gepubliceerd op 16 februari 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking
9 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en de bijzondere veiligheid, inzonderheid op artikel 8, § 5, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1997, 9 juni 1999, 10 juni 2001, 25 april 2004, 7 mei 2004, 27 december 2004 en 2 september 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking, gewijzigd bij koninklijk besluit van 30 oktober 2003;
Gelet op advies nr. 38.844/2 van de Raad van State, gegeven op 25 november 2005;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De artikelen 10 tot 12 van het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking worden opgeheven.
Art. 2.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 13.De hond is tijdens de uitoefening van bewakingstaken te allen tijde aan een leiband met een maximumlengte van twee meter en gemuilkorfd op een wijze dat de hond niet kan bijten en de muilkorf niet als wapen kan gebruikt worden. »
Art. 3.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 14.Andere dan herdershonden, die vóór 18 mei 2003 voor bewakingsactiviteiten werden gebruikt, kunnen in afwijking van artikel 9, worden ingezet tot 1 januari 2008 op plaatsen waar derden niet geacht worden aanwezig te zijn. »
Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 januari 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL