gepubliceerd op 25 april 2013
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de beroepsopleiding
9 JANUARI 2013. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de beroepsopleiding (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de beroepsopleiding.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 januari 2013.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de handel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 2011 Beroepsopleiding (Overeenkomst geregistreerd op 3 november 2011 onder het nummer 106623/CO/119) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren. § 2. Met "arbeiders" worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld.
Art. 2.De huidige collectieve arbeidsovereenkomst is afgesloten in uitvoering van de wet van 23 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/12/2005 pub. 30/12/2005 numac 2005021175 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende het generatiepact sluiten betreffende het Generatiepact, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2005.
Art. 3.Overeenkomstig het sectorakkoord 2011-2012, verbinden de sociale partners er zich toe om de deelnemingsgraad aan de beroepsopleiding voor het geheel van de sector jaarlijks met 5 pct. te verhogen.
In dat opzicht wordt de bijdrage van 0,10 pct. voor de risicogroepen verlengd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 15 maart 2011 betreffende de risicogroepen. Deze bijdrage wordt namelijk aangewend voor vormingsinitiatieven. HOOFDSTUK II. - Beroepsopleiding
Art. 4.Onder beroepsopleiding worden zowel de individuele als collectieve opleidingen verstaan. Deze vinden in principe plaats tijdens de werkuren, en uitzonderlijk buiten de werkuren.
Twee systemen worden door het sociaal fonds opgezet : - een systeem van subsidiëring voor de ondernemingen; - een samenwerking met het instituut van "Initiatieven voor Professionele Vorming van de Voedingsnijverheid" (IPV) of een ander opleidingsinstituut.
De ondernemingsraad (of bij gebreke daaraan de vakbondsafvaardiging) wordt geconsulteerd over de opleidingsplannen. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring voor de ondernemingen
Art. 5.De onderneming die een tussenkomst van het sociaal fonds wenst te bekomen voor de financiering van de beroepsopleiding die zij in België heeft georganiseerd, dient haar dossier in bij het secretariaat van het fonds binnen de vier maanden na de opleiding. De tussenkomst gebeurt op jaarbasis. De betalingen gebeuren na beslissing van de raad van bestuur van het sociaal fonds, op basis van een verslag van het secretariaat.
Art. 6.De lijst van de opleidingen die in aanmerking zouden kunnen komen voor terugbetaling wordt vastgelegd door de raad van bestuur van het sociaal fonds.
Art. 7.Bij de aanvraag tot tussenkomst voegt de onderneming een volledig dossier toe waarin per opleiding vermeld zijn : - het doel van de opleiding; - een uitvoerig programma; - de aard van de opleiding : theoretische en/of praktische cursussen, opleiding binnen of buiten de onderneming, didactische methoden, enz.; - de betrokken diensten van de onderneming; - de duur en de data van de opleiding; - de instructeurs; - de opleidingsinstelling ofwel de naam en functie van de interne trainer; - een deelnemerslijst; - de datum waarop de vorming heeft plaatsgevonden; - en het te betalen bedrag. Bij de afrekening wordt tevens de aanwezigheidslijst gevoegd, gehandtekend door de aanwezige deelnemers; - de gedetailleerde kosten voor de onderneming; - datum van consultatie van de ondernemingsraad (of bij gebreke daaraan de vakbondsafvaardiging) over het opleidingsplan.
Art. 8.Het bedrag van de tussenkomst van het sociaal fonds wordt vastgesteld rekening houdend met volgende criteria : De tussenkomst bedraagt, per deelnemer, maximaal 80 EUR per halve dag van minimum 3 uur. Deze 3 uren kunnen al dan niet aaneensluitend gegeven worden. - De globale tussenkomst per jaar en per onderneming mag niet meer bedragen dan 80 EUR, vermenigvuldigd met het aantal arbeiders in het bedrijf (cijfer berekend op basis van de wetgeving en de omzendbrieven betreffende de verkiezingen van de ondernemingsraden). - Doch, in de micro-ondernemingen (dat wil zeggen tot maximum 10 arbeiders), wordt een minimum budget van 200 EUR per onderneming en per jaar gewaarborgd ten belope van 100.000 EUR (bedrag 2012) in het globaal jaarlijks budget van het sociaal fonds. De grens van 80 EUR per halve dag is in dit geval niet van toepassing. Het budget voor de micro-ondernemingen voor 2013 zal vastgelegd worden door de raad van bestuur, na evaluatie van de beroepsopleiding in de sector. - Het nazicht van de criteria wordt toevertrouwd aan het secretariaat van het sociaal fonds voor de handel in voedingswaren. - Binnen de vier maanden na de afsluiting van de beroepsopleiding moet het dossier bij het secretariaat ingediend worden. - De tussenkomst wordt toegekend rekening houdend met de effectieve deelneming. - De tussenkomsten worden betaald tot uitputting van het in artikel 10 voorziene budget. - Jaarlijks worden de uitbetalingen gecontroleerd door een revisor. HOOFDSTUK IV De samenwerking met één opleidingsinstituut
Art. 9.Het sociaal fonds van de handel in voedingswaren is een samenwerking aangegaan met het instituut "Initiatieven voor Professionele Vorming" (IPV) met het oog op de toename van het aanbod aan beroepsopleidingen beschikbaar voor de arbeiders van de ondernemingen van de handel in voedingswaren. Het sociaal fonds van de handel in voedingswaren kan ook met een ander opleidingsinstituut een samenwerking aangaan.
De samenwerking met IPV zal in april 2012 worden geëvalueerd binnen de raad van bestuur van het sociaal fonds. In functie van de resultaten van deze evaluatie kan de samenwerking met IPV worden herzien. HOOFDSTUK V. - Financiering
Art. 10.Het maximaal budget, voorzien voor de tussenkomsten voor opleiding is beperkt tot 1.400.000 EUR in 2012. Het budget voor 2013 zal vastgelegd worden door de raad van bestuur, na evaluatie van de beroepsopleiding in de sector. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2012. Zij houdt op van kracht te zijn op 31 december 2013.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2010 betreffende de beroepsopleiding (algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 september 2010, Belgisch Staatsblad van 4 november 2010).
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2013.
De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK