gepubliceerd op 11 mei 2007
Koninklijk besluit waarbij de onmiddellijke inbezitneming van sommige percelen nodig voor de bouw van het Gewestelijk Expresnet, gelegen op het grondgebied van de stad Nijvel van algemeen nut verklaart
9 APRIL 2007. - Koninklijk besluit waarbij de onmiddellijke inbezitneming van sommige percelen nodig voor de bouw van het Gewestelijk Expresnet, gelegen op het grondgebied van de stad Nijvel van algemeen nut verklaart
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 juli 1962, gewijzigd bij de wet van 6 april 2000, betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 10, § 2, 2°;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 2004 houdende vaststelling van de statuten van de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel;
Overwegende dat de uitbouw van een Gewestelijk Expresnet in en rond Brussel noodzakelijk is om het marktaandeel van het openbaar vervoer te verhogen binnen een straal van ongeveer 30 km rond de hoofdstad en om de bijzonder zware mobiliteitsproblemen tijdens de piekuren op te lossen;
Overwegende dat, in het kader van de verwezenlijking van dit Gewestelijk Expresnet, de spoorwegcapaciteit van het baanvak Ukkel-Nijvel van de lijn 124 verhoogd moet worden;
Overwegende dat vergelijkende tracé-studies hebben aangetoond dat de beoogde capaciteitsuitbreiding optimaal tot stand komt door de aanleg van een derde en vierde spoor naast de bestaande sporen;
Overwegende dat het voor de aanleg van bewuste sporen nodig is om de spoorwegzate te verbreden tussen kilometer 28,600 en kilometer 29,600 van de spoorlijn 124 op het grondgebied van Nijvel;
Overwegende dat de verbetering van het onthaal van de reizigers de aanleg van een autobusstation en van parkeergelegenheid in de buurt van het station vereist;
Overwegende dat een nieuwe weg moet worden aangelegd om een geschikte toegang tot de nieuwe ondergrondse parking te verzekeren;
Overwegende dat bovenstaande werken het voorwerp hebben uitgemaakt van een « enige vergunning » en dat het ministerieel besluit met betrekking tot de uitgebrachte bezwaarschriften geen aanleiding geeft tot nieuwe bezwaren met betrekking tot de werken voorzien in de zone waarop onderhavig koninklijk besluit betrekking heeft;
Overwegende dat het voor de uitvoering van bovengenoemde werken vereist is om de percelen aangeduid op het plan "028.600KU1" en gelegen op het grondgebied van de stad Nijvel in bezit te nemen;
Overwegende dat de planning voor de verwezenlijking van deze werken vastgelegd is in het meerjariginvesteringsplan 2001-2012 voor de spoorwegen, zoals bevestigd door het samenwerkingsakkoord hieromtrent tussen de Staat en de Gewesten van 11 oktober 2001;
Overwegende dat conform deze planning, zoals tot op heden vastgelegd, het vervoersaanbod van het Gewestelijk Expresnet, waartoe deze uitbreiding van de spoorweginfrastructuur bijdraagt, volledig operationeel moet zijn tegen uiterlijk eind 2012 en dat wegens de vooropstaande duurtijd van de werken bijgevolg de onmiddellijke inbezitneming van de bedoelde percelen ten algemenen nutte onontbeerlijk is;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het algemeen nut vordert ter uitvoering van de werken voor de aanleg van een derde en vierde spoor op het baanvak Ukkel-Nijvel van de lijn 124 de onmiddellijke inbezitneming van de percelen gelegen op het grondgebied van de stad Nijvel en aangeduid op het plan "028.600KU1", gevoegd bij dit besluit.
Art. 2.Bij gebrek aan afstand in der minne, worden de voor de betreffende werken benodigde en op voormelde plan aangeduide percelen ingenomen en bezet overeenkomstig de wet van 26 juli 1962, gewijzigd bij de wet van 6 april 2000, betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte.
Art. 3.Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 9 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT
Bijlage bij het koninklijk besluit van 9 april 2007 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld