan opmaken.
Het jaarlijkse bedrijfsopleidingsplan wordt telkens vóór 15 februari van het betreffende jaar aan Educam overgemaakt.
Dit plan houdt rekening met de bestaande opleidingsnoden van de werknemers en de gewenste antwoorden hierop van het bedrijf. In functie van een sectorale erkenning en een optimaal gebruik van het vormingskrediet en van de wet op het betaald educatief verlof, verloopt de uitvoering van dit plan in overleg met Educam.
De uitvoering van dit plan wordt eveneens paritair opgevolgd en jaarlijks geëvalueerd. De jaarlijkse evaluatie gebeurt in de ondernemingsraad, bij ontstentenis in samenspraak met de vakbondsafvaardiging of door het paritair subcomité.
Educam heeft als taak een instrument te ontwikkelen dat bedrijven moet helpen een opleidingsplan op te stellen en zodoende de kwaliteit van die plannen te verhogen.
Naast het erkennen van opleidingen dient Educam ook een systeem en een procedure van certificering van werknemers uit te werken. Indien het opleidingsplan in door Educam erkende opleidingen voorziet en indien ze al dan niet gevolgd worden door een competentietest in het kader van certificering, dan dient daarover voorafgaand een akkoord te bestaan in het kader van het opleidingsplan of in het kader van een akkoord tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging (indien aanwezig). In geval van negatieve testresultaten wordt een principerecht op remediëring voorzien, waarin de werkgever er zich toe verbindt om een niet-geslaagde cursist een éénmalig recht op een remediëring aan te bieden.
Art. 10.Individueel recht op opleiding Binnen het collectief recht op vorming en opleiding, zoals bepaald in artikel 8 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, heeft elke arbeider recht op 1 dag opleiding per 2 jaar.
Het installeren van het recht op 1 opleidingsdag per arbeider per 2 jaar wordt vanaf 1 januari 2012 ingevoerd voor een duurtijd van 2 jaar.
Dit systeem zal na deze periode worden geëvalueerd, op het begin van het jaar 2014 geëvalueerd.
Art. 11.Paritaire sectorale stuurgroep De paritaire sectorale stuurgroep, opgericht binnen Educam ter uitvoering van het nationaal akkoord 2007-2008, dient verder uitwerking te geven aan onder meer volgende opdrachten : - onderzoeken in hoeverre de ondernemingen er in slagen om voor 1,9 pct. vorming te organiseren in de onderneming in uitvoering van het Generatiepact.
Indien uit dit onderzoek blijkt dat bijkomende vormingsinspanningen zich opdringen, dient deze stuurgroep te onderzoeken welke meerwaarde vanuit onderstaande denkpistes kan voortvloeien zoals met name een betere afstemming van de opleidingsbehoeften binnen de ondernemingen op het opleidingsaanbod; - voortzetten van de werkzaamheden inzake het optimaliseren van de aansluiting opleiding - arbeidsmarkt, ook voor het voltijds onderwijs; - onderzoek naar de oprichting van een databank die elke gevolgde opleiding van elke arbeider registreert. Bovendien dient onderzocht te worden hoe een mogelijk opleidingsCV kan worden ingevoerd binnen de sector en geïntegreerd in deze databank.
Deze stuurgroep dient haar werkzaamheden ten laatste op 30 juni 2012 af te ronden. HOOFDSTUK IV. - Engagement opleidinginspanningen
Art. 12.De ondertekenende partijen onderschrijven de noodzaak van permanente vorming als middel tot verhoging van de competitie van de werklieden, en bijgevolg van de ondernemingen.
De ondertekenende partijen bevestigen de verplichting die in artikel 11, § 1, van het nationaal akkoord 2011-2012 van 7 mei 2011 is genomen, de nodige maatregelen te treffen om de participatiegraad van de arbeiders jaarlijks met 5 pct. in overeenstemming met de beschikkingen van artikel 2 van het koninklijk besluit van 11 oktober 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/10/2007 pub. 05/12/2007 numac 2007012348 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot invoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren in uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact sluiten te verhogen dat ter uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact in beslag wordt genomen. HOOFDSTUK V. - Geldigheid
Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 18 juni 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende vorming en opleiding, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 juni 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/2010 pub. 25/08/2010 numac 2010203164 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 augustus 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest, betreffende de aanvullende opleidingsinspanningen voor de jaren 2009 en 2010 sluiten (Belgisch Staatsblad van 4 augustus 2010).
Art. 14.Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2011 en wordt gesloten voor onbepaalde duur, met uitzondering van artikel 10, alinea's 1 en 2, dat op 1 januari 2012 in werking treden voor een bepaalde duur van 2 jaar, en op 31 december 2013 vervalt.
Zij kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd, mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk en aan de in dat paritair subcomité vertegenwoordigde organisaties.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2013.
De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK