gepubliceerd op 15 juni 1999
Koninklijk besluit waarbij aan de Vrije Universiteit Brussel mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek « Tussen burger en overheid »
8 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit waarbij aan de Vrije Universiteit Brussel mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek « Tussen burger en overheid »
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister aan de Vrije Universiteit Brussel te verlenen in het kader van een onderzoek « Tussen burger en overheid ».
De rechtsgrond van het ontwerp van besluit wordt gevormd door artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Het Centrum voor Sociologie van de Vrije Universiteit Brussel belast zich met dat onderzoek, welk gebeurt in opdracht van de federale overheid in het kader van het programma genaamd « Toekomstgericht Sociaal-Economisch Onderzoek ».
Het thema van het onderzoek is de plaats van de burger op het maatschappelijk middenveld en zijn aandeel in de besluitvorming.
Doelstelling van het onderzoek is het verbeteren van het inzicht in de werking van het middenveld. Dit inzicht moet leiden tot initiatieven om de kloof tussen overheid en burger te verkleinen.
De werkwijze die bij het onderzoek gebruikt zal worden kan omschreven worden als volgt : aan ongeveer 1 700 respondenten uit het Vlaamse landsgedeelte zal een vragenlijst voorgelegd worden, teneinde gegevens te verzamelen met betrekking tot hun participatie aan het middenveld en hun daaraan gekoppelde attitudes inzake burgerschap en politieke cultuur. Hiervoor dient op basis van het Rijksregister van de natuurlijke personen een steekproef getrokken te worden van de volwassen bevolking van het Vlaamse Gewest.
De survey die op basis van deze steekproef zal worden uitgevoerd, moet toelaten uitspraken te doen over enerzijds de betrokkenheid van de bevolking bij het politiek en maatschappelijk functioneren, en anderzijds de rol die het maatschappelijk middenveld speelt of kan spelen bij het bevorderen van sociale cohesie. Ten dele gaat het dus om een traditioneel politiek participatie-onderzoek, en ten dele om een onderzoek naar de vraag in hoeverre het verenigingsleven bijdraagt tot het instandhouden dan wel bevorderen van een democratische politieke cultuur. Het is enkel en alleen op basis van een representatief staal van de bevolking dat hierover gefundeerde uitspraken kunnen gedaan worden, en daarvoor is het noodzakelijk voor dit doel een beroep te kunnen doen op de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen. Elke andere bron die gebruikt zou worden voor het trekken van de steekproef (bijvoorbeeld ledenlijsten van verenigingen), houdt inderdaad een gevaar van vervorming van de resultaten in.
Dit onderzoek is ongetwijfeld van wetenschappelijk belang : in vergelijking met sommige andere landen (bijvoorbeeld Nederland, Duitsland en Denemarken) is het onderzoek in ons land over deze materie nog niet sterk ontwikkeld. Het onderzoek zal dus niet alleen nuttig zijn om het politiek processus beter te leren kennen, maar zal ook een bijdrage leveren tot de ontwikkeling van de sociale wetenschappen in België.
Concreet zal als volgt tewerkgegaan worden : uit het Rijksregister zullen drie steekproeven getrokken worden van telkens 1700 personen, d.w.z. in totaal 5100 personen. De eerste groep van 1700 personen zal worden gebruikt voor het oorspronkelijke veldwerk : bij gebrek aan antwoord van de eerste groep, zal ter vervanging beroep gedaan worden op de twee andere.
Om de steekproef op een wetenschappelijk verantwoorde wijze te kunnen samenstellen vraagt het Centrum voor Sociologie van de V.U.B. de mededeling van de informatiegegevens opgesomd in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 5° van de organieke wet van 8 augustus 1983 op het Rijksregister.
De mededeling van die informatiegegevens is verantwoord omwille van de volgende redenen : - de kennis van het informatiegegeven vermeld onder 1° (naam en voornamen) en 5° (hoofdverblijfplaats) is uiteraard noodzakelijk opdat de personen die deel uitmaken van de steekproef ondervraagd zouden kunnen worden; - de kennis van het informatiegegeven vermeld onder 2° (geboortedatum) en 3° (geslacht) is noodzakelijk om de steekproef te kunnen samenstellen uit een representatief staal van de bevolking; - de kennis van het informatiegegeven vermeld onder 4° (nationaliteit) is eveneens noodzakelijk aangezien alleen personen van Belgische nationaliteit ondervraagd zullen worden.
Overeenkomstig artikel 6, eerste lid, 3° van het koninklijk besluit van 3 april 1995 "tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn", preciseert artikel 4 van het ontworpen besluit, dat wat het bewaren van de informatiegegevens uit het Rijksregister betreft, deze moeten uitgewist of vernietigd worden binnen twee maanden volgend op de beëindiging van het onderzoek en uiterlijk op 31 december 1998. Op die laatste datum eindigt namelijk het veldwerk en begint de analyse van de survey.
De Regering heeft nagegaan of de nodige voorzorgen genomen werden om de bescherming van het privé-leven van de personen waarop de informatiegegevens die verkregen werden door mededeling uit het Rijksregister betrekking hebben te waarborgen : 1° het blijkt dat de aanvraag om mededeling van informatiegegevens op alle punten voldoet aan de voorwaarden gesteld door het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995 : - de Vrije Universiteit Brussel beschikt over rechtspersoonlijkheid; - het Centrum voor Sociologie heeft het private onderzoeksbureau DIMARSO N.V. aangesteld in de hoedanigheid van onderaannemer. De onderaanneming bestaat erin dat aan de N.V. DIMARSO het onderzoekswerk op het terrein wordt toevertrouwd. Deze samenwerking wordt verantwoord door het feit dat DIMARSO N.V. beschikt over een netwerk van opgeleide en ervaren interviewers en reeds meermaals het veldwerk voor de vorige enquêtes heeft uitgevoerd. Konkreet wordt deze samenwerking als volgt georganiseerd : het Centrum voor Sociologie deelt de via het Rijksregister verkregen informatie mede aan DIMARSO N.V., dat de interviews uitvoert volgens de voorwaarden opgelegd door het Centrum voor Sociologie, en onder zijn controle. De informatiegegevens mogen slechts door DIMARSO N.V. bewaard worden gedurende de tijd die nodig is voor het veldwerk, en dienen ten laatste uitgewist te worden op 31 december 1998.
Gegeven dat de onderaanneming slechts betrekking heeft op bijkomende aspecten van het onderzoek en rekening gehouden met het feit dat alles verloopt onder de verantwoordelijkheid van het Centrum voor Sociologie, kan gesteld worden dat de onderaanneming gebeurt in overeenstemming met de door het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995 ter zake bepaalde regels. Bovendien gebeurt de uitbesteding met toestemming van de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Culturele en Technische Aangelegenheden.
Er is bijgevolg geen bezwaar tegen de erkenning als onderaannemer van DIMARSO N.V.; - het Centrum voor Sociologie en zijn onderaannemer beschikken over het nodige personeel en de nodige technische middelen; - de medewerkers van dit Centrum voor Sociologie en van zijn onderaannemer hebben een verklaring ondertekend waarbij ze zich ertoe verbinden de vertrouwelijkheid van de door het Rijksregister medegedeelde gegevens te eerbiedigen; - het betrokken onderzoekscentrum heeft de verbintenis aangegaan zich te onderwerpen aan de controle die zowel door de Minister van Binnenlandse Zaken als door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zal worden georganiseerd; - twee aparte bestanden zullen worden gehouden, te weten één met de informatiegegevens verkregen uit het Rijksregister en een ander met de specifieke onderzoeksgegevens. Deze bestanden zullen strikt gescheiden worden. Alleen de wetenschappelijke medewerkers van het Centrum voor Sociologie die de bovenvermelde verklaring ondertekend hebben, zullen beschikken over de sleutel om ze met elkaar in verband te brengen. Na de uitvoering van het veldwerk zal deze sleutel vernietigd worden, zodat het onmogelijk zal zijn de identiteit van de ondervraagde personen te achterhalen; - de onderzoekseenheid verplicht er zich toe om de resultaten van het onderzoek slechts te publiceren of te verstrekken aan derden in de vorm van anonieme en niet-identificeerbare informatie. 2° de aanhef van het ontworpen besluit verwijst uitdrukkelijk naar de volgende wettelijke en reglementaire bepalingen : - de artikelen 4, 5 en 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; - het koninklijk besluit nr. 14 van 22 mei 1996 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 2, a); - de Aanbeveling nr. R(83)10 van 23 september 1983 van de Raad van Europa betreffende de bescherming van persoonsgegevens gebruikt voor statistisch of wetenschappelijk onderzoek, inzonderheid punt 3.1 en 3.2 van haar bijlage.
Die opsomming wordt zo verantwoord : - artikel 4 van de voormelde wet van 8 december 1992 en punt 3.1 van de voormelde Aanbeveling nr. R(83)10 van de Raad van Europa leggen de verplichting op de personen die ondervraagd zullen worden te informeren over de initiatiefnemers van het onderzoek, en eveneens over de aard ervan, de nagestreefde doeleinden, en de modaliteiten volgens de welke de verzamelde informatiegegevens zullen behandeld worden; - artikel 5 van de voormelde wet van 8 december 1992 bepaalt dat persoonsgegevens slechts mogen verwerkt worden voor duidelijk omschreven en wettige doeleinden en dat die gegevens uitgaande van die doeleinden, toereikend, ter zake dienend, en niet overmatig mogen zijn; - artikel 6 van de voormelde wet bepaalt dat de verwerking van persoonsgegevens, ondermeer met betrekking tot de overtuiging of activiteit op politiek gebied, slechts voor door of krachtens de wet vastgestelde doeleinden is toegestaan.
Artikel 148 van de wet van 21 december 1994 « houdende sociale en diverse bepalingen » luidt dat de woorden « vastgestelde doeleinden ingevolge de wet » zoals vermeld in artikel 6, eerste lid, van de voormelde wet van 8 december 1992, moeten geïnterpreteerd worden als de machtiging, die aan de Koning wordt gegeven om de doeleinden en de omstandigheden vast te stellen binnen welke de persoonsgegevens mogen worden verwerkt, overeenkomstig de andere bepalingen van de wet van 8 december 1992 (1).
Dit werd verwezenlijkt door het koninklijk besluit nr. 14 van 22 mei 1996 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens (2).
Aangezien het hier een onderzoek betreft naar de betrokkenheid van de bevolking bij het politieke leven, zullen ongetwijfeld vragen aan de ondervraagde personen gesteld worden naar de overtuiging en activiteit op politiek gebied.
Artikel 2 van het ontworpen besluit voldoet aan het voorschrift van enerzijds artikel 2, a), van het koninklijk besluit nr. 14 volgens hetwelk de verwerking van persoonsgegevens slechts mogelijk is met de toestemming van de betrokken persoon, en dat deze toestemming op ieder ogenblik kan worden ingetrokken, en anderzijds, van punt 3.2 van de bijlage bij de Aanbeveling R (83)10 van de Raad van Europa van 23 september 1983 volgens hetwelk de personen die uitgenodigd worden om mee te werken aan het onderzoek erover geïnformeerd moeten worden dat ze vrij zijn om hun medewerking te verlenen of te weigeren en dat ze het recht hebben deze te onderbreken op elk ogenblik zonder de redenen te wettigen.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bracht haar advies uit op 11 september 1997. Dit advies is gunstig, zij het met enkele opmerkingen. Er werd rekening gehouden met deze opmerkingen met uitzondering van : 1) De Commissie stelt dat het Rijksregister zelf de brieven aan de personen die deel uitmaken van de steekproef moet verzenden.Deze suggestie werd niet gevolgd, omdat : a) Artikel 5, tweede lid, a) van de voormelde wet van 8 augustus 1983 geeft de universiteit een recht op mededeling van die informatiegegevens uit het Rijksregister die nodig zijn voor hun wetenschappelijk onderzoek.Het gaat hier dus niet om toegang tot het Rijksregister : de steekproef zal wel degelijk getrokken worden door de diensten van het Rijksregister, en enkel de informatie betreffende de personen die deel uitmaken van deze steekproef zal aan de universiteit worden medegedeeld. b) Ook om praktische redenen is het wenselijk dat de universiteit zelf de informatiegegevens met betrekking tot de geselecteerde personen kent : de eigenlijke enquête zal immers gebeuren door enquêteurs, die bij de geselecteerde personen aan huis gaan, hen aldaar de vragenlijst voorleggen, en de antwoorden noteren.Daarvoor moet de universiteit uiteraard de namen en adressen van de ondervraagden kennen, om ze op haar beurt aan haar onderaannemer de N.V. DIMARSO mede te delen. 2) De Commissie is bovendien verontrust omdat het ontwerp van besluit niet rept over de personen die toegang hebben tot het Rijksregister. Zoals hierboven reeds uiteengezet is er geen sprake van toegang te verlenen tot de informatiegegevens van het Rijksregister, en worden de gegevens met betrekking tot de geselecteerde personen enkel aan de universiteiten medegedeeld.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad van 23 december 1994.(2) Belgisch Staatsblad van 30 mei 1996. ADVIES NR 25/97 VAN 11 SEPTEMBER 1997 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Betrteft. - Ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de Vrije Universiteit Brussel mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek « Tussen burger en overheid » De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid het artikel 29;
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, tweede lid, b), gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 8 december 1992;
Gelet op de adviesaanvraag vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 4 juli 1997;
Gelet op het verslag van de Voorzitter;
Brengt op 11 september 1997 het volgend advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag Het aan de Commissie voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit betreft een aanvraag van het Centrum voor Sociologie van de Vrije Universiteit Brussel om, in het kader van een onderzoek « Tussen burger en overheid », verricht in opdracht van de federale overheid in het kader van het programma "Toekomstgericht Sociaal-Economisch Onderzoek" de mededeling te ontvangen van bepaalde gegevens van het Rijksregister teneinde een steekproef te trekken van de volwassen bevolking van het Vlaams Gewest op basis waarvan een survey zal uitgevoerd worden. Aan ongeveer 1 700 respondenten uit het Vlaams landsgedeelte zal een vragenlijst voorgelegd worden teneinde gegevens te verzamelen met betrekking tot hun participatie aan het middenveld en hun daaraan gekoppelde attitudes inzake burgerschap en politieke cultuur wat moet toelaten uitspraken te doen over enerzijds de betrokkenheid van de bevolking bij de politiek en maatschappelijk functioneren, en anderzijds de rol die het maatschappelijk middenveld speelt of kan spelen bij het bevorderen van sociale cohesie.
Concreet zal als volgt te werk gegaan worden : er zullen drie steekproeven getrokken worden van telkens 1 700 personen, d.w.z. in het totaal 5 100 personen. De eerste groep van 1 700 personen zal worden gebruikt voor het oorspronkelijke veldwerk : bij gebrek aan antwoord van de eerste groep zal ter vervanging beroep gedaan worden op de twee andere.
Het ontwerp van koninklijk besluit dat aan de Commissie voor advies wordt voorgelegd werd opgesteld bij toepassing van het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register zijn oppenomen. Dit laatste besluit heeft specifiek betrekking op de uitvoering van wetenschappelijke navorsings- en onderzoekswerkzaamheden.
II. Wettelijk en reglementair kader.
A) Wet van 8 augustus 1983 Bij toepassing van art. 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen kan de Koning, na advies van de Commissie, bij in Ministerraad overlegd besluit aan instellingen van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervullen en die Hij nominatief aanwijst, de mededeling verlenen van de nodige informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, uitsluitend voor de uitvoering van wetenschappelijke, navorsings- en onderzoekswerkzaamheden, binnen de perken van de informatiegegevens die hen ter beschikking moeten worden gesteld uitsluitend voor de uitvoering van die werkzaamheden; de instellingen mogen slechts over de bedoelde informatiegegevens beschikken gedurende de tijd nodig voor de uitvoering van die werken en enkel tot dat doel; de Koning bepaalt de andere voorwaarden waaraan deze instellingen moeten voldoen om mededeling van deze informatiegegevens te bekomen.
De VUB is een instelling van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervult.
B) Koninklijk besluit van 3 april 1995.
In uitvoering van deze laatste bepaling werd het koninklijk besluit van 3 april 1995 uitgevaardigd. Het stelt de volgende voorwaarden vast : a) Wat de aanvragende instelling betreft (artikel 1) : 1.rechtspersoonlijkheid bezitten; 2. passend uitgerust zijn wat betreft personeel en infrastructuur voor wetenschappelijk onderzoek;3. het betrokken personeel schriftelijk verbinden het vertrouwelijk karakter van de gegevens uit het Rijksregister te eerbiedigen;4. zeer restrictief van onderaanneming gebruik maken;5. zich onderwerpen aan controle;6. de nominatieve gegevens uit het Rijksregister afzonderlijk opslaan en met naam de personen aanwijzen die toegang tot deze gegevens hebben;7. in de rapportering aan derden enkel anonieme gegevens verstrekken.b) Wat het onderzoek betreft (art.2) : 8. erkend worden door de Minister van Wetenschapsbeleid als van wetenschappelijk belang (art.2). 9. beperkt zijn tot de informatiegegevens van het Rijksregister die nodig zijn (art.3).
De aanvraag moet gericht worden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en vergezeld zijn van alle stukken waaruit blijkt dat aan de voorgaande voorwaarden is voldaan. Daarenboven moet de aanvraag vergezeld zijn van de statuten van de instelling.
Het koninklijk besluit dat de machtiging verleent moet vermelden : 1. de nummers van de gegevens uit het Rijksregister die medegedeeld mogen worden;2. het doel van de mededeling;3. de toegestane termijn van bewaring;4. de voorwaarden van onderaanneming en de identiteit van de bewerkers;5. de datum waarop de Commissie haar advies heeft uitgebracht. De Commissie stelt vast, op grond van het dossier dat haar overgemaakt werd, dat de aanvragende instelling aan de voormelde vereisten voldoet.
Het ontwerp voldoet zijnerzijds aan de eveneens voormelde vereisten.
C) Koninklijk besluit (nr. 14) van 22 mei 1996 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Aangezien het onderzoek de betrokkenheid van de bevolking betreft, zullen zeker vragen gesteld worden naar de overtuiging en activiteit op politiek gebied. Bijgevolg dienen de bepalingen van koninklijk besluit (nr. 14) nageleefd te worden, aldus het Verslag aan de Koning.
III. Artikelsgewijze bespreking.
Artikel 1 1) De doelstelling van de mededeling is krachtens artikel 1 in fine van het ontwerp "enkel voor het samenstellen van een representatieve steekproef, bestaande uit 5 100 personen, tussen 18 en 75 jaar oud". De Commissie is van oordeel dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gebaat zou zijn bij een nauwkeurigere omschrijving van de doelstelling overeenkomstig artikel 5 van de wet van 8 december 1992 (hierna WVP).
Wat het trekken van de steekproef betreft is de Commissie van oordeel dat de onderzoekseenheid daarvoor niet zelf mag instaan. De diensten van het Rijksregister kunnen hiervoor instaan met gebruikmaking van de selectiecriteria die door de onderzoekseenheid aangereikt worden.
Immers, de mededeling van de informatiegegevens van het Rijksregister met het oog op het trekken van een steekproef laat de onderzoekseenheid in werkelijkheid toe de mededeling te bekomen van de gegevens betreffende alle in het Rijksregister opgenomen natuurlijke personen, hetgeen niet gerechtvaardigd is. Het privé-leven van de individuen wordt inderdaad beter beschermd wanneer de onderzoekseenheid aan het Rijksregister vraagt de steekproef te trekken op basis van door haar aangereikte criteria.
Het Rijksregister zou zelf een brief aan de weerhouden personen sturen. In die brief die door de onderzoekseenheid opgesteld dient te worden, zullen de weerhouden personen ingelicht worden over de doelstellingen van het onderzoek alsmede over hun recht om niet mee te werken aan de enquête zoals artikel 2 van het ontwerp terecht voorziet.
Deze methode wordt reeds toegepast door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid tot voldoening van de onderzoekers. 2) De machtiging wordt verleend aan de Vrije Universiteit Brussel vermits deze, in tegenstelling tot haar Centrum voor Sociologie, de rechtspersoonlijkheid bezit, zoals vereist door artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 3 april 1995.3) De mededeling betreft de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 5° van de wet van 8 augustus 1983. Het gaat om naam en voornamen, geboortedatum, geslacht, nationaliteit en hoofdverblijfplaats.
In het verslag aan de Koning wordt de mededeling gemotiveerd van deze informatiegegevens door de noodzaak de personen die deel uitmaken van de steekproef te kunnen ondervragen, de steekproef te kunnen samenstellen uit een representatief staal van de bevolking en bepaalde personen die niet in aanmerking komen voor de steekproef, met name personen die niet de Belgische nationaliteit hebben, uit te sluiten.
De Commissie is van oordeel dat deze mededeling beantwoordt aan de voorschriften van artikel 5 van de wet van 8 december 1992, met name wat betreft de proportionaliteits- en de noodzakelijkheidsvoorwaarde die erin vervat zijn.
Artikel 2.
Blijkens het verslag aan de Koning voldoet deze bepaling aan artikel 2, a) van het koninklijk besluit (nr. 14.). Dit artikel bepaalt dat onverminderd het bepaalde in artikel 5 van de wet en het bepaalde in de artikelen 3 tot 6 van dit besluit de gegevens bedoeld in het artikel 6 van de wet kunnen worden verwerkt in volgende gevallen : (...) a) wanneer de betrokkene uitdrukkelijk heeft toegestemd in een dergelijke verwerking met dien verstande dat deze toestemming ten alle tijde dat door de betrokkene kan worden ingetrokken en onder de voorwaarde dat de persoonsgegevens voor geen enkel andere doelstelling worden verwerkt dan deze waarvoor de toestemming gegeven wordt ». Het verslag aan de Koning bij dit koninklijk besluit preciseert in dat verband dat « uit de definitie van het begrip "toestemming" volgt dat deze laatste bovendien op een vrije manier moet gegeven zijn, dat zij specifiek moet zijn en dus niet in het algemeen kan gegeven worden en dat zij ondubbelzinnig moet zijn ».
De Commissie kan uiteraard slechts instemmen met het opnemen van deze belangrijke waarborg voor de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de ondervraagden.
Het verzenden van het schrijven waarbij de personen die deel zullen uitmaken van de steekproef op de hoogte worden gebracht van de aard van het onderzoek en niet verplichtend karakter van de medewerking eraan zou, zoals hierboven gesuggereerd, verzorgd moeten worden door de diensten van het Rijksregister.
De Commissie wenst overigens het ontwerp van bovenvermeld schrijven alsmede de vragenlijst te ontvangen alvorens de mededeling van de informatiegegevens plaatsvindt. De verplichting om de Commissie deze stukken mede te delen zou bovendien in het koninklijk besluit voorzien moeten worden.
Artikel 3. - De mededeling gebeurt aan de rector van de Universiteit Brussel (eerste lid) vermits, zoals hoger gesteld, het Centrum voor Sociologie niet de rechtspersoonlijkheid heeft. - De rector duidt onder de leden van het personeel van het Centrum voor Sociologie aan wie van de informatiegegevens gebruik mag maken.
Van deze personen wordt een lijst opgemaakt die onmiddellijk aan de Commissie bezorgd wordt (tweede lid).
De Commissie heeft haar bedenkingen bij de ontworpen tekst die niet rept over de personen die toegang tot de informatiegegevens hebben.
Wellicht gaat men in het ontwerp impliciet uit van de stelling dat gebruik maar mogelijk is mits men toegang heeft zodat het regelen van het gebruik bijgevolg tegelijkertijd de toegang regelt. Deze redenering kan uiteraard niet gevolgd worden. De Commissie wil waarborgen dat enkel gekwalificeerde personen die alle waarborgen bieden toegang tot de gegevens hebben. De ontworpen tekst biedt die garantie niet. Zij zou dan ook gebaat zijn met een explicitering, hetzij in de tekst zelf, hetzij in het Verslag aan de Koning.
Artikel 4.
De informatiegegevens moeten binnen de twee maand volgend op de beëindiging van het onderzoek en uiterlijk op 31 december 1998 gewist of vernietigd worden (eerste lid).
Deze bepaling wil voldoen aan het voorschrift van artikel 6, eerste lid, 3) van het koninklijk besiuit van 3 april 1995 : « In het besluit waarin de instelling bij name aangewezen wordt die gemachtigd is om van het Rijksregister informatie medegedeeld te krijgen voor de uitvoering van wetenschappelijke navorsings- en onderzoeksactiviteiten, wordt het volgende vermeld : (...) 3° de termijn waarna (de informatiegegevens) onmiddellijk dienen te worden uitgewist of vernietigd ».
Krachtens artikel 4, tweede en derde lid, mogen de informatiegegevens niet meegedeeld worden aan derden waarbij de betrokkenen en hun wettelijke vertegenwoordigers niet als derden worden beschouwd.
De Commissie heeft in verband met deze bepalingen geen opmerkingen te formuleren.
IV. Enquete.
Uit de adviesaanvraag noch uit de bijgevoegde stukken blijkt door wie de enquête bij de ingevolge de steekproef weerhouden personen, die bovendien daartoe hun toestemming gegeven hebben, afgenomen zal worden. A fortiori wordt er op dat vlak geen enkele waarborg geboden, daar waar de interviewers toch kennis zullen krijgen van gevoelige persoonsgegevens.
De Commissie wenst dat de personen die de interviews zullen afnemen, in de veronderstelling dat zulks niet gebeurt door de onderzoekers zelf, de verplichting opgelegd wordt een document te ondertekenen, zoals de onderzoekers dat doen, waarbij zij zich ertoe verbinden het beroepsgeheim alsmede de vertrouwelijkheid der gegevens die zij ontvangen of ingezameld hebben te bewaren, overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit (nr. 14) van 22 mei 1996 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Om deze redenen Verleent de Commissie een gunstig advies, onder voorbehoud van de gemaakte bemerkingen De voorzitter, (get.) P. Thomas.
De secretaris, (get.) J. Paul.
8 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit waarbij aan de Vrije Universiteit Brussel mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek "Tussen burger en overheid" ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, b), gewijzigd bij de wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991 en 8 december 1992;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn;
Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op de artikelen 4, 5 en 6;
Gelet op de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 148;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 14 van 22 mei 1996 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 2, a);
Gelet op de Aanbeveling nr. R(83)10 van 23 september 1983 van de Raad van Europa betreffende de bescherming van persoonsgegevens gebruikt voor statistisch of wetenschappelijk onderzoek;
Gelet op de beslissing van 12 maart 1997 waarbij Onze Minister van Wetenschapsbeleid het wetenschappelijk belang van de door de Vrije Universiteit Brussel geplande onderzoeksactiviteit, waarvoor mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister gevraagd wordt, erkent;
Overwegende dat uit het omstandig dossier dat aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken bezorgd werd door de Vrije Universiteit Brussel blijkt dat de geplande onderzoeksactiviteit op alle gebied voldoet aan de voorwaarden vastgesteld door de artikelen 1, 3 en 5 van het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995;
Gelet op het Advies nr. 25/97 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 11 september 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het om de geplande onderzoeksactiviteit tot een goed einde te kunnen brengen van belang is dat de Vrije Universiteit Brussel zo snel mogelijk mededeling krijgt van de informatiegegevens uit het Rijksregister die nodig zijn voor het onderzoek, aangezien de bevraging van de personen die de steekproef vormen moet geschieden in de lente van 1998;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Wetenschapsbeleid, en van Onze Minister van Justitie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Aan de Vrije Universiteit Brussel wordt machtiging verleend om mededeling te ontvangen van de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 5° van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, met betrekking tot 5 100 personen, die de steekproef vormen die zal ondervraagd worden over hun participatie aan het middenveld en de daaraan gekoppelde attitudes inzake burgerschap en politieke cultuur, en dit in het kader van het onderzoek « Tussen burger en overheid ».
Art. 2.De personen die deel uitmaken van de steekproef, bedoeld in artikel 1, zullen vóór de aanvang van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gebracht worden van de precieze aard daarvan, van de juiste benaming van de onderzoeksinstelling waarvoor de onderzoeks-activiteit wordt verricht, van de doelstellingen die het nastreeft en van de modaliteiten volgens welke de ingewonnen informatiegegevens zullen worden verwerkt.
Zij zullen ervan worden in kennis gesteld dat zij niet verplicht zijn mede te werken aan het onderzoek, en dat zij hun medewerking op ieder moment kunnen stopzetten, zonder hiervoor een wettiging te moeten geven.
Zij zullen bovendien ingelicht worden over de termijn van bewaring van de gegevens, waarin wordt voorzien in artikel 4, eerste lid, en over het feit dat de hen betreffende gegevens anoniem gemaakt zullen worden.
Een exemplaar van de brief bedoeld in het eerste lid, alsmede van de vragenlijst die aan de personen die uitgenodigd worden aan het onderzoek mee te werken zal voorgelegd worden, zal vooraf aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gezonden worden.
Art. 3.De mededeling van de in artikel 1 bedoelde informatiegegevens uit het Rijksregister geschiedt aan de rector van de Vrije Universiteit Brussel.
De persoon bedoeld in het eerste lid duidt onder de leden van het personeel van het Centrum voor Sociologie van de Vrije Universiteit Brussel bij name en schriftelijk aan wie gebruik mag maken van de informatiegegevens in het kader van de geplande onderzoeksactiviteit, en dit enkel voor de doeleinden vermeld in artikel 1.
De lijst van de leden van het personeel van het Centrum voor Sociologie van de VUB, bedoeld in het voorgaande lid, met aanduiding van hun functie, wordt opgesteld in de maand die volgt op de inwerkingtreding van het onderhavig besluit. Hij wordt dadelijk aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gezonden.
Art. 4.De met toepassing van artikel 1 uit het Rijksregister verstrekte informatiegegevens moeten worden gewist of vernietigd binnen twee maanden volgend op de beëindiging van het onderzoek en uiterlijk op 31 december 1998.
Zij mogen niet medegedeeld worden aan derden.
Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het voorgaande lid : 1° de natuurlijke personen waarop deze informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers; 2° de personeelsleden van het onderzoekscentrum DIMARSO N.V., dat optreedt in de hoedanigheid van onderaannemer in opdracht van het Centrum voor Sociologie van de Vrije Universiteit Brussel, en in die hoedanigheid door Ons erkend wordt.
De mededeling van informatiegegevens door de Vrije Universiteit Brussel aan DIMARSO N.V. beperkt zich evenwel tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 5°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983. Ze mag enkel betrekking hebben op die personen waarvan effectief een interview zal worden afgenomen.
Deze informatiegegevens mogen door DIMARSO N.V. slechts bewaard worden gedurende de tijd die nodig is voor het veldwerk. Ze dienen in elk geval uitgewist te worden op 31 december 1998.
Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Wetenschapsbeleid en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 februari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF De Minister van Justitie, T. VAN PARYS