Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 mei 2024
gepubliceerd op 10 juni 2024

Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten van de indienstneming en evaluatie van personen bij arbeidsovereenkomst als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen.

bron
programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid
numac
2024004951
pub.
10/06/2024
prom.
08/05/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten van de indienstneming en evaluatie van personen bij arbeidsovereenkomst als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen.


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik ter ondertekening mag voorleggen aan Uwe Majesteit heeft tot doel een reglementair kader vast te leggen voor de selectie, de indienstneming en de evaluatie van het wetenschappelijk contractueel personeel binnen de federale wetenschappelijke instellingen in uitvoering van het koninklijk besluit van 20 april 1965 tot vaststelling van het organiek statuut van de federale wetenschappelijke instellingen (hierna "instelling(en)" genoemd), waardoor deze laatsten zowel statutair als contractueel wetenschappelijk personeel kunnen bevatten en respectievelijk hun statuut en regime kunnen bepalen.

Geldelijke maatregelen voor het wetenschappelijk contractueel personeel van de federale overheid zijn reeds vastgelegd in een koninklijk besluit van 2 juni 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/06/2010 pub. 10/06/2010 numac 2010021068 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen sluiten.

Dit ontwerp beoogt deze bepalingen aan te vullen met administratieve maatregelen inzake de modaliteiten van de selectie, de indienstneming en de evaluatie die gelijkwaardig zijn met die voor het wetenschappelijk statutair personeel van de instellingen, teneinde hen toe te laten over een alomvattend reglementair kader voor deze categorie van wetenschappelijk personeel te beschikken.

HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen In afdeling 1, definiëren de artikelen 1 en 2 het toepassingsgebied van dit ontwerp en een reeks in de bepalingen van dit ontwerp gebruikte begrippen. Artikel 3 geeft aan dat de bepalingen van dit ontwerp geen afbreuk doen aan de specifieke bepalingen die van toepassing zijn op onderzoekers deeltijds door een instelling en deeltijds door een universiteit aangeworven in het kader van onderzoeksprogramma's tussen de instellingen en de universiteiten zoals de FED-tWIN-onderzoekers (de wet van 21 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/07/2017 pub. 01/08/2017 numac 2017040555 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot instelling van een programma voor duurzame samenwerking op onderzoeksvlak tussen de federale wetenschappelijke instellingen en de universiteiten sluiten tot instelling van een programma voor duurzame samenwerking op onderzoeksvlak tussen de federale wetenschappelijke instellingen en de universiteiten, het koninklijk besluit van 14 oktober 2018 ter uitvoering daarvan, de raamovereenkomst die gesloten is tussen de administratie, de universiteiten en de federale wetenschappelijke instellingen die afhangen van het Wetenschapsbeleid). Afdeling 2 heeft betrekking op de voorwaarden voor de indienstneming

waaraan de personen die in dienst willen worden genomen, moeten voldoen.

Artikel 4 voorziet dat voor deze personen de toelaatbaarheidsvoorwaarden voor het wetenschappelijk statutair personeel gelden, met uitzondering van de Belgische nationaliteitsvoorwaarde aangezien buitenlands wetenschappelijk personeel regelmatig in dienst genomen wordt door de instellingen, en dat ze aan de door de instelling georganiseerde selectieprocedure moeten voldaan hebben.

Wegens mogelijke vertragingen bij de behandeling van aanvragen tot gelijkwaardigheid van buitenlands diploma's of studiegetuigschriften en de noodzaak om, binnen de instellingen, snel personeel aan te werven wegens de externe financiering beperkt in de tijd waarvan tal van wetenschappelijke onderzoeksprojecten afhankelijk zijn, wordt voor personen die houder zijn van een buitenlands diploma of studiegetuigschrift, een afwijking van de bepalingen die van toepassing zijn op statutaire wetenschappelijk personeel voorzien: een vrijstelling van aanvraag van gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma of studiegetuigschrift. Voor wetenschappelijke onderzoeksprojecten van beperkte duur die afhangen van externe financiering, leidt de procedure voor de toekenning van de gelijkwaardigheid van buitenlands diploma's of studiegetuigschrift, die enkele maanden in beslag neemt, effectief tot de opgave van gekwalificeerde kandidaten, de ontmoediging van de instellingen om onderzoekers in dienst te nemen en maakt het voor de instellingen zelfs onmogelijk om deel te nemen aan deze projecten.

Deze afwijking geldt voor personen die solliciteren naar een wetenschappelijke functie waarvan de taken niet tot de permanente opdrachten van de instelling behoren en waarnaar wordt verwezen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 april 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2016 pub. 12/05/2016 numac 2016021044 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 3 van de wet van 27 mei 2014 betreffende de taalkaders voor sommige buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de Federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot uitvoering van artikel 3 van de wet van 27 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/05/2014 pub. 13/06/2014 numac 2014021086 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Wet betreffende de taalkaders voor sommige leden van buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale wetenschappelijke instellingen type wet prom. 27/05/2014 pub. 16/10/2014 numac 2014000670 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de taalkaders voor sommige buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale wetenschappelijke instellingen. - Duitse vertaling sluiten betreffende de taalkaders voor sommige buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de Federale wetenschappelijke instellingen (FWI's).

De voorzitter van de selectiecommissie is verantwoordelijk voor het controleren van buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften die door kandidaten worden ingediend Artikel 5 voorziet in de mogelijkheid van indienstneming van contractueel personeel in de klasse SW1 tot en met SW4, zoals voor het statutair wetenschappelijk personeel, afhankelijk van de voor de functie vereiste kwalificaties en afhankelijk van het verrichten van wetenschappelijke werkzaamheden of verwezenlijkingen of voor de functie nuttige ervaring. De toegang tot een van de activiteitengroepen waaraan de te begeven functie verbonden is, hangt af van het diploma dat daarvoor vereist is, overeenkomstig het statuut van het wetenschappelijk personeel. Afdeling 3 voorziet in de toepassing van specifieke bepalingen voor de

indienstneming van contractueel personeel in het kader van, soms opeenvolgende, wetenschappelijke onderzoeksprojecten waarvoor de specifieke wetenschappelijke expertise van een extern persoon of een al binnen de instelling in dienst genomen personeelslid vereist is en/of waarvoor externe financiering door de externe financieringsbron wordt toegekend onder voorbehoud van zijn uitdrukkelijk indienstneming. In deze gevallen bepaalt artikel 6 van het ontwerp dat het in dienst genomen contractueel personeel geacht wordt aan de in hoofdstuk II bedoelde selectie te hebben voldaan.

HOOFDSTUK II - De selectie Artikel 7 stelt binnen elke instelling een selectiecommissie in, die de selectie van hun wetenschappelijk contractueel personeel in hun respectieve instellingen zal uitvoeren.

In overeenstemming met de gebruikelijke taalvereisten en eisen van evenwichtige verdeling van mannen en vrouwen, is de selectiecommissie samengesteld uit ten minste drie leden, waaronder de directeur van de functionele dienst Personeel en Organisatie van de betrokken overheidsdienst of zijn afgevaardigde (als voorzitter) en twee door de algemeen directeur van de betrokken instelling aangewezen leden (als assessoren).

In geval van indienstneming van een persoon in de klasse SW3 of SW4 wordt in overleg tussen de voorzitter en de assessoren een wetenschappelijke deskundige van buiten de betrokken instelling aangewezen. Deze externe deskundige moet over een specifieke ervaring of kennis beschikken die verband houdt met de opdrachten en de specifieke wetenschappelijke activiteiten van de instelling.

Indien nodig, of indien de indienstneming plaatsvindt in het kader van een onderzoeksproject, kan de voorzitter van de commissie iedere persoon uitnodigen met een specifieke ervaring of kennis die relevant is voor het profiel van de te begeven functie.

Artikel 8 legt de bepalingen vast met betrekking tot de oproep tot kandidaatstelling en de mededeling daarvan, alsook het functieprofiel.

De oproep tot kandidaatstelling wordt op voorstel van de algemeen directeur van de betrokken instelling bepaald door de voorzitter van de commissie.

Artikel 9 beschrijft de procedure voor de selectie van de kandidaten, die evenals die voor het wetenschappelijk statutair personeel in twee stappen verloopt. Allereerst een preselectie op basis van de door de kandidaten ingediende dossiers. Desgevallend kan de selectiecommissie een bijkomende proef organiseren indien zij die noodzakelijk acht om de geschiktheid van de kandidaten voor de vacante functie te beoordelen. Vervolgens worden de weerhouden kandidaten door de selectiecommissie opgeroepen voor een hoorzitting, na afloop waarvan artikel 10 voorziet dat een groep van geslaagden wordt gevormd, die onderling niet gerangschikt zijn en bestaat uit degenen die het meest geschikt worden geacht voor de te begeven functie en die aan de indienstnemingsvoorwaarden voldoen.

Om tegemoet te komen aan het advies van de Raad van State (advies nr 75.744/1 van 29 maart 2024), maakt de organisatie van de door dit besluit georganiseerde selectie het mogelijk om de kandidaten te selecteren die het best beantwoorden aan het vereiste functieprofiel.

De selectieprocedure ingesteld met het oog op een in dienstneming bij arbeidsovereenkomst past op analoge wijze de principes toe die worden toegepast voor de selectietest voorzien in artikel 2, 4°, b) van het koninklijk besluit van 25 april 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/2005 pub. 06/10/2005 numac 2005002101 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten. Zoals uitgelegd bij het artikel 11, moet de algemeen directeur zijn keuze rechtvaardigen op basis van objectieve en relevante criteria.

HOOFDSTUK III - De indienstneming Artikel 11 voorziet dat de na afloop van de procedure geselecteerde geslaagde door de algemeen directeur in dienst wordt genomen in de activiteitengroep en de klasse die in het functieprofiel bepaald worden.

In zijn advies 75.744/1 van 29 maart 2024, beveelt de Raad van State aan om te hernemen dat de algemeen directeur van de instelling die één of meer van de in artikel 10 bedoelde geslaagden in dienst wenst te nemen, deze keuze dienen te motiveren. De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State drukte het als volgt uit: "Het beginsel van de gelijke toegang van de burgers tot het openbaar ambt, dat zijn grondslag vindt in het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, vereist immers dat de benoemende overheid, wanneer zij over een discretionaire benoemingsbevoegdheid beschikt, haar benoemingsbeslissing steunt op een zorgvuldig uitgevoerde vergelijking van de aanspraken en verdiensten van de in aanmerking komende kandidaten op basis van objectieve en pertinente criteria die in verband staan met de te begeven betrekking. De overheid beschikt daarbij over een ruime discretionaire bevoegdheid, die echter de redelijkheid als grens heeft. Die vergelijking moet in beginsel blijken uit het benoemingsbesluit zelf, de daaraan voorafgaande voordrachten en adviezen en desnoods uit andere stukken die zich in het dossier bevinden.

Wanneer meerdere kandidaten in aanmerking komen om te worden benoemd, moet uit de motivering niet alleen blijken dat een vergelijking van de aanspraken en verdiensten van de betrokken kandidaten heeft plaatsgevonden, maar moeten ook de redenen worden aangeduid waarom de benoemde kandidaat werd gekozen. Deze redenen moeten duidelijk en feitelijk juist zijn, pertinent en niet tegenstrijdig" (RvS 16 januari 2012, nr. 217.227, Lambin, nr. 12. Zie bijv. ook RvS 3 september 2014, nr. 228.258, Desmet, nr. 9.1.).

Artikel 12 bepaalt de modaliteiten voor het opstellen van de functiefiche van het contractueel personeel die de toegewezen taken en de te bereiken doelstellingen omschrijft.

HOOFDSTUK IV - Evaluatieregeling en modaliteiten bettreffende de uitoefening van de functie Artikel 13 legt de modaliteiten vast voor de evaluatie van het wetenschappelijk contractueel personeel. Het evaluatiesysteem is jaarlijks en is gebaseerd op hetgeen van toepassing is op het wetenschappelijk statutair personeel. Jaarperiodiciteit wordt gerechtvaardigd door de duur van veel onderzoeksprojecten, die minder dan drie jaar bedraagt. Een evaluatie na twee jaar zou het doel uit het oog verliezen, namelijk de verbetering van de werking van de instelling en de ontwikkeling van haar contractuele personeel. De evaluatie-instrumenten zijn de persoonlijke functiefiche die de taken omschrijft die aan het contractueel personeel worden toevertrouwd en de te bereiken doelstellingen, het evaluatiegesprek en het evaluatieverslag.

Zoals voor het wetenschappelijk statutair personeel wordt elk lid van het wetenschappelijk contractueel personeel geëvalueerd door de hiërarchische meerdere die hiervoor door de algemeen directeur van de instelling wordt aangewezen. De evaluator kent voor de evaluatie de vermelding "voldoende" of "onvoldoende" toe en hij motiveert zijn beslissing in het evaluatieverslag.

Wanneer de vermelding "onvoldoende" wordt toegekend, wordt het contractueel personeelslid na een jaar aan een nieuwe evaluatie onderworpen. Deze evaluatie gebeurt door de selectiecommissie. Wanneer opnieuw een vermelding "onvoldoende" wordt toegekend, wordt het personeelslid wegens beroepsongeschiktheid ontslagen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 13 maart 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2024 pub. 20/03/2024 numac 2024002270 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet tot motivering van ontslag en kennelijk onredelijk ontslag van contractuele werknemers in de overheidssector sluiten tot motivering van ontslag en kennelijk onredelijk ontslag van contractuele werknemers in de overheidssector die van toepassing zijn. Indien de evaluatie daarentegen gunstig is, vindt de volgende evaluatie volgens de normale procedure plaatst.

Het wetenschappelijk contractueel personeel beschikt over een recht op beroep tegen de toegekende evaluatievermelding. Dit beroep wordt ingesteld bij de interdepartementale raad van beroep bedoeld in artikel 53 van het statuut van het wetenschappelijk personeel.

HOOFDSTUK V - Diverse bepalingen Artikel 14 bepaalt dat het wetenschappelijk contractueel personeel, zoals het wetenschappelijk statutair personeel, ook kan worden aangewezen in het kader van een mandaat voor de specifieke wetenschappelijke functies van hoofd van een wetenschappelijke dienst en van hoofd van een wetenschappelijk programma binnen de instelling, overeenkomstig hoofdstuk Vbis van het statuut van het wetenschappelijk personeel.

HOOFDSTUK VI - Overgangs- en slotbepalingen Hoofdstuk VI regelt de overgangsbepalingen voor de contractuele personeelsleden in dienst binnen de instellingen. Artikel 15 bepaalt onder andere dat contractuele personeelsleden die op de datum van inwerkingtreding van dit project in dienst zijn, geacht worden te hebben voldaan aan de selectie bedoeld in hoofdstuk II en dat ze worden ingedeeld in één van de twee activiteitengroepen van de loopbaan van het wetenschappelijk statutair personeel, door de algemeen directeur van de betrokken instelling.

Artikel 16 wijkt af van artikel 13 betreffende de jaarlijkse evaluatie voor reeds in dienst zijnde personeelsleden om te voorkomen dat de in dit ontwerp voorziene jaarlijkse evaluatieperiode meer dan nodig wordt overschreden.

Artikel 17 regelt de voortzetting van de lopende selectieprocedures en desgevallend de indienstneming in de klasse en de activiteitengroep die in het functieprofiel bedoeld worden.

Tot slot kan worden opgemerkt dat het wetenschappelijk contractueel personeel onderworpen is aan de bepalingen die gelden voor de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden van de rijksbesturen wat betreft de verloven en afwezigheden.

Er werd rekening gehouden met alle opmerkingen van de Raad van State, met uitzondering van de volgende opmerkingen: - "De verwijzing naar de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet, in het eerste lid, van de aanhef van het ontwerp, moet worden vervangen door de volgende verwijzing: "Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, artikel 4, § 2, gewijzigd bij de wet van 20 mei 1997;"": aan die opmerking werd geen gevolg gegeven, want de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet en het koninklijk besluit van 20 april 1965 tot vaststelling van het organiek statuut van de federale wetenschappelijke instellingen, in zijn artikel 5, bieden de specifieke rechtsgrond voor de bepalingen voorzien in dit ontwerp betreffende de indienstneming bij arbeidsovereenkomst van wetenschappelijk personeel in de voornoemde instellingen. Deze bevoegdheid behoort aan de Koning en niet aan de wetgever; - "Gelet op het bepaalde in artikel 4, § 2, van de wet van 22 juli 1993, dat de ontworpen regeling tot rechtsgrond strekt, dient de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren, het ontworpen koninklijk besluit mee voor te dragen. De redactie van de voordrachtformule zal dienovereenkomstig moeten worden aangepast. In het verlengde hiervan zal de betrokken minister vervolgens ook het best het ontworpen koninklijk besluit en het erbij horende verslag aan de Koning mee ondertekenen.": op basis van het bovenstaande werd aan deze opmerking geen gevolg gegeven. Volgens artikel 5, § 2 van het koninklijk besluit van 20 april 1965 tot vaststelling van het organiek statuut van de federale wetenschappelijke instellingen is dit stelsel vastgelegd op voorstel van de Minister die bevoegd is voor Wetenschapsbeleid.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Economie en Werk, P.-Y. DERMAGNE De Staatssecretaris belast met Wetenschapsbeleid, T. DERMINE


RAAD VAN STATE Afdeling Wetgeving

Advies 75.744/1 van 29 maart 2024 over een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten van de indienstneming en evaluatie van personen bij arbeidsovereenkomst als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen.

Op 28 februari 2024 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen, belast met Wetenschapsbeleid, toegevoegd aan de Minister van Economie en Werk, verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten van de indienstneming en evaluatie van personen bij arbeidsovereenkomst als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 21 maart 2024. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Brecht STEEN en Annelies D'ESPALLIER, staatsraden, Michel TISON, assessor, en Greet VERBERCKMOES, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Ronald VAN CROMBRUGGE, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 29 maart 2024. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit bevat nadere regels inzake de selectie, de indienstneming en de evaluatie van het contractueel wetenschappelijk personeel binnen de federale wetenschappelijke instellingen.Deze regels zijn vergelijkbaar met die welke van toepassing zijn op het statutair wetenschappelijk personeel van de betrokken instellingen en vormen een aanvulling van hetgeen nu reeds wordt bepaald in het koninklijk besluit van 2 juni 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/06/2010 pub. 10/06/2010 numac 2010021068 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen sluiten op het vlak van de geldelijke rechten van het contractueel wetenschappelijk personeel van de federale overheid 1. 3. De ontworpen regeling vindt rechtsgrond in artikel 4, § 2, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, dat de Koning opdraagt om, na onderhandeling met de representatieve vakorganisaties en op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren, onder meer de voorwaarden en de wijze van indienstneming alsook de arbeidsvoorwaarden van de met een arbeidsovereenkomst in dienst genomen personen zoals bedoeld in artikel 4, § 1, van die wet, te bepalen 2, en dit onverminderd de dwingende bepalingen van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten `betreffende de arbeidsovereenkomsten'. ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 4. De verwijzing naar de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet, in het eerste lid, van de aanhef van het ontwerp, moet worden vervangen door de volgende verwijzing: "Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, artikel 4, § 2, gewijzigd bij de wet van 20 mei 1997;" 3. 5. In het tweede tot het zevende lid van de aanhef wordt verwezen naar een aantal normatieve teksten die de ontworpen regeling niet tot rechtsgrond strekken, noch erdoor worden gewijzigd of opgeheven.De verwijzing naar die teksten kan weliswaar worden behouden in de aanhef teneinde ermee het juridisch kader van het ontworpen koninklijk besluit mee te schetsen, maar in dat geval worden die verwijzingen het best geïntegreerd in een aantal overwegingen van de aanhef 4. 6. Gelet op het bepaalde in artikel 4, § 2, van de wet van 22 juli 1993, dat de ontworpen regeling tot rechtsgrond strekt, dient de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren, het ontworpen koninklijk besluit mee voor te dragen.De redactie van de voordrachtformule zal dienovereenkomstig moeten worden aangepast. In het verlengde hiervan zal de betrokken minister vervolgens ook het best het ontworpen koninklijk besluit en het erbij horende verslag aan de Koning mee ondertekenen.

Artikel 3 7. Ter wille van de duidelijkheid vervange men in de Nederlandse tekst van artikel 3 van het ontwerp de zinsnede "[d]e bepalingen van dit koninklijk besluit zijn onverminderd" door de zinsnede "[d]e bepalingen van dit koninklijk besluit gelden onverminderd". Artikel 7 8. In afwijking van hetgeen het geval is in de Franse tekst van artikel 7, § 4, van het ontwerp (« ... qui dispose d'une expérience ... particulière ... »), wordt in de Nederlandse tekst van de betrokken paragraaf geen melding gemaakt van het vereiste van een "specifieke ervaring" in hoofde van de wetenschappelijk deskundige 5.

Beide teksten zouden op dit punt beter op elkaar moeten worden afgestemd.

Artikel 8 9. Het bericht inzake de te verrichten indienstneming dient blijkens artikel 8, vierde lid, van het ontwerp, onder meer ook informatie te bevatten over de mogelijkheid "voor personen met een erkende handicap overeenkomstig reglementaire bepalingen van kracht op het moment van de inschrijving voor de selectieprocedure, om van redelijke aanpassingen te kunnen genieten".Omdat uit deze zinsnede niet duidelijk blijkt welke "reglementaire bepalingen" precies worden beoogd, werd aan de gemachtigde bijkomende verduidelijking gevraagd.

De gemachtigde deelde wat dat betreft het volgende mee: "Par ces termes, l'article 8 renvoie à l'arrêté royal du 6 octobre 2005 portant diverses mesures en matière de sélection comparative de recrutement et en matière de stage (M.B., du 25.10.2005), et plus précisément à son article 1. La référence aux dispositions réglementaires en vigueur au moment de l'inscription du candidat s'inspire du Règlement d'ordre intérieur du Directeur général Recrutement et Développement du Service public fédéral Stratégie et Appui relatif aux sélections et aux examens linguistiques du 4 août 2020 (art. 6 et art. 17, 15° )." In artikel 8, vierde lid, van het ontwerp zou, in plaats van op een algemene wijze te refereren aan van kracht zijnde "reglementaire bepalingen", moeten worden aangegeven om welke bepalingen het precies gaat. Rekening houdend met het antwoord van de gemachtigde zou derhalve moeten worden verwezen naar artikel 1 van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/10/2005 pub. 25/10/2005 numac 2005002116 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage sluiten houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage. Daarbij zou er evenwel geen onduidelijkheid mogen over bestaan dat het voornoemde koninklijk besluit wel degelijk van toepassing is op de in artikel 8, vierde lid, van het ontwerp, bedoelde kandidaten met een erkende handicap en zou evenmin twijfel mogen bestaan over de mate waarin de laatstgenoemde categorie kandidaten effectief de waarborgen of aanpassingen geniet waarin wordt voorzien in het koninklijk besluit van 6 oktober 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/10/2005 pub. 25/10/2005 numac 2005002116 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage sluiten.

In voorkomend geval zal in artikel 8, vierde lid, van het ontwerp, derhalve moeten worden geëxpliciteerd dat het bericht inzake de te verrichten indienstneming informatie bevat omtrent de mogelijkheid tot redelijke aanpassingen die zijn vervat in het koninklijk besluit van 6 oktober 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/10/2005 pub. 25/10/2005 numac 2005002116 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage sluiten en die van toepassing worden gemaakt op de in artikel 8, vierde lid, van het ontwerp, bedoelde personen met een erkende handicap.

Artikel 9 10. De woorden "op dezelfde woonplaats", die voorkomen in de Nederlandse tekst van de omschrijving van het begrip "gezinslid" in artikel 9, § 2, vierde lid, van het ontwerp, worden niet weergegeven in de Franse tekst van dat lid.Deze discordantie moet worden verholpen. 11. In artikel 9, § 2, vijfde lid, van het ontwerp, moet worden verwezen naar de artikelen 1475 en volgende (niet: en verder) van het "Oud Burgerlijk Wetboek".12. In de Nederlandse tekst van artikel 9, § 3, eerste lid, van het ontwerp, wordt melding gemaakt van zowel "weerhouden kandidaten" als "opgenomen kandidaten".In de Franse tekst worden uitsluitend de woorden "candidats retenus" gebruikt 6. Tenzij het de bedoeling zou zijn om een inhoudelijk verschil te maken tussen de woorden "weerhouden" en "opgenomen" kandidaten, zou ook in de Nederlandse tekst moeten worden geopteerd voor een terminologische eenvormigheid, zoals in de Franse tekst het geval is. 13. In de Nederlandse tekst van artikel 9, § 3, tweede lid, van het ontwerp, wordt bepaald dat de uitsluiting schriftelijk aan de betrokkene wordt "betekend".Met het oog op een grotere overeenstemming met de Franse tekst wordt het woord "betekend" beter vervangen door de woorden "ter kennis gebracht" 7. 14. De zinsnede "na de datum van voornoemde hoorzitting", in de Nederlandse tekst van artikel 9, § 3, derde lid, van het ontwerp, komt niet voor in de Franse tekst van dat lid.Ook dit gebrek aan overeenstemming tussen beide teksten moet worden weggewerkt.

Artikelen 10 en 11 15. In artikel 10 van het ontwerp wordt bepaald dat de geslaagden niet onderling worden gerangschikt.Artikel 11 van het ontwerp bepaalt dat de algemeen directeur van de instelling uit de groep geslaagden een of meer geslaagden in dienst kan nemen.

In vergelijking met de regeling die in het statuut is opgenomen voor de statutaire wetenschappelijke personeelsleden - waarin is voorzien in een rangschikking van de geslaagde kandidaten - laat het ontwerp, wat betreft de contractuele wetenschappelijke personeelsleden, een ruimere discretionaire bevoegdheid aan de algemeen directeur van de instelling om te bepalen wie in dienst zal worden genomen.

Op die wijze wordt evenwel een verschil in behandeling gecreëerd tussen kandidaten die postuleren voor een statutaire aanwerving als wetenschappelijk personeelslid, en kandidaten die postuleren voor een contractuele aanwerving als wetenschappelijk personeelslid. Dit verschil in behandeling tussen contractuele en statutaire personeelsleden dient dan ook te kunnen worden verantwoord in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Het valt te overwegen om dergelijke verantwoording te integreren in het verslag aan de Koning. 16. In ieder geval zal de algemeen directeur van de instelling die één of meer van de in artikel 10 bedoelde geslaagden in dienst wenst te nemen, deze keuze dienen te motiveren.De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State drukte het als volgt uit: "Het beginsel van de gelijke toegang van de burgers tot het openbaar ambt, dat zijn grondslag vindt in het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, vereist immers dat de benoemende overheid, wanneer zij over een discretionaire benoemingsbevoegdheid beschikt, haar benoemingsbeslissing steunt op een zorgvuldig uitgevoerde vergelijking van de aanspraken en verdiensten van de in aanmerking komende kandidaten op basis van objectieve en pertinente criteria die in verband staan met de te begeven betrekking. De overheid beschikt daarbij over een ruime discretionaire bevoegdheid, die echter de redelijkheid als grens heeft. Die vergelijking moet in beginsel blijken uit het benoemingsbesluit zelf, de daaraan voorafgaande voordrachten en adviezen en desnoods uit andere stukken die zich in het dossier bevinden.

Wanneer meerdere kandidaten in aanmerking komen om te worden benoemd, moet uit de motivering niet alleen blijken dat een vergelijking van de aanspraken en verdiensten van de betrokken kandidaten heeft plaatsgevonden, maar moeten ook de redenen worden aangeduid waarom de benoemde kandidaat werd gekozen. Deze redenen moeten duidelijk en feitelijk juist zijn, pertinent en niet tegenstrijdig" 8.

Het aangehaalde citaat kan nuttig worden betrokken op de regeling van de artikelen 10 en 11 van het ontwerp.

Artikel 12 17. Luidens artikel 12, § 2, van het ontwerp, wordt de functiefiche opgesteld overeenkomstig het model dat is vastgelegd "door de Minister".Er kan duidelijkheidshalve worden overwogen om de lijst van definities in artikel 2 van het ontwerp aan te vullen met een omschrijving van het begrip "Minister".

Artikel 13 18. In artikel 13 van het ontwerp, wordt de evaluatie van de contractuele personeelsleden geregeld en wordt voorzien in de mogelijkheid van ontslag wegens beroepsonbekwaamheid in geval van een definitieve onvoldoende "overeenkomstig de ter zake van toepassing zijnde bepalingen opgenomen in de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten". Aan de gemachtigde werd gevraagd of er wordt voorzien in een hoorrecht van het personeelslid en of de ontworpen ontslagregeling onder het toepassingsgebied valt van de wet van 13 maart 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2024 pub. 20/03/2024 numac 2024002270 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet tot motivering van ontslag en kennelijk onredelijk ontslag van contractuele werknemers in de overheidssector sluiten tot motivering van ontslag en kennelijk onredelijk ontslag van contractuele werknemers in de overheidssector. De gemachtigde beantwoordde deze vraag als volgt: "Le projet d'arrêté royal tombe sous le champ d'application de la loi adoptée par la Chambre des représentants le 29 février 2024 sur la motivation des licenciements et des licenciements manifestement déraisonnables des travailleurs contractuels du secteur public.

L'article 13, § 2 du projet d'arrêté royal précise en outre que l'évaluation est réalisée conformément à l'article 36, § 1er à § 3 du statut (arrêté royal du 25 février 2008 fixant le statut du personnel scientifique des établissements scientifiques fédéraux). L'article 36, § 2 du statut prévoit que le jury procède à l'évaluation qui suit une évaluation pour laquelle la mention "insuffisant » a été attribuée par le supérieur hiérarchique, dans les mêmes conditions que celles fixées à l'article 36, § 1er qui prévoit l'audition du membre du personnel.

C'est après l'examen du dossier individuel et audition du membre du personnel que la mention est attribuée.

L'article 13 du projet d'arrêté royal répond dès lors à l'arrêt 22/2018 du 22 février 2018 de la Cour constitutionnelle" 9.

Ter wille van de duidelijkheid en de transparantie van de toepasselijke regelgeving verdient het aanbeveling om de in artikel 13 van het ontwerp opgenomen regeling te situeren ten aanzien van het bepaalde in de regeling inzake ontslag van contractuele werknemers in de overheidssector die het voorwerp uitmaakt van de voornoemde wet van 13 maart 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2024 pub. 20/03/2024 numac 2024002270 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet tot motivering van ontslag en kennelijk onredelijk ontslag van contractuele werknemers in de overheidssector sluiten.

Artikel 14 19. In artikel 14 van het ontwerp wordt bepaald dat het contractueel personeel is onderworpen "aan de voorschriften die gelden voor de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden van de rijksbesturen (...) wat betreft de verloven en afwezigheden." Aan de gemachtigde werd gevraagd welke voorschriften precies worden bedoeld.

De gemachtigde beantwoordde deze vraag als volgt: "Par ce terme, l'article 14 renvoie aux lois et arrêté[s] royaux d'application dont : - l'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordés aux membres du personnel des administrations de l'Etat ; - la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail ; - la loi du 3 juillet 1967 sur la prévention ou] la réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents survenus sur le chemin du travail et des maladies professionnelles dans le secteur public ; - loi du 16 mars 1971 sur le travail ; - l'arrêté royal du 17 octobre 1994 relatif à la conversion du congé de maternité en cas de décès ou d'hospitalisation de la mère." Voor zover de ontworpen bepaling louter ertoe strekt om normen die reeds van toepassing zijn op de contractuele personeelsleden in herinnering te brengen, heeft deze geen normatieve draagwijdte en dient zij te worden weggelaten. In voorkomend geval kan deze verduidelijking worden opgenomen in het verslag aan de Koning.

Artikel 15 20. Artikel 15 van het ontwerp strekt ertoe om hoofdstuk Vbis van het statuut toepasselijk te verklaren op het contractueel personeel. Bijgevolg dient in de Nederlandse tekst het woord "blijven" te worden vervangen door het woord "zijn".

DE GRIFFIER DE VOORZITTER Greet VERBERCKMOES Marnix VAN DAMME _______ Nota's 1 Koninklijk besluit van 2 juni 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/06/2010 pub. 10/06/2010 numac 2010021068 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen sluiten `tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen.' 2 In artikel 4, § 1, van de wet van 22 juli 1993 worden de besturen en instellingen omschreven waarvoor, in afwijking van het principe van de statutaire aanwerving van het personeel, kan worden voorzien in een indienstneming van personeel onder het stelsel van een arbeidsovereenkomst. 3 De artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet, maken de Koning bevoegd om het oprichten en organiseren van de diensten van het algemeen bestuur te regelen en om algemene regels van het statuut van de ambtenaren van die diensten vast te stellen. De betrokken grondwetsbepalingen bieden evenwel niet de specifieke rechtsgrond die voor de ontworpen regeling wel kan worden gevonden in artikel 4, § 2, van de wet van 22 juli 1993. 4 Beginselen van de wetgevingstechniek. Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, aanbeveling 25, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be). 5 In artikel 7, § 5, van het ontwerp daarentegen wordt in zowel de Nederlandse als de Franse tekst melding gemaakt van een "specifieke ervaring" ("... une expérience ... particulière ...") in hoofde van de in die paragraaf bedoelde personen. 6 In artikel 10, eerste lid, van het ontwerp, stemt met het woord "opgenomen", in de Nederlandse tekst, het woord "retenu" overeen, in de Franse tekst. 7 Overeenkomstig artikel 32 van het Gerechtelijk Wetboek slaat het woord "betekening" op de afgifte van een origineel of een afschrift van een akte bij gerechtsdeurwaardersexploot, hetgeen in de Franse tekst wordt weergegeven met het woord "signification". 8 RvS 16 januari 2012, nr. 217.227, Lambin, nr. 12. Zie bijv. ook RvS 3 september 2014, nr. 228.258, Desmet, nr. 9.1. 9 In het arrest 22/2018 van het Grondwettelijk Hof van 22 februari 2018, waaraan in het antwoord van de gemachtigde wordt gerefereerd, oordeelde het Hof dat het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur audi alteram partem inhoudt dat het personeelslid dat wegens een negatieve beoordeling van zijn gedrag een ernstige maatregel (zoals een ontslag) dreigt te ondergaan, daarvan vooraf op de hoogte wordt gebracht en zijn opmerkingen dienstig kan doen gelden. Het objectieve verschil tussen de statutaire arbeidsrelatie en de contractuele arbeidsrelatie kan volgens het Hof een verschil in behandeling bij de uitoefening van het door het beginsel van behoorlijk bestuur audi alteram partem gewaarborgde recht - in de zin dat een contractueel personeelslid niet zou worden gehoord vooraleer tot ontslag wordt overgegaan - niet verantwoorden (overweging B.7).


8 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten van de indienstneming en evaluatie van personen bij arbeidsovereenkomst als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen.

FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 107, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1965 tot vaststelling van het organiek statuut van de federale wetenschappelijke instellingen, artikel 5, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 februari 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021029 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021028 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen sluiten en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 2015;

Gelet op het advies van de Federale interministeriële commissie voor wetenschapsbeleid, gegeven op 28 juni 2023;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 augustus 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 12 december 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 14 december 2023;

Gelet op het protocol nr.175 van 1 februari 2024 van het Sector-comité I - Algemeen Bestuur;

Gelet op advies 75.744/1 van de Raad van State, gegeven op 29 maart 2024 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de vrijstelling van de regelgevingsimpactanalyse, op basis van artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Overwegende de wet van 27 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/05/2014 pub. 13/06/2014 numac 2014021086 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Wet betreffende de taalkaders voor sommige leden van buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale wetenschappelijke instellingen type wet prom. 27/05/2014 pub. 16/10/2014 numac 2014000670 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de taalkaders voor sommige buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale wetenschappelijke instellingen. - Duitse vertaling sluiten betreffende de taalkaders voor sommige buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de Federale wetenschappelijke instellingen (FWI's);

Overwegende het koninklijk besluit van 25 februari 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021029 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021028 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 2015;

Overwegende het koninklijk besluit van 25 februari 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021029 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021028 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot vaststelling van het geldelijk statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juni 2012;

Overwegende het koninklijk besluit van 2 juni 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/06/2010 pub. 10/06/2010 numac 2010021068 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2019;

Overwegende het koninklijk besluit van 27 april 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2016 pub. 12/05/2016 numac 2016021044 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 3 van de wet van 27 mei 2014 betreffende de taalkaders voor sommige buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de Federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot uitvoering van artikel 3 van de wet van 27 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/05/2014 pub. 13/06/2014 numac 2014021086 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Wet betreffende de taalkaders voor sommige leden van buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale wetenschappelijke instellingen type wet prom. 27/05/2014 pub. 16/10/2014 numac 2014000670 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de taalkaders voor sommige buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale wetenschappelijke instellingen. - Duitse vertaling sluiten betreffende de taalkaders voor sommige buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de Federale wetenschappelijke instellingen (FWI's);

Op de voordracht van de Minister van Economie en Werk en de Staatssecretaris belast met Wetenschapsbeleid en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen Afdeling 1 - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen. § 2. Het gebruik van de mannelijke vorm in dit besluit is gemeenslachtig.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "instelling": een van de federale wetenschappelijke instellingen zoals opgesomd in artikel 1, 1°, 4° en 5° van het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen;2° "statuut": het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen vermeld in het koninklijk besluit van 25 februari 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021029 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021028 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen;3° "selectie": procedure die, op basis van een functieprofiel, dossiers van kandidaatstelling en een hoorzitting van de kandidaten, leidt tot een groep geslaagden die onderling niet gerangschikt zijn, na onderzoek van de titels en verdiensten;4° "statutair personeel": de wetenschappelijke personeelsleden onderworpen aan het statuut als bedoeld in 2° ;5° "wetenschappelijk personeel": de leden van het personeel van de instellingen belast met de uitvoering van wetenschappelijke activiteit zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1 van het statuut;6° "contractueel personeel": de perso(o)n(en) in dienst genomen bij arbeidsovereenkomst als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen;7° "onderzoeksproject": elk wetenschappelijk activiteitproject dat geen permanent karakter heeft;8° "FOD": een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst of het Ministerie van Defensie;9° "activiteitengroep": een van de twee groepen van wetenschappelijke activiteiten zoals vermeld in artikel 6 van het statuut als bedoeld in 2° ;10° "commissie": de in elke instelling opgerichte selectiecommissie;11° "werkdag": alle dagen van de week uitgezonderd zaterdag, zondag of wettelijke feestdagen;12° "Voorzitter": de voorzitter van het directiecomité van de FOD waaronder de betrokken instelling ressorteert;13° "Minister": de Minister(s) of Staatssecretaris(sen) onder wiens gezag de instelling is geplaatst.

Art. 3.De bepalingen van dit koninklijk besluit gelden onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de tussen de instellingen en de universiteiten opgezette onderzoeksprogramma's waarbij onderzoekers deeltijds door een instelling en deeltijds door een universiteit worden aangeworven. Afdeling 2 - Indienstnemingsvoorwaarden


Art. 4.§ 1. Om bij arbeidsovereenkomst in dienst te worden genomen moeten de personen: 1° voldoen aan de toelatingsvoorwaarden als bedoeld in artikel 8, § 1, 2° tot 6° van het statuut;2° de selectie als bedoeld in hoofdstuk II met vrucht hebben doorlopen. § 2. In afwijking van paragraaf 1, 1°, worden de personen die houder zijn van een diploma of een studiegetuigschrift in overeenstemming met een buitenlandse regeling en die solliciteren naar een wetenschappelijke functie voor taken die niet behoren tot de permanente opdrachten van de instelling en die bedoeld is in artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 april 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2016 pub. 12/05/2016 numac 2016021044 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 3 van de wet van 27 mei 2014 betreffende de taalkaders voor sommige buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de Federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot uitvoering van artikel 3 van de wet van 27 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/05/2014 pub. 13/06/2014 numac 2014021086 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Wet betreffende de taalkaders voor sommige leden van buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale wetenschappelijke instellingen type wet prom. 27/05/2014 pub. 16/10/2014 numac 2014000670 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de taalkaders voor sommige buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale wetenschappelijke instellingen. - Duitse vertaling sluiten betreffende de taalkaders voor sommige buitenlandse wetenschappelijke medewerkers bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de Federale wetenschappelijke instellingen (FWI's), van een aanvraag van gelijkwaardigheid van het diploma of studiegetuigschrift vrijgesteld.

Art. 5.§ 1. De indienstneming van personen bij arbeidsovereenkomst als wetenschappelijk personeel in de instellingen kan gebeuren in de klassen SW1 tot en met SW4, zoals beschreven in artikel 6, § 3 van het statuut, naargelang de vereiste kwalificaties voor de uitvoering van de functie.

De indiensneming in de klassen SW3 en SW4 wordt uitgevoerd op voorwaarde dat de Minister tot wiens bevoegdheid de wetenschappelijke instelling behoort daarmee akkoord gaat vóór de lancering van de selectieprocedure en overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in artikel 2, § 3 van het koninklijk besluit van 2 juni 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/06/2010 pub. 10/06/2010 numac 2010021068 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen als wetenschappelijk personeel in de federale wetenschappelijke instellingen. § 2. Bovenop de door het statuut vereiste diploma's voor de toegang tot een van de activiteitengroepen van de loopbaan van het statutair personeel, dienen de kandidaten: 1° het bewijs te leveren van verrichte wetenschappelijke werken of realisaties in eenzelfde mate als hetgeen van toepassing is voor het statutaire personeel voor de toegang tot de klassen SW1 tot en met SW4;2° over een voor de functie nuttige ervaring te beschikken van: a) vier jaar voor de klasse SW2;b) acht jaar voor de klasse SW3;c) twaalf jaar voor de klasse SW4. Afdeling 3 - Bijzondere bepalingen van toepassing in het kader van een

onderzoeksproject

Art. 6.Worden verondersteld te hebben voldaan aan het artikel 4, § 1, 2°, voor zover de Inspectie van Financiën een gunstig advies verleend heeft: 1° de persoon die over een specifieke wetenschappelijke expertise beschikt en die een onderzoeksproject indient voor taken die niet behoren tot de permanente opdrachten van de instelling en waarvoor hij een externe financiering ontvangt waarvan de toekenning wordt verleend onder voorbehoud van zijn indienstneming;2° het contractueel personeelslid dat in dienst is genomen in het kader van een onderzoeksproject, wanneer dit gevolgd wordt door één of meer tijdelijke onderzoeksprojecten die: a) zijn specifieke wetenschappelijke expertise vereisen en/of b) het voorwerp van een externe financiering zijn, waarvan de vergunning wordt toegekend onder voorbehoud van zijn indienstneming. HOOFDSTUK II - De selectie

Art. 7.§ 1. De contractuele personeelsleden worden in dienst genomen op grond van een door een commissie verrichte selectie.

De commissie bestaat uit minstens drie leden: 1° de directeur van de functionele dienst Personeel en Organisatie van de betrokken FOD of zijn afgevaardigde, als voorzitter.Zo nodig kan de Voorzitter een beroep doen op een bevoegd personeelslid dat ressorteert onder een andere FOD waaraan een instelling verbonden is, mits de Voorzitter van de betrokken FOD zijn voorafgaand akkoord geeft; 2° twee leden aangewezen door de algemeen directeur van de instelling, als assessoren. De leden van de commissie bedoeld in het tweede lid, zijn wetenschappelijke personeelsleden of personeelsleden van niveau A of B. § 2. Minstens één lid van de commissie dient de kennis van de tweede taal te bewijzen overeenkomstig artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966. § 3. Hoogstens twee derde van de leden van de commissie behoort tot hetzelfde geslacht. § 4. Als de commissie zich dient uit te spreken over de indienstneming van een persoon in klasse SW3 of SW4, moet zij een extra lid tellen die in onderling akkoord wordt aangewezen door de voorzitter van de commissie en de assessoren: een wetenschappelijk deskundige die niet tot de instelling behoort en over een specifieke ervaring of kennis beschikt die verband houdt met de opdrachten en de specifieke wetenschappelijke activiteiten van de instelling. § 5. Indien hij het noodzakelijk acht of als de commissie zich dient uit te spreken over de indienstneming van een persoon in het kader van een onderzoeksproject, kan de voorzitter van de commissie iedere persoon uitnodigen die al dan niet personeelslid van de betrokken instelling is en die over een specifieke ervaring of kennis beschikt afgestemd op het profiel van de te begeven functie.

Art. 8.De te verrichten indienstnemingen worden minstens aangekondigd met een bericht op de website van de instelling en van de betrokken FOD. Tegelijk wordt het bericht meegedeeld aan de bevoegde gewestelijke plaatsingsdiensten.

De kandidaten beschikken over minimum zeven dagen om zich kandidaat te stellen.

Het bericht vermeldt op zijn minst de uiterste datum van de kandidaatstelling en of er eventueel een reserve van geslaagden wordt aangelegd. In voorkomend geval wordt de omvang van deze reserve meegedeeld, alsook zijn looptijd indien deze minder dan een jaar bedraagt.

De geïnteresseerden moeten er ook minstens het functieprofiel en de voorwaarden voor de indiening van een geldige kandidaatstelling terugvinden, alsook de nuttige informatie betreffende de selectie, waaronder de mogelijkheid voor personen met een erkende handicap op het moment van de inschrijving voor de selectieprocedure om, overeenkomstig artikel 1 van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/10/2005 pub. 25/10/2005 numac 2005002116 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage sluiten houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage, van redelijke aanpassingen te kunnen genieten.

Het functieprofiel vermeldt op zijn minst: 1° de beschrijving van de vacante functie;2° de vereiste diploma's en competenties;3° de activiteitengroep en de klasse waarin de indienstneming is gepland;4° in voorkomend geval de nuttige vereiste ervaring;5° de minimumvergoeding. De oproep tot kandidaatstelling wordt bepaald door de voorzitter van de commissie, op voorstel van de algemeen directeur van de instelling.

Art. 9.§ 1. De commissie bepaalt, op basis van het door de kandidaten ingediende dossier, de ontvankelijke kandidaatstellingen. Ze beslist inzonderheid of de door de kandidaten voorgelegde titels, verdiensten en ervaringen overeenstemmen met de vereisten van het bepaalde functieprofiel. Enkel die kandidaten worden uitgenodigd om te verschijnen voor de commissie.

De commissie neemt haar beslissing op in een proces-verbaal dat minstens volgende elementen bevat: 1° de verdeling van de kandidaten over twee lijsten, naargelang zij al dan niet weerhouden werden overeenkomstig het eerste lid;2° de motivering van die verdeling voor elke kandidaat;3° het verslag betreffende de stemmen, bij gebrek aan beslissing genomen bij consensus. Als de commissie vindt dat geen enkele kandidaat over de vereiste bekwaamheden beschikt om de vacante functie uit te oefenen, stelt zij een gemotiveerd proces-verbaal van afsluiting van de selectieprocedure op.

Alle kandidaten worden, ieder wat hen betreft, door de voorzitter van de commissie schriftelijk op de hoogte gebracht van de beslissing die de commissie overeenkomstig dit artikel heeft genomen, en van de bijbehorende motivering. § 2. Voordat de weerhouden kandidaten worden gehoord, kan de commissie, als zij dat nodig acht, hen vragen eender welke bijkomende proef af te leggen om hun geschiktheid te beoordelen voor de vacante functie. Zij organiseert de proef over een onderwerp dat gelinkt moet zijn aan het vastgelegde functieprofiel. De kandidaten worden door een schriftelijke oproeping op de hoogte gebracht van de datum, de plaats en het onderwerp van de proef. Die proef mag pas ten vroegste op de tiende werkdag na de datum van de voormelde oproeping plaatsvinden.

De kandidaat die zich niet aanmeldt bij de bijkomende proef wordt automatisch van het verdere verloop van de selectieprocedure uitgesloten. De uitsluiting wordt schriftelijk aan de betrokkene betekend.

In afwijking van het tweede lid wordt de kandidaat niet geweerd indien hij binnen de drie dagen na de datum van voornoemde bijkomende proef aantoont dat zijn afwezigheid gerechtvaardigd was wegens één van de volgende redenen: 1° ziekte;2° een noodgeval met betrekking tot een gezinslid of een familielid;3° onmisbare aanwezigheid op het werk;4° een onderbreking of vertraging van het openbaar vervoer van minstens dertig minuten;5° overmacht. Onder gezinslid bedoeld in het derde lid, 2°, wordt verstaan: elke persoon die samenleeft met de kandidaat op dezelfde woonplaats.

Onder familielid bedoeld in het derde lid, 2°, wordt verstaan: de echtgenoot van de kandidaat of de persoon met wie de kandidaat wettelijk samenwoont zoals geregeld in de artikelen 1475 en volgende van het Oud Burgerlijk Wetboek, alsook de bloedverwanten in de eerste of tweede graad van de kandidaat.

In toepassing van het derde lid, kan de kandidaat die niet is verschenen op de bijkomende proef verzoeken, binnen tien dagen na de datum van voornoemde proef, deze voor de commissie af te leggen. De voorzitter van de commissie nodigt de betrokken kandidaat uit onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in het eerste lid. § 3. De kandidaten die overeenkomstig paragraaf 1 werden weerhouden, worden schriftelijk uitgenodigd om voor de commissie te verschijnen, met vermelding van de data en de plaats van de hoorzitting. Die hoorzitting mag pas ten vroegste op de tiende werkdag na de voormelde schriftelijke oproeping plaatsvinden, behalve als alle weerhouden kandidaten daarvoor uitdrukkelijk hun akkoord geven.

De kandidaat die zich niet aanmeldt bij de hoorzitting wordt automatisch van het verdere verloop van de selectieprocedure uitgesloten. De uitsluiting wordt schriftelijk aan de betrokkene ter kennis gebracht.

In afwijking van het tweede lid wordt de kandidaat niet geweerd indien hij binnen de drie dagen na de datum van voornoemde hoorzitting aantoont dat zijn afwezigheid gerechtvaardigd was overeenkomstig paragraaf 2, derde lid.

In toepassing van het derde lid, kan de kandidaat die niet is verschenen op de hoorzitting verzoeken, binnen tien dagen na de datum van voornoemde hoorzitting, om door de commissie te worden gehoord. De voorzitter van de commissie nodigt de betrokken kandidaat uit onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in het eerste lid.

Art. 10.Na afloop van de selectieprocedure wordt een groep geslaagden, die onderling niet gerangschikt zijn, gevormd. Deze is samengesteld uit degenen die het meest geschikt zijn voor de vacante functie overeenkomstig, naargelang de klasse waarvoor ze solliciteren, de voorwaarden van artikel 5, § 1, eerste lid en § 2. Als geen enkele kandidaat wordt weerhouden, kan een nieuwe selectie worden opgestart na het opstellen van een gemotiveerd proces-verbaal van afsluiting van de selectieprocedure.

Iedere kandidaat wordt schriftelijk door de algemeen directeur of zijn gemachtigde in kennis gesteld van de beslissing van de commissie voor wat hem betreft.

HOOFDSTUK III - De indienstneming

Art. 11.§ 1. De algemeen directeur van de instelling kan uit de in artikel 10 bedoelde groep geslaagden een of meer geslaagden in dienst nemen. § 2. Ze worden in dienst genomen als contractueel personeelsleden in de activiteitengroep en de klasse als bedoeld in het functieprofiel.

Art. 12.§ 1. Een functiefiche wordt opgesteld op het ogenblik van de indiensttreding van het contractueel personeelslid overeenkomstig artikel 35 van het statuut. § 2. De functiefiche wordt opgesteld overeenkomstig het model dat is vastgelegd door de Minister.

HOOFDSTUK IV - Evaluatieregeling en modaliteiten bettreffende de uitoefening van de functie

Art. 13.§ 1. Het contractueel personeelslid wordt onderworpen aan een eerste evaluatie vanaf het eerste jaar van ononderbroken dienst in eenzelfde instelling. § 2. De evaluatie wordt verricht overeenkomstig de bepalingen in artikelen 33, 34, tweede lid, 1°, 2° en 6°, 34, derde en vierde leden, 35, § 1 en § 2, 36, § 1 tot en met 3 en 37 van het statuut.

In de artikelen 33 en 35, § 2 van het statuut, vermeld in het eerste lid, moet de termijn van twee jaar als een termijn van een jaar worden gelezen.

Voor de toepassing van dit artikel worden de door het statuut aan de jury toegekende bevoegdheden uitgeoefend door de commissie, zoals samengesteld uit de leden vernoemd in artikel 7, § 1, 1° en 2°. § 3. Het contractueel personeelslid dat definitief de vermelding "onvoldoende" krijgt wordt ontslagen wegens beroepsonbekwaamheid en dat overeenkomstig de ter zake van toepassing zijnde bepalingen opgenomen in de wet van 13 maart 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2024 pub. 20/03/2024 numac 2024002270 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet tot motivering van ontslag en kennelijk onredelijk ontslag van contractuele werknemers in de overheidssector sluiten tot motivering van ontslag en kennelijk onredelijk ontslag van contractuele werknemers in de overheidssector.

HOOFDSTUK V - Diverse bepalingen

Art. 14.Onverminderd de bepalingen van dit besluit, zijn de bepalingen van het hoofdstuk Vbis van het statuut van toepassing op het contractueel personeel.

HOOFDSTUK VI - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 15.De op de datum van inwerkingtreding van dit besluit in dienst zijnde contractuele personeelsleden worden verondersteld te hebben voldaan aan de selectie als bedoeld in hoofdstuk II. Ze worden door de algemeen directeur van de instelling ingedeeld in een van de twee activiteitengroepen van de loopbaan van het statutair personeel.

Art. 16.In afwijking van artikel 13 wordt de eerste evaluatie van de betrokken contractuele personeelsleden uitgevoerd tijdens het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, en uiterlijk de laatste dag van de maand die overeenstemt met die van hun indienstneming.

Art. 17.De lopende selectieprocedures op de datum van de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet. De geselecteerde personen worden in dienst genomen in een klasse en ingedeeld in een met het functieprofiel overeen-stemmende activiteitengroep overeenkomstig de voorwaarden als bedoeld in artikel 15, tweede lid.

Art. 18.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2024.

Art. 19.De minister bevoegd voor Wetenschapsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 mei 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Werk, P.-Y. DERMAGNE De Staatssecretaris belast met Wetenschapsbeleid, T. DERMINE


^