Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 november 2001
gepubliceerd op 12 januari 2002

Koninklijk besluit waarbij voor de jaren 2001 en 2002 bepaalde categorieën van werkgevers vrijgesteld worden van de bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen ingesteld bij het koninklijk besluit van 27 november 1996

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid en ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2001013149
pub.
12/01/2002
prom.
08/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/08/2001013149/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij voor de jaren 2001 en 2002 bepaalde categorieën van werkgevers vrijgesteld worden van de bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen ingesteld bij het koninklijk besluit van 27 november 1996


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Economische en Monetaire Unie, inzonderheid op artikel 3, § 1, 4°;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 november 1996 tot instelling van een bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, in toepassing van artikel 3, § 1, 4° van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische Unie, inzonderheid op artikel 2, derde lid;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit uitwerking dient te hebben met ingang van 1 januari 2001, dat de betrokken werkgevers onverwijld in kennis moeten gesteld worden van deze vrijstelling, en dat de instellingen belast met de inning van de sociale zekereidsbijdragen zo vlug mogelijk in kennis moeten gesteld worden van het exacte toepassingsgebied waarvoor zij de bijzondere bijdrage van 0,10 % moeten innen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De werkgevers worden vrijgesteld van de bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, bedoeld in het koninklijk besluit van 27 november 1996, wanneer : - zij in 1996 gebonden waren door een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst die voorzag in een inspanning van minimaal 0,20 %, bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie het begeleidingsplan van toepassing is, en - zij in 1997-1998 en in 1999-2000 gebonden waren door een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst die voorzag in een inspanning van minimaal 0,20 %, bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie het begeleidingsplan van toepassing is, en - zij het bedrag dat overeenstemt met deze inspanning vanaf 1997 rechtstreeks gestort hebben aan een V.Z.W. die dit bedrag aangewend heeft voor de opleiding, vorming of tewerkstelling van deze categoriën, en - zij voor de periode 2001-2002 dit stelsel voortzetten.

Art. 2.De werkgevers die wensen te genieten van de vrijstelling bedoeld in artikel 1, moeten daartoe een gemotiveerd aanvraag indienen bij de Minister van Tewerkstelling en Arbeid waarbij zij het bewijs leveren dat zij volden aan de voorwaarden voorzien in artikel 1.

Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2002.

Art. 4.Onze Minister van Tewerkstelling en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^