gepubliceerd op 20 november 2008
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2008, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de vorming
8 OKTOBER 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2008, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de vorming (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2008, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de vorming.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 oktober 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2008 Vorming (Overeenkomst geregistreerd op 7 juli 2008 onder het nummer 88678/CO/218) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en bedienden van de ondernemingen die tot de bevoegdheid van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden behoren. § 2. Onder « bedienden » wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke bedienden. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de artikelen 188 tot 191 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I). HOOFDSTUK II. - Opleiding
Art. 2.De sociale partners van de sector verbinden er zich toe om de participatiegraad aan vorming en opleiding jaarlijks met 5 procentpunten te verhogen, overeenkomstig de doelstellingen van het IPA 2007-2008, door volgende maatregelen : § 1. De werkgevers verbinden er zich toe om 4 dagen opleiding toe te kennen voor de periode die ingaat op 1 januari 2008 en eindigt op 31 december 2009.
Onverminderd artikel 4 van deze overeenkomst worden de opleidingsdagen toegekend op om het even welk moment in 2008 en/of in 2009. § 2. Onverminderd het recht op opleiding dat onder paragraaf 1 is erkend, wordt voor elke bediende een aanvullend recht op één dag beroepsopleiding geopend voor de periode die ingaat op 1 januari 2008 en eindigt op 31 december 2009. De tijd die overeenstemt met de opleidingsdag moet 's avonds of tijdens het weekend en buiten de arbeidstijd vallen. § 3. De deeltijdse bedienden genieten de voornoemde opleidingsdagen in evenredigheid met hun deeltijdse prestaties.
Het recht op opleiding geldt niet voor de bedienden die in opzegging staan of die zijn aangeworven met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur van één jaar of minder.
Commentaar/motivering De collectieve arbeidsovereenkomst legt geen verplichting op om 2 opleidingsdagen per werknemer per jaar toe te kennen, maar wel om in een opleidingsquotum van 4 dagen per werknemer te voorzien in de 2 jaar dat de overeenkomst geldig is. Men kan beslissen de opleidingsdagen te concentreren in het tweede jaar van de overeenkomst (bijvoorbeeld wanneer een nieuw productiesysteem in de onderneming wordt ingevoerd, wanneer een werknemer van functie verandert, wanneer een bepaalde opleiding maar in het tweede geldigheidsjaar van de overeenkomst wordt gegeven, enz.). § 4. De opleidingsdagen moeten gericht zijn op een verhoging van de beroepsbekwaamheid van alle bedienden.
Art. 3.§ 1. De opleidingsdagen waarin artikel 2, § 1, voorziet, worden toegekend volgens de hiernavolgende regels die dezelfde zijn als de regels vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomsten van 5 mei 1999, 25 april 2001, 15 mei 2003, 16 juni 2005 en 12 juli 2007.
Onverminderd de toepassing van het opleidingsplan, zoals bepaald in artikel 4 hierna, gaat het om opleidingen die worden aangeboden door het Centrum voor de Vorming van Bedienden van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor bedienden (CEVORA) of om door CEVORA erkende opleidingen, of om opleidingen georganiseerd door de betrokken ondernemingen, sectoren of andere opleidingsverstrekkers.
De werkgever heeft de verantwoordelijkheid om de opleidingsdagen aan te bieden tijdens de werkuren. Indien de opleiding plaatsvindt buiten de arbeidstijd moet de werkgever aan de bediende een gelijke compensatie in arbeidstijd toekennen.
De verplaatsingskosten van de bediende die betrekking hebben op de opleidingsdagen komen voor rekening van de werkgever.
Onverminderd de toepassing van het opleidingsplan zoals bepaald in artikel 4 hierna, moet de bediende, als de werkgever geen opleidingsdagen heeft voorgesteld vóór 31 december 2008, vóór 31 maart 2009 hiervoor een schriftelijke aanvraag indienen bij de werkgever.
In dat geval moet de werkgever vóór 30 april 2009 schriftelijk aan de werknemer meedelen hoe en wanneer hij binnen de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst de opleidingsdagen zal aanbieden.
Wanneer de werkgever : - ofwel niet vóór 30 april 2009 is ingegaan op de schriftelijke vraag van de werknemer; - ofwel uiterlijk op 31 december 2009 geen of te weinig opleidingsdagen aan de werknemer heeft aangeboden, worden de niet toegekende opleidingsdagen naar keuze van de werknemer door hem opgenomen onder de vorm van hetzij betaald verlof, hetzij opleidingsdagen binnen het opleidingsaanbod georganiseerd door CEVORA. In dit laatste geval richt de werknemer zijn verzoek om opleidingsdagen aan CEVORA. In alle gevallen worden deze dagen gelijkgesteld met gepresteerde arbeidsdagen. § 2. De onder artikel 2, § 2, voorziene opleidingsdag is een beroepsopleiding die door CEVORA wordt gegeven. Om die opleidingsdag te genieten, moet de bediende zich wenden tot CEVORA. Per volledige opleidingsdag die hij volgt, ontvangt de bediende vanwege CEVORA een premie van 40 EUR als forfaitaire tegemoetkoming in zijn verplaatsings- en opleidingskosten.
Deze opleidingsdag wordt niet als arbeidstijd beschouwd en wordt niet als zodanig bezoldigd. Daarenboven komt deze opleidingsdag niet in aanmerking voor het betaald educatief verlof.
Art. 4.De nadere regelen van het recht op leiding zoals bepaald in artikel 2, § 1, van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen in de onderneming als volgt worden vastgelegd : § 1. Ondernemingen met vakbondsafvaardiging 1) Ondernemingen die reeds een opleidingsplan voor de periode 2006-2007 opmaakten en het lieten registreren Deze ondernemingen kunnen het opleidingsplan, met instemming van de ondertekenende partijen, verlengen met een eenvoudige brief (met vermelding van hun RSZ-nummer) aan het « Sociaal Fonds van het A.N.P.C.B. », (hierna « sociaal fonds » genoemd). De verlenging moet gebeuren tussen 1 oktober 2007 en 31 maart 2008. 2) Ondernemingen met vakbondsafvaardiging die nog geen opleidingsplan opmaakten In de ondernemingen met een vakbondsafvaardiging kan tussen 1 oktober 2007 en 31 maart 2008 een bedrijfseigen opleidingsplan worden overeengekomen.Om geldig te zijn, moet dat plan de instemming krijgen van de meerderheid van de leden van de vakbondsafvaardiging. In het opleidingsplan kunnen de inhoud, het tijdstip, de doelgroep en alle andere regels van de opleiding volledig autonoom worden vastgelegd.
Daarenboven kan het plan bepalen dat het opleidingskrediet op bepaalde bedienden wordt overgedragen.
Het opleidingsplan wordt tussen 1 oktober 2007 en 31 maart 2008 geregistreerd bij het sociaal fonds. De registratie gebeurt op basis van het formulier dat ter beschikking gesteld wordt door het sociaal fonds. 3) De ondernemingen met een vakbondsafvaardiging maar zonder bedrijfseigen opleidingsplan De ondernemingen met een vakbondsafvaardiging maar zonder bedrijfseigen opleidingsplan kunnen uiterlijk op 31 december 2008 toetreden tot het suppletief opleidingsplan.Deze bedrijven mogen het opleidingskrediet niet op bepaalde bedienden overdragen.
Met « suppletief plan » wordt het suppletief opleidingsplan bedoeld, uitgewerkt door de raad van beheer van CEVORA. In een bedrijf met vakbondsafvaardiging, wordt het suppletief opleidingsplan, indien van toepassing, aan de vakbondsafvaardiging meegedeeld. 4) De ondernemingen met een vakbondsafvaardiging maar zonder opleidingsplan De ondernemingen met een vakbondsafvaardiging maar zonder opleidingsplan mogen het opleidingskrediet niet op bepaalde bedienden overdragen. Bij de uitvoering van artikel 4, § 1, 3) en 4), dient artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1997 met betrekking tot het statuut van de syndicale afvaardiging, te worden nageleefd. § 2. Ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging. 1) Ondernemingen die reeds zijn toegetreden tot het suppletief opleidingsplan. Deze ondernemingen kunnen hun toetreding verlengen door tussen 1 oktober 2007 en 31 december 2008 door een eenvoudige brief (met vermelding van hun RSZ-nummer) te sturen naar het "Sociaal Fonds van het A.N.P.C.B. » Deze ondernemingen kunnen het individuele opleidingsrecht van de bedienden op andere bedienden overdragen, maar slechts ten belope van 50 pct. van het totale krediet aan opleidingsdagen.
Met « suppletief plan » wordt het suppletief opleidingsplan bedoeld, uitgewerkt door de raad van beheer van CEVORA. In een onderneming zonder vakbondsafvaardiging, wordt het suppletief opleidingsplan in het bedrijf uitgehangen. 2) Ondernemingen die nog niet zijn toegetreden. Deze ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging hebben de mogelijkheid om toe te treden tot een suppletief opleidingsplan uitgewerkt door de raad van beheer van CEVORA. Deze ondernemingen kunnen het individuele opleidingsrecht van de bedienden op andere bedienden overdragen, maar slechts ten belope van 50 pct. van het totale krediet aan opleidingsdagen.
Het suppletief opleidingsplan wordt in het bedrijf uitgehangen.
De ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging kunnen eveneens tot deze collectieve arbeidsovereenkomst toetreden door een schriftelijke verbintenis aan te gaan dat het recht op opleiding zal gerealiseerd worden via CEVORA-opleidingen.
De ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging kunnen tussen 1 oktober 2007 en 31 december 2008 hun toetreding laten registreren bij het sociaal fonds, met het formulier dat door het sociaal fonds ter beschikking wordt gesteld.
Art. 5.De ondernemingen met een geregistreerd opleidingsplan of -verbintenis, genieten voor de ontwikkeling van hun opleidingsinitiatieven een trekkingsrecht ten laste van CEVORA. De regels voor dit trekkingsrecht zullen worden vastgelegd door het sociaal fonds. HOOFDSTUK III. - Initiatieven inzake opleidingen en tewerkstelling van werkzoekenden
Art. 6.De partijen verbinden er zich toe om in coherentie met de regionaal-communautaire initiatieven - onder meer door het sluiten van convenanten - de tewerkstelling in de sector van werkzoekenden behorende tot de risicogroepen te bevorderen via opleiding en/of trajectbegeleiding gericht op knelpuntberoepen in de sector. HOOFDSTUK IV. - Sociale vrede
Art. 7.De vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden verbinden zich ertoe om, tijdens de hele toepassingsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, in het paritair comité en in de ondernemingen geen bijkomende eisen met betrekking tot de in deze overeenkomst opgenomen materies te stellen. HOOFDSTUK V. - Duur
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt hoofdstuk VI en artikel 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juli 2007 betreffende het sectoraal akkoord 2007-2008 afgesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 mei 2008.
Zij wordt gesloten voor bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 2008 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2009.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 oktober 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET