Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 januari 2005
gepubliceerd op 11 februari 2005

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, betreffende de bepaling van de modaliteiten van de arbeidsduur en de tewerkstelling 's nachts en op zon- en feestdagen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004203728
pub.
11/02/2005
prom.
09/01/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JANUARI 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, betreffende de bepaling van de modaliteiten van de arbeidsduur en de tewerkstelling 's nachts en op zon- en feestdagen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, betreffende de bepaling van de modaliteiten van de arbeidsduur en de tewerkstelling 's nachts en op zon- en feestdagen.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 januari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de socio-culturele sector Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1999 Bepaling van de modaliteiten van de arbeidsduur en de tewerkstelling 's nachts en op zon- en feestdagen (Overeenkomst geregistreerd op 13 december 2000 onder het nummer 55991/CO/329) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers tewerkgesteld in organisaties die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector met uitzondering van de werknemers waarvan de plaats van tewerkstelling buiten België is gelegen, en van de door de Koning aangewezen werknemers die een leidende functie of een vertrouwenspost bekleden.

Art. 2.Onder "werknemers" wordt verstaan : mannelijke en vrouwelijke werklieden en bedienden.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft namelijk tot doel de toepassingsmodaliteiten vast te leggen van het koninklijk besluit van 16 juni 1999 betreffende de arbeidsduur en de tewerkstelling 's nachts en op zon- en feestdagen van werknemers in de socio-culturele sector (Belgisch Staatsblad van 24 juli 1999).

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst bevelen de partijen de werkgevers aan het werk zodanig te organiseren dat een beroep op de afwijkingen bepaald in het voornoemde koninklijk besluit maximaal wordt vermeden. HOOFDSTUK II. - Arbeidsduur

Art. 4.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de normale gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uur, vastgelegd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 1999 betreffende de vaststelling van de arbeidsduur en de modaliteiten ervan in de socio-culturele sector, berekend op basis van de referteperiode zoals bepaald in artikel 3, § 1, van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juni 1999.

Art. 5.De bepalingen van § 1 en § 2 van artikel 3 van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juni 1999 zijn van toepassing op de werknemers bedoeld in artikel 2 van dit koninklijk besluit en meer bepaald op de werknemers die volgende activiteiten uitoefenen, voor- zover hun werkgever onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector valt : - activiteiten van culturele centra; - activiteiten van radio- en televisieverenigingen; - audiovisuele productie in de sector van permanente educatie; - omkadering van en prestaties inzake kampioenschappen, tornooien, sportdagen en sportpromotiedagen; - organisatie van spektakels en evenementen en de regie ervan; - omkadering van en prestaties inzake stages of kampen, al dan niet residentieel, voor kinderen, jongeren en volwassenen en in jeugdhuizen en jeugdcentra; - omkadering van en prestaties inzake begeleiding, animatie en vorming voor kinderen, jongeren en volwassenen, vergaderingen, festivals, tentoonstellingen, publieke manifestaties, inzamelacties, campagnes, colloquia, seminaries, al dan niet residentieel; - animatie, onthaal en omkadering van personen in de deelsector van het niet-commerciële toerisme en in overnachtingscentra voor jongeren; - taken in verband met de mobiele uitlening en informatica van mediatheken, bibliotheken en ludotheken; - onthaal, bewaking, omkadering, onderhoud en reiniging en controle van de veiligheid in de sportinstellingen en sportcentra. HOOFDSTUK III. - Nachtarbeid

Art. 6.De bepalingen van artikel 4 van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juni 1999 zijn van toepassing op de activiteiten bedoeld in artikel 2 van dit koninklijk besluit en meer bepaald op de activiteiten van volgende werknemers voor zover hun werkgever onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector valt : - personeel van de culturele centra; - personeel van niet-commerciële radio- en televisieverenigingen; - personeel van sportinstellingen en sportcentra; - personeel dat activiteiten verricht inzake organisatie en begeleiding van socio-culturele activiteiten met overnachting of begeleiding van jeugd of in jeugdhuizen of in jeugdcentra; - personeel met volgende opdrachten : - organisatie van spektakels en de regie ervan; - organisatie van en prestaties inzake animatie en vorming voor kinderen, jongeren en volwassenen, vergaderingen, festivals, tentoonstellingen, uitzonderlijke publieke manifestaties; - animatie, onthaal en begeleiding van personen in de deelsector van het niet-commerciële toerisme en in overnachtingcentra voor jongeren; - taken inzake de uitlening en informatica van mediatheken, bibliotheken en ludotheken. HOOFDSTUK IV. - Arbeid op zon- en feestdagen

Art. 7.De bepalingen van artikel 5 van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juni 1999 zijn van toepassing op de werknemers bedoeld in artikel 2 van dit koninklijk besluit en meer bepaald op de werknemers die volgende activiteiten uitoefenen voor zover hun werkgever onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector valt : - activiteiten in culturele centra; - activiteiten van radio- en televisieverenigingen; - audiovisuele productie in de sector volksontwikkeling; - omkadering van en prestaties inzake kampioenschappen, tornooien, sportdagen en sportpromotiedagen; - organisatie van spektakels en evenementen en de regie ervan; - omkadering van en prestaties inzake stages en kampen, al dan niet residentieel, voor kinderen, jongeren en volwassenen en in jeugdhuizen en in jeugdcentra; - omkadering van en prestaties inzake begeleiding, animatie en vorming voor kinderen, jongeren en volwassenen, vergaderingen, festivals, tentoonstellingen, publieke manifestaties, inzamelacties, campagnes, colloquia, seminaries, al dan niet residentieel; - animatie, onthaal en omkadering van personen in de deelsector van het niet-commerciële toerisme en in overnachtingcentra voor jongeren; - taken in verband met de mobiele uitlening en informatica van mediatheken, bibliotheken en ludotheken; - onthaal, bewaking, omkadering, onderhoud en reiniging en controle van de veiligheid in de sportinstellingen en sportcentra.

Art. 8.§ 1. Het aantal zondagen waarop een werknemer tijdens het burgerlijk jaar arbeid kan verrichten, mag 10 niet overschrijden. § 2. Dit aantal zondagen wordt op 13 gebracht voor de verenigingen voor volksontwikkeling erkend bij decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 19 april 1995. § 3. Dit aantal zondagen wordt op 26 gebracht voor de volgende activiteiten of subsectoren : - vorming van kaderleden en vormingsinstellingen; - culturele centra; - activiteiten verbonden aan de productie en de uitzending van de actualiteitsberichtgeving via niet-commerciële radio en televisie; - sportcentra en -clubs; - niet-commerciële toeristische organisaties die gewoonlijk publiek ontvangen op zondag; - jeugdcentra en -huizen en jeugdorganisaties die gewoonlijk publiek ontvangen op zondag. § 4. In ieder geval wordt één vrije zondag per maand gegarandeerd behoudens voor de niet-professionele sportbeoefenaars, hun scheidsrechters en hun begeleiders en in de sector van het niet-commerciële toerisme. § 5. De grenzen bepaald in dit artikel kunnen overschreden worden voor specifieke activiteiten bepaald per organisatie of subsector mits het akkoord van het paritair comité. HOOFDSTUK V. - Compensaties

Art. 9.Als toepassing van artikel 29, § 4, van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt bepaald dat de werkgever, na overleg met de werknemer, de toeslag verschuldigd in geval van overwerk, geheel of gedeeltelijk kan omzetten in inhaalrust.

Ingeval de toeslag voor overwerk volledig wordt omgezet in inhaalrust, - geeft elk uur overwerk dat vergoed wordt met een toeslag van 50 pct. recht op ten minste 1/2 uur inhaalrust; - geeft elk uur overwerk op een zon- of feestdag, dat vergoed wordt met een toeslag van 100 pct. recht op ten minste 1 uur inhaalrust.

Art. 10.§ 1. Aan de werknemers, bedoeld in artikel 3, § 3, artikel 4 en artikel 5, 2e gedachtestreepje van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juni 1999, wordt voor nachtarbeid, arbeid op zon- en feestdagen en arbeid gepresteerd boven 9 uur per dag of 40 uur per week een compensatie toegekend van 20 pct. per uur.

De compensaties, toegekend op basis van deze afwijkingen, kunnen onderling niet worden gecumuleerd.

Voorzover de te compenseren uren worden gepresteerd binnen de afwijkingen toegestaan op grond van de artikelen 3, 4 en 5 van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juni 1999, worden deze compensaties evenmin gecumuleerd met de compensaties voor overwerk, zoals bepaald in artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de compensatie van 20 pct. toekennen in de vorm van een toeslag of van inhaalrust. De inhaalrust toegekend op basis van deze 20 pct. wordt beschouwd als arbeidstijd zowel voor de berekening van de arbeidstijd als voor de verloning. § 3. De compensatie in de vorm van inhaalrust worden ten laatste opgenomen binnen 6 maanden na het leveren van de prestaties. § 4. Zonder afbreuk te doen aan wat is bepaald in artikel 11, kan een collectieve arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement andere maar minstens gelijkwaardige compensaties vastleggen volgens een ander systeem van berekening. § 5. Ten voorlopige titel en zolang er onvoldoende middelen in de sector voorhanden zijn, komen de partijen overeen dat de compensaties toegekend op grond van dit artikel, per werknemer en per jaar, beperkt zijn tot maximum 6 dagen of hun equivalent in toeslagen. HOOFDSTUK VI. - Inwerkingtreding en diverse bepalingen

Art. 11.De voordelen die al zijn toegekend op grond van collectieve arbeidsovereenkomsten op subsectoraal of ondernemingsniveau, van het arbeidsreglement of van het gebruik, als tegenprestatie voor gelijkaardige afwijkingen, kunnen niet worden gecumuleerd met de voordelen bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze bepalingen mogen evenwel niet tot gevolg hebben dat reeds toegekende voordelen die gunstiger zijn dan deze bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden beperkt.

In geval van betwisting in verband met de toepassing van dit artikel, kan de meest gerede partij een beroep doen op het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector.

Indien hier geen akkoord wordt bereikt, krijgen de partijen 6 maanden om een akkoord te sluiten; tijdens deze periode blijven de voordelen gelden die van kracht waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst, terwijl de compensaties, bepaald in artikel 10, opgeschort worden.

Art. 12.De partijen komen overeen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst het voorwerp uitmaakt van een evaluatie van het paritair comité na een periode van twee jaar na de inwerkingtreding ervan.

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 3 augustus 1999.

Zij is gesloten voor onbepaalde duur en kan worden opgezegd door elk van de ondertekenende partijen met betekening van een opzeggingstermijn van 6 maanden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2005.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^