gepubliceerd op 19 februari 2010
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van runderbrucellose en van het koninklijk besluit van 16 december 1991 betreffende de bestrijding van runderleucose
9 FEBRUARI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van runderbrucellose en van het koninklijk besluit van 16 december 1991 betreffende de bestrijding van runderleucose
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 8, eerste lid, 1°;
Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende de oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4 §§ 1 tot 3 en 6, en artikel 5, tweede lid, 13°;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 2001 houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 2, d) ;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van runderbrucellose;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 december 1991 betreffende de bestrijding van runderleucose;
Gelet op het ministerieel besluit van 16 februari 1989 houdende maatregelen met het oog op de opsporing van runderleucose;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 september 2009;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 18 september 2009;
Gelet op het advies van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van dieren en dierlijke producten, gegeven op 24 september 2009;
Gelet op het advies van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 9 oktober 2009;
Gelet op advies 47.538/3 van de Raad van State, gegeven op 15 december 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende de Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens, inzonderheid bijlage A, II punten 8, 9 en 10 wat runderbrucellose betreft en bijlage D, hoofdstuk I, F en G wat runderleucose betreft;
Overwegende de Beschikking 2003/467/EG van de Commissie van 23 juni 2003 houdende de erkenning van bepaalde lidstaten en delen van lidstaten als officieel tuberculosevrij, officieel brucellosevrij en officieel vrij van enzoötische boviene leukose ten aanzien van de rundveebeslagen;
Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid en de Minister van Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van runderbrucellose wordt een artikel 43ter ingevoegd, luidende : «
Art. 43ter.Indien gans het grondgebied officieel vrij is van runderbrucellose zijn artikel 43 en artikel 43bis niet meer van toepassing.
Artikel 43 en artikel 43bis blijven echter wel van toepassing indien een rundveehouder een fok- of een gebruiksrund verwerft door import uit een derde land of via intracommunautair handelsverkeer indien dat rund geboren of herkomstig is uit een lidstaat die niet officieel brucellose vrij is. »
Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 57/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 57/1.Indien gans het grondgebied officieel vrij is van runderbrucellose zijn de bepalingen uit de Bijlage I, D, punt c niet van toepassing.
Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen organiseert jaarlijks een bewakingsprogramma voor het behoud van de 'officieel vrije status' voor brucellose.
In het kader van dit bewakingsprogramma wordt een uitgebreid onderzoek uitgevoerd op runderen die verworpen hebben en wordt jaarlijks een bemonstering uitgevoerd op een aantal dieren van een deel van de rundveebeslagen. Deze beslagen worden willekeurig of gericht geselecteerd op basis van een risicobeoordeling. Bij de gerichte selectie komen volgende beslagen in aanmerking : 1. Beslagen die op jaarbasis een groot aantal fok- of gebruiksrunderen hebben verworven;2. Beslagen met vrouwelijke runderen die op jaarbasis geen enkele verwerping hebben laten onderzoeken;3. Beslagen omwille van sanitaire of epidemiologische verbanden.»
Art. 3.In het koninklijk besluit van 16 december 1991 betreffende de bestrijding van runderleucose wordt een artikel 22/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 22/1.Indien gans het grondgebied officieel vrij is van enzootische runderleucose, hierna vermeld als E.B.L.', zijn artikel 21 en artikel 22 niet meer van toepassing.
Artikel 21 en artikel 22 blijven echter wel van toepassing indien een rundveehouder een fok- of een gebruiksrund verwerft door import uit een derde land of via intracommunautair handelsverkeer indien dat rund geboren of herkomstig is uit een lidstaat die niet officieel E.B.L. vrij is. »
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 28/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 28/1.Indien gans het grondgebied officieel vrij is van E.B.L. zijn de bepalingen uit Bijlage I, A, punt 1, ii, iii en iv niet van toepassing.
Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen organiseert jaarlijks een bewakingsprogramma voor het behoud van de 'officieel vrije status' voor E.B.L. In het kader van dit bewakingsprogramma wordt jaarlijks een bemonstering uitgevoerd op een aantal dieren van een deel van de rundveebeslagen. Deze beslagen worden willekeurig of gericht geselecteerd op basis van een risicobeoordeling. Bij de gerichte selectie komen volgende beslagen in aanmerking : 1. Beslagen die op jaarbasis een groot aantal fok- of gebruiksrunderen hebben verworven;2. Beslagen omwille van sanitaire of epidemiologische verbanden.»
Art. 5.Het ministerieel besluit van 16 februari 1989 houdende maatregelen met het oog op de opsporing van runderleucose, gewijzigd door het koninklijk besluit van 16 december 1991, wordt opgeheven.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7.De Minister bevoegd voor Volksgezondheid en de Minister tot wiens bevoegdheid de Veiligheid van de Voedselketen behoort zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 februari 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE