gepubliceerd op 19 februari 1999
Koninklijk besluit genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
9 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 57quater, § 2, ingevoegd door artikel 172 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's, gewijzigd door het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 december 1998;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 18 januari 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de Regering beslist heeft naar analogie met de activeringsmaatregelen voorzien voor de bestaansminimumgerechtigden, de maatschappelijke integratie aan te moedigen aan de hand van de tewerkstelling van personen van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het bevolkingsregister, die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het bestaansminimum en aldus gerechtigd zijn op financiële maatschappelijke hulp; dat het derhalve gepast voorkomt de financiële maatschappelijke hulp eveneens op een meer actieve wijze aan te wenden; dat de Regering in dit verband beslist heeft de toegang tot verschillende tewerkstellingsprogramma's die voor de werklozen zijn voorzien en die een activering van hun uitkeringen mogelijk maakt, uit te breiden tot de bovenvermelde personen van vreemde nationaliteit, gerechtigd op financiële maatschappelijke hulp; dat dit besluit ook uitwerking geeft aan het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 tussen de federale Staat en de Gewesten, tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's, dat op 15 mei 1998 in werking is getreden; dat een goede samenwerking tussen de federale Staat en de Gewesten het noodzakelijk maakt dat de reglementaire wijzigingen onverwijld zouden worden aangebracht; dat de werkgevers die bereid zijn arbeidsplaatsen te creëren voor gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp ze onverwijld moeten kunnen verwezenlijken; dat dit besluit onontbeerlijk is voor het effectief opstarten van alle tewerkstellingsprogramma's die het activeren mogelijk maken van de financiële maatschappelijke hulp, voorzien in artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1998.
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Onderhavig besluit legt de voorwaarden vast waaronder personen van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het bevolkingsregister, die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het bestaansminimum en gerechtigd zijn op financiële maatschappelijke hulp, hierna de gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp genoemd, kunnen deelnemen aan de onderscheidene inschakelingsprogramma's met het oog op hun integratie op de arbeidsmarkt. Het legt de toekenningsvoorwaarden en de maandelijkse bedragen vast van de financiële maatschappelijke hulp, specifiek voor elk inschakelingsprogramma, hierna de geactiveerde maatschappelijke hulp genoemd. Het bepaalt tenslotte de voorwaarden tot toekenning van een aanvullende financiële steun wanneer het bedrag van de inkomsten waarover de betrokkene beschikt door zijn tewerkstelling, lager is dan het bedrag bepaald in artikel 2, § 1, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum voor de categorie van personen waartoe de betrokkene behoort.
Art. 2.§ 1. Voor de toekenning van de geactiveerde maatschappelijke hulp moet de betrokkene, op het ogenblik van de aanwerving, alle voorwaarden voor de toegang tot het inschakelingsprogramma vervullen.
De geactiveerde maatschappelijke hulp wordt toegekend aan elk van de echtgenoten die onder hetzelfde dak wonen wanneer zij de in het eerste lid bedoelde voorwaarden persoonlijk vervullen.
De toekenning van de geactiveerde maatschappelijke hulp is beperkt tot de maximumduur van de tewerkstelling bepaald in het betrokken inschakelingsprogramma. § 2. Wanneer de betrokkene door zijn tewerkstelling beschikt over een bedrag van inkomsten dat lager ligt dan het bedrag bepaald in artikel 2, § 1, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum voor de categorie van personen waartoe hij behoort, wordt hem een aanvullende financiële steun toegekend. Deze aanvullende steun wordt vastgelegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 3, en van artikel 5 van dezelfde wet.
TITEL 2. - De onderscheidene inschakelingsprogramma's HOOFDSTUK I. - De doorstromingsprogramma's Afdeling 1. - Toetredingsvoorwaarden
Art. 3.§ 1. Gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp kunnen met ingang van 1 juni 1998 worden aangeworven in een doorstromingsprogramma erkend op basis van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn : 1° de werkgever valt niet onder de toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;2° op het ogenblik van de aanwerving is de betrokkene ingeschreven als werkzoekende en gerechtigd op financiële maatschappelijke hulp sedert tenminste twaalf maanden zonder onderbreking;3° de betrokkene wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster. § 2. Gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp kunnen met ingang van 1 juli 1998 worden aangeworven in een doorstromingsprogramma erkend op basis van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn : 1° op het ogenblik van de aanwerving is de betrokkene ingeschreven als werkzoekende en gerechtigd op financiële maatschappelijke hulp sedert tenminste twaalf maanden zonder onderbreking;2° de betrokkene wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster. § 3. Gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp kunnen met ingang van 1 oktober 1998 worden aangeworven in een doorstromingsprogramma erkend op basis van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn : 1° op het ogenblik van de aanwerving is de betrokkene ingeschreven als werkzoekende en gerechtigd op financiële maatschappelijke hulp zonder onderbreking sedert ten minste twaalf maanden ofwel sedert tenminste negen maanden indien hij jonger is dan vijfentwintig jaar en niet beschikt over een diploma, getuigschrift of brevet van het hoger middelbaar onderwijs;2° de betrokkene wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster. Afdeling 2. - Gelijkgestelde periodes
Art. 4.Voor de toepassing van artikel 3 worden de volgende periodes gelijkgesteld met een periode van gerechtigd zijn op financiële maatschappelijke hulp : 1° de periodes van gevangenzetting gedurende dewelke het recht op financiële maatschappelijke hulp werd opgeschort;2° de periodes van tewerkstelling in een doorstromingsprogramma;3° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;4° de andere periodes gedurende dewelke de betrokkene geen recht had op financiële maatschappelijke hulp, inzonderheid de periodes tijdens dewelke de betrokkene verbonden was door een arbeidsovereenkomst met een samengevoegde duur van ten hoogste vier maanden. Afdeling 3. - Maandelijkse bedragen van de geactiveerde
maatschappelijke hulp
Art. 5.De geactiveerde maatschappelijke hulp bedraagt : 1° 10 000 BEF per kalendermaand wanneer de betrokkene verbonden is door een arbeidsovereenkomst in het kader van een doorstromings-programma waarvan de uurregeling minstens halftijds is;2° 13 000 BEF per kalendermaand wanneer de betrokkene verbonden is door een arbeidsovereenkomst in het kader van een doorstromings-programma waarvan de uurregeling minstens vier vijfden bedraagt van een voltijds uurrooster. De bedragen van de geactiveerde maatschappelijke hulp bedoeld in het vorig lid, worden verhoogd met 2 000 BEF indien de betrokkene vóór zijn aanwerving in een doorstromingsprogramma werkzaamheden in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen regelmatig heeft verricht.
Voor de werknemers die op het ogenblik van hun indienstneming, doorgaans woonachtig zijn in gemeenten met een werkloosheidsgraad die jaarlijks op 30 juni ten minste 20 % hoger is dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van hun Gewest, bedraagt de geactiveerde maatschappelijke hulp 17 500 BEF per kalendermaand indien de betrokkene ten minste halftijds tewerkgesteld is en 22 000 BEF per kalendermaand indien de betrokkene tewerkgesteld is in een uurregeling die minstens vier vijfden bedraagt van een voltijds uurrooster.
Deze bedragen van de geactiveerde maatschappelijke hulp worden vastgesteld de dag waarop de arbeidsovereenkomst begint te lopen en blijven geldig gedurende de hele tewerkstellingsperiode, onverminderd de in artikel 7, § 2, bedoelde maximale duur waarvoor de betrekking in aanmerking wordt genomen in het kader van de doorstromingsprogramma's.
De lijst van de gemeenten met een werkloosheidsgraad die jaarlijks op 30 juni ten minste 20 % hoger is dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van hun Gewest, wordt jaarlijks door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening vastgesteld. Zij geldt van 1 september tot 31 augustus van het volgende jaar en wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt voor 31 augustus. De lijst van de betrokken gemeenten wordt voor het eerst opgemaakt op grond van de werkloosheidscijfers op 30 juni 1997.
De verhoogde bedragen van de geactiveerde maatschappelijke hulp, bedoeld in het tweede en derde lid, mogen niet gecumuleerd worden.
De bedragen van de geactiveerde maatschappelijke hulp, bedoeld in de voorgaande leden, worden evenwel begrensd tot het netto-loon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft.
Art. 6.In zoverre de aanwerving van de werknemer gebeurd is vóór 1 januari 1999, bedraagt de geactiveerde maatschappelijke hulp 12 000 BEF wanneer de uurregeling minstens drie vierden en minder dan vier vijfden bedraagt van een voltijds uurrooster. Afdeling 4. - Duur van de tewerkstelling
die recht geeft op de geactiveerde maatschappelijke hulp
Art. 7.De tewerkstellingsduur in het kader van een doorstromingsprogramma bedraagt maximum vierentwintig maanden per beroepsloopbaan.
Deze tewerkstellingsduur kan verhoogd worden tot maximum zesendertig maanden per beroepsloopbaan voor de werknemers die vóór hun aanwerving in een doorstromingsprogramma, regelmatig werkzaamheden hebben verricht in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen of die doorgaans woonachtig zijn in gemeenten met een werkloosheidsgraad die jaarlijks op 30 juni en voor het eerst op 30 juni 1997, ten minste 20 % hoger is dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van hun Gewest.
De arbeidsovereenkomsten die lopen op het moment dat de gemeentelijke werkloosheidsgraad ophoudt de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest met ten minste 20 % te overschrijden, kunnen worden uitgevoerd tot ze vervallen. HOOFDSTUK II. - De erkende arbeidsposten in het kader van de herinschakeling van de langdurig werklozen Afdeling 1. - Toetredingsvoorwaarden
Art. 8.Gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp kunnen worden aangeworven in een arbeidspost erkend krachtens het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn : 1° de betrokkene is op het ogenblik van de aanwerving ingeschreven als werkzoekende en gerechtigd op financiële maatschappelijke hulp zonder onderbreking sedert tenminste zesendertig maanden of sedert tenminste vierentwintig maanden indien hij niet in het bezit is van een diploma van het hoger secundair onderwijs, noch van een diploma van het hoger onderwijs;2° de betrokkene wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster. Afdeling 2. - Gelijkgestelde periodes
Art. 9.Voor de toepassing van artikel 8 worden de volgende periodes gelijkgesteld met een periode van gerechtigd zijn op financiële maatschappelijke hulp : 1° de onderbrekingen, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, met een duurtijd korter dan drie volledige kalendermaanden;2° de periodes gedurende dewelke men in dienst is in een erkende arbeidspost bij toepassing van voormeld koninklijk besluit van 8 augustus 1997;3° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Afdeling 3. - Maandelijkse bedragen van de geactiveerde
maatschappelijke hulp
Art. 10.De geactiveerde maatschappelijke hulp bedraagt : 1° 17 500 BEF per kalendermaand waarin de betrokkene verbonden is door een arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster in het kader van een arbeidspost erkend in de zin van artikel 2 van het voormeld koninklijk besluit van 8 augustus 1997;2° 22 000 BEF per kalendermaand waarin de betrokkene verbonden is door een arbeidsovereenkomst die voorziet in een uurrooster dat minstens vier vijfden bedraagt van een voltijds uurrooster in het kader van een arbeidspost erkend in de zin van artikel 2 van het voormeld koninklijk besluit van 8 augustus 1997. Het bedrag van de geactiveerde maatschappelijke hulp, bedoeld in het eerste lid, wordt evenwel begrensd tot het netto-loon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft. Afdeling 4. - Duur van de tewerkstelling
die recht geeft op de geactiveerde maatschappelijke hulp
Art. 11.De gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp die de in artikel 8 bedoelde voorwaarden vervullen, hebben recht op het bedrag van de geactiveerde maatschappelijke hulp, bedoeld in artikel 10, gedurende een periode van maximum zesendertig maanden. HOOFDSTUK III. - Het banenplan Afdeling 1. - Toetredingsvoorwaarden
Art. 12.Gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp kunnen worden aangeworven in het kader van het banenplan dat de toekenning van de geactiveerde maatschappelijke hulp, bedoeld in artikel 14, mogelijk maakt, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn : 1° de betrokkene is op het ogenblik van de aanwerving ingeschreven als werkzoekende en gerechtigd op financiële maatschappelijke hulp sedert ten minste zesendertig maanden zonder onderbreking;2° de werkgever is gerechtigd op de vrijstelling van werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen. Afdeling 2. - Gelijkgestelde periodes
Art. 13.Voor de toepassing van artikel 12 worden de volgende periodes gelijkgesteld met een periode van gerechtigd zijn op financiële maatschappelijke hulp : 1° de onderbrekingen, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, met een duur van minder dan drie volledige kalendermaanden;2° de periodes gedurende dewelke men in dienst is in een erkende arbeidspost bij toepassing van het voormeld koninklijk besluit van 8 augustus 1997;3° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Afdeling 3. - Maandelijkse bedragen van de geactiveerde
maatschappelijke hulp
Art. 14.Het bedrag van de geactiveerde maatschappelijke hulp bedraagt 6 000 BEF per kalendermaand wanneer de betrokkene verbonden is door een arbeidsovereenkomst die minstens in een halftijds uurrooster voorziet.
Het bedrag van de geactiveerde maatschappelijke hulp bedoeld in het vorig lid, wordt evenwel begrensd tot het netto-loon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft. Afdeling 4. - Duur van de tewerkstelling die recht geeft op de
geactiveerde maatschappelijke hulp
Art. 15.De gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp die de voorwaarden, bedoeld in artikel 12, vervullen, hebben recht op het bedrag van de geactiveerde maatschappelijke hulp, bedoeld in artikel 14, voor een periode beperkt tot het kwartaal van de indienstname en de vier volgende kwartalen.
TITEL 3. - Slotbepalingen
Art. 16.De werknemer kan voor dezelfde periode slechts gerechtigd zijn op één van de bedragen van de geactiveerde maatschappelijke hulp bedoeld in de artikelen 5, 6, 10 en 14.
Art. 17.Onderhavig besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998, met uitzondering van de artikelen 3, § 1, 4, 5, 6, 7 en 16, die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 1998, het artikel 3, § 2, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 1998 en het artikel 3, § 3, dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 1998.
Art. 18.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 februari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA De Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie, J. PEETERS